Kansenongelijkheid vormt nog steeds een probleem in de Nederlandse samenleving. Uit een artikel van BNN-VARA blijkt dat kinderen geboren in een rijk gezin gemiddeld 5 jaar langer naar school gaan als kinderen uit een arm gezin. Egbert Jongen is specialist en onderzoeker op dit gebied en vertelt over de kansenongelijkheid en hoe dit jonge studenten beïnvloed, uitschieters en vooroordelen die mensen vaak hebben.
‘Ik heb zelf onderzoek gedaan naar de kansenongelijkheid. De mate waarin je inkomen eigenlijk bepaald wordt door het inkomen van je ouders. En dan zie je eigenlijk dat er, met name voor de studie zou ik zeggen, dat daar al belangrijke verschillen optreden. Dus je ziet dat kinderen met een achtergrond buiten Europa, een veel kleinere kans hebben om naar het hoger onderwijs te gaan dan kinderen van ouders geboren in Nederland,’ aldus Jongen.
Kinderen een migrantverleden groeien op tussen twee culturen (thuis en school) én vaak in gezinnen met sociale en economische nadelen, wat hun ontwikkeling belemmert. Onderwijsresultaten blijven achter, wat leidt tot minder toegang tot arbeidsmarkt en economische ongelijkheid. Dergelijk onderzoek is nodig om effectief in te grijpen tegen deze achterstanden, volgens het artikel van Koot, H., Ftitache, B., & Van Lier, P. (2022). Kinderen van migranten staan met 10-0 achter: Kansenongelijkheid in het onderwijs.
Dat er verschillen zijn in onderwijsdeelname tussen die groepen, dat is evident. ‘En wat ik daar ook wel interessant aan vind, is dat er binnen groepen weer grote verschillen zijn. Dus wij hebben toen gekeken naar de belangrijkste migratiegroepen in Nederland. Als je kijkt naar Suriname en Antillen, daar zie je duidelijk dat zij een kleinere kans hebben om een hoger onderwijs te volgen. En ook bij groepen uit Marokko en Turkije. Daar zie je het eigenlijk nog meer. Dus daar zie je ook dat er grote verschillen zijn in het aantal kinderen wat dan een opleiding volgt.’ Concludeert Jongen.
Wat opvalt is met name bij kinderen van Chinese ouders. Die doen het echt heel goed. Daar zie je ook twee dingen. Ten eerste, op ieder inkomensniveau van de ouders is de kans dat een kind met Chinese ouders naar het hoger onderwijs gaat, hoger dan alle andere groepen, inclusief kinderen met Nederlandse ouders. En wat ook opvalt is dat het verschil juist groot is bij de lage inkomens van de ouders. ‘Dus als je kijkt naar hoe de inkomens van de ouders eruitzien, dan zie je dat de Chinese ouders helemaal aan de onderkant van de inkomensvereniging zitten. En zij doen het juist goed.’ Voor het lager onderwijs is het vaak moeilijker om een stage te bemachtigen dan voor het hoger onderwijs. ‘En dan weten we wel uit enquêtes, wat mensen ook wel gedaan hebben is dat ze van die geanonimiseerde cv’s hebben gestuurd. Of tenminste hetzelfde cv met een allochtone naam erop en met een Nederlandse naam erop. En dan zie je gewoon dat studenten, en ook sollicitanten later, minder vaak worden uitgenodigd voor een stagegesprek. Die experimenten zijn toch, ik zou zeggen, heel overtuigend. Dus dat suggereert in ieder geval dat discriminatie een rol speelt. Dat mensen dan terecht of onterecht bepaalde verwachtingen van een bepaalde groep projecteren op één persoon.’ Aldus Jongen.
In de uitzending te gast was Jeroen Ostenk. Hier wordt ook op het onderwerp ingegaan en vertelt hij wat hij heeft gemerkt op het gebied van kansenongelijkheid in het lager beroepsonderwijs, met zijn expertise als onderzoeker.