Lucas Mergler is een drieëntwintigjarige beeldend kunstenaar uit Delft, die de ruimte van een lichaam onderzoekt. In de kunstpraktijk gebruikt hij altijd zijn eigen lichaam als beginvorm en laat zo volume in zijn werk ontstaan. Hij werkt voornamelijk met beton, klei en gips. Tegenwoordig werkt hij ook steeds meer met hout. Lucas is in 2022 afgestudeerd aan de HKU. Door zijn voormalige school is Lucas samen met negen andere alumni uitgenodigd om een herdenkingsmonument voor voormalige verslaafde daklozen in Utrecht te maken.
‘Ze waren er al vanaf 2019 mee bezig om het van de grond te krijgen. De docenten van de HKU hebben de kunstenaars benaderd met het idee dat ze deze groep mensen goede schetsontwerpen zouden zien maken. Toen is er samen met de commissie van de gemeente, de belangenbehartigers en de stichtingen één van de schetsontwerpen gekozen. De HKU was niet betrokken bij het uitkiezen van het schetsontwerp. De school heeft meer een begeleidende rol gehad.
Ik heb m’n eigen atelier en werk in Delft, waar ik ook woon. Ik vond het toch wel heel leuk om een project in Utrecht te kunnen doen, waar ik gestudeerd heb. Ik maak werk dat gaat over het lichaam en lichamelijke vormen. Ik ben er op gericht om te laten zien wat een sculptuur is en wat het inhoudt. Een lichaam gebruiken vind ik een fijne manier om dit tot stand te laten komen, omdat dit altijd het eerste sculptuur is dat je tegenkomt in het leven. Dit ben je zelf. Klinkt misschien poetisch, maar ik zie dat wel echt zo. Als je een beeld maakt ben je altijd met volume bezig. Ik vraag mezelf in dit proces af hoe zo’n volume zich weerhoudt tot zijn omgeving en wat voor ruimte het inneemt. Op die manier kon ik het goed koppelen aan het werk voor de tunnel. Het ging namelijk over daklozen, exverslaafden die daar heel lang bivakkeerden. Zij woonden daar echt. Er werd veel drugs gebruikt. Die mensen moesten daar uiteindelijk weg. De vraag vanuit de gemeente was dan ook om ze te herdenken. Heel die tunnel is inmiddels schoongespoten; je ziet helemaal niks meer van dit stuk verleden van Utrecht. Ze wilden dus een plek creeeren waar mensen bij kunnen stilstaan. Mijn idee was heel erg om een plek te creëren die de plek van de daklozen op een bepaalde manier weer opeiste. Daardoor heb ik uiteindelijk gekozen om letterlijk een mensfiguur neer te leggen. Om te laten zien dat dit de ruimte is die zo’n dakloze écht heeft ingenomen in de tunnel destijds. Eentje en niet honderden, want er lagen er heel veel. Dit laat zien aan voorbijgangers dat dit echt is gebeurd. Het laat zien wat voor ruimte zo’n persoon letterlijk gezien op straat kan innemen, maar ook in de samenleving.
Ik ben zelf gelukkig nooit dakloos of verslaafd geweest. Ik vond het best moeilijk dat ik die hele tijd in Utrecht zelf niet heb meegemaakt. Het was ver voor mijn tijd. Door veel gesprekken te voeren met exverslaafden en daklozen, die werden geregeld door de gemeente en stichtingen, kreeg ik wel steeds meer het idee dat mijn taak niet is om er iets van te vinden, maar om als kunstenaar hier uiting aan te geven. In het begin had ik er echt wel moeite mee en dacht ik bij mezelf: Wie ben ik dan als jonge kunstenaar om iets te vinden of iets te zeggen over een tijd waarin ik nooit heb geleefd?
Ik hoop vooral dat mensen zich afvragen wat dat ding daar doet, als ze het zien liggen. Ik kan niet verwachten dat ze er een beter mens van worden, maar ik hoop wel dat ze een besef krijgen. Wat hier gebeurt is in deze tunnel was zo verschrikkelijk en groots; laten we ervoor zorgen dat dit niet meer gebeurt. Ik hoop dat mensen er over gaan nadenken.
Werken in openbare ruimtes vind ik sowieso heel leuk en uitdagend. Een ding dat je hebt gemaakt wat normaal in je atelier staat wordt op een plek gezet waar het heel erg kwetsbaar wordt. Heel anders dan wanneer je normaal werk zou plaatsen in een tentoonstellingsruimte, waar alle wanden wit zijn. Dat verschil ertussen vind ik heel interessant om te blijven doen. De thematiek, het werken met maatschappelijke onderwerpen, moet denk ik sowieso als je in openbare ruimtes werkt. Je kan door niet echt omheen denk ik, omdat het letterlijk op straat en in de maatschappij staat. Iedereen vind er wel wat van. Je vraagt altijd om aandacht, ongeacht het thema van je werk.
Wat ik wel interessant vind is dat iedereen het een monument noemt. Dat doe ik zelf ook hoor. Echter was de gemeente heel duidelijk over dat het geen monument is, maar een herdenkingsuiting. Het woord “monument” wordt altijd gebruikt alsof je iets verheft en het op een sokkel plaatst. Ik heb er zelf juist duidelijk voor gekozen om het niet op een sokkel te plaatsen. Ik dacht: laat het maar op straat, op de grond, want zo was het in die tijd ook. Ik vind het niet erg als mensen het een monument noemen, want dat is ook gewoon makkelijk en het staat buiten. Het moet alleen niet zo zijn dat mensen het zien als iets goeds, wat hier is gebeurt. Ik denk gelukkig dat niemand dat vindt. Het gebeurt nou eenmaal, dus laten we er niet voor wegkijken.’