Hoe Flevoland ontstond: van zee tot polder
Flevoland, de jongste provincie van Nederland, ligt op een plek die ooit volledig onder water stond. Tot halverwege de twintigste eeuw maakte dit gebied nog deel uit van de Zuiderzee, een grote binnenzee die eeuwenlang voor overstromingen en stormvloeden zorgde. Na de watersnood van 1916 werd de noodzaak voor een definitieve oplossing duidelijk.
Ingenieur Cornelis Lely presenteerde al in 1891 een ambitieus plan: de Zuiderzee moest worden afgesloten en drooggelegd. Zijn ideeën leidden tot de aanleg van de Afsluitdijk in 1932, een 32 kilometer lange dam tussen Noord-Holland en Friesland. Daarmee veranderde de zoute Zuiderzee in het zoete IJsselmeer. Dit was het startschot voor de grootschalige inpoldering.
De eerste grote drooglegging volgde in 1942 met de Noordoostpolder, waar onder andere Emmeloord en Urk liggen. Daarna kwamen Oostelijk Flevoland (1957) en Zuidelijk Flevoland (1968) aan de beurt. Het water werd weggepompt met behulp van gemalen, waarna het land klaargemaakt werd voor landbouw, bewoning en natuur. In 1986 werd Flevoland officieel uitgeroepen tot twaalfde provincie van Nederland.
Flevoland is uniek: het is het grootste kunstmatige eiland ter wereld en het enige stukje Nederland dat volledig door mensenhanden is gemaakt. Het biedt ruimte aan nieuwe steden zoals Almere en Lelystad, maar ook aan uitgestrekte natuurgebieden zoals de Oostvaardersplassen. Wat begon als een waterige vlakte is nu een volwaardige provincie met ruim 400.000 inwoners.
Flevoland is daarmee niet alleen een technisch wonder, maar ook een symbool van de Nederlandse strijd tegen het water en het vermogen om nieuwe kansen te creëren, zelfs op de bodem van een voormalige zee.
Hieronder volgt een explainer: