In 2023 gaf 1 op de 10 LHBTQIA-personen in Nederland aan slachtoffer te zijn geweest van geweld. Bij mensen buiten deze groep lag dat percentage op 6%. In Utrecht ligt het cijfer zelfs iets hoger: 11,2% van de LHBTQIA-gemeenschap werd daar getroffen, blijkt uit de Veiligheidsmonitor 2023. Vooral mensen die zich niet identificeren als man of vrouw – non-binaire personen – lopen een groot risico: bijna een kwart van hen werd slachtoffer. Ook bi-plus vrouwen (13%) en homoseksuele mannen (10%) worden vaker geconfronteerd met geweld. In Utrecht zijn deze cijfers vergelijkbaar, met een opvallende toename onder jongeren tussen de 18 en 30 jaar.
Geweld tegen LHBTQIA-personen komt in verschillende vormen voor. Bedreiging, seksuele intimidatie en mishandeling zijn de meest gemelde incidenten. In Utrecht werd bijna 1 op de 4 non-binaire personen slachtoffer van één of meerdere van deze vormen van geweld. Dit onderstreept dat mensen met een diverse gender- of seksuele identiteit zich minder veilig voelen in de samenleving. De cijfers laten zien dat het risico op geweld structureel hoger ligt voor deze groepen. Ook in het uitgaansleven, op school en op het werk worden LHBTQIA-personen vaker geconfronteerd met vijandigheid of uitsluiting, wat hun gevoel van veiligheid verder onder druk zet.
Achter deze cijfers schuilen persoonlijke verhalen die de impact van dit geweld voelbaar maken. Sophie van Dalen (29), een bi-plus vrouw uit Utrecht, vertelt: “Ik liep hand in hand met mijn vriendin toen iemand begon te schelden. Hij kwam dreigend op ons af. Ik voelde me zó onveilig. Sindsdien vermijd ik bepaalde plekken in de stad. Ik heb het gemeld, maar er gebeurde niets mee.” Ook Ravi El Amrani (22), een non-binaire student, deelt zijn ervaring: “Tijdens het uitgaan werd ik uitgelachen en daarna geslagen vanwege mijn uiterlijk. De klap was niet alleen lichamelijk, maar vooral mentaal. Het heeft lang geduurd voordat ik me weer veilig voelde.”
Naast het fysieke geweld zijn de emotionele gevolgen vaak ernstig. Van de LHBTQIA-personen die slachtoffer werden, gaf 26% aan daar psychische schade aan over te houden. In Utrecht ligt dat zelfs op 32%. Veel mensen doen geen melding van wat hen is overkomen, uit angst of omdat ze denken dat het toch niets oplevert. Daardoor zijn de werkelijke aantallen waarschijnlijk nog hoger. Dit maakt het des te belangrijker om aandacht te blijven vragen voor deze problematiek.
Een vergelijking met cisgender mannen – mensen die zich man voelen en dat ook bij geboorte zijn toegewezen – maakt het verschil in veiligheid extra duidelijk. Cisgender mannen worden minder vaak slachtoffer van geweld. Door hun cijfers naast die van LHBTQIA-personen te zetten, wordt zichtbaar hoe groot de kloof is. Zo blijkt bijvoorbeeld dat non-binaire mensen bijna vier keer zo vaak slachtoffer worden. Deze vergelijking maakt het probleem tastbaar en benadrukt de noodzaak van verandering. Het helpt beleidsmakers, hulpverleners en het publiek om te begrijpen dat geweld tegen LHBTQIA-personen geen individueel probleem is, maar een structurele ongelijkheid die aangepakt moet worden.
Aldus, In de vorm van journalistiek onderzoek zijn er nog veel kansen om hier dieper op in te gaan, maar het heeft wel een bepaalde tact nodig die de mogelijke slachtoffers hard nodig zullen hebben.