UTRECHT NOORD – Utrecht Noord is druk bezig met het verduurzamen van bestaande woonwijken. Deze verduurzaming heeft een positieve invloed op het klimaat, maar hoe zit dat eigenlijk met de portemonnee? Nettie Bouwens van de Adviesraad voor de Armoedecoalitie en Remco de Maaijer van het Regioplatform Woningcorporaties Utrecht vertellen over de impact van verduurzaming op de woonlasten van lage inkomens.
Tijdens de klimaattop van Parijs in 2015 zijn afspraken gemaakt over het verminderen van de CO₂-uitstoot wereldwijd. De aanwezige landen stelden als doel om eind 21e eeuw deze uitstoot met meer dan 50% te verminderen. Uiteraard heeft ook Nederland toegezegd een bijdrage te leveren. Ons land mikt erop om in 2030 meer dan 50% minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 1990. Daarnaast wil Nederland in 2050 energieneutraal zijn.
Een van de manieren om dit te bereiken is het verduurzamen van bestaande woonwijken. Dit betekent dat woningen beter geïsoleerd worden, zonnepanelen krijgen en volledig van het gas af gaan. In principe zou dit moeten leiden tot een lagere energierekening, maar de huur kan door deze maatregelen flink stijgen. Dat is nadelig voor mensen met een lager inkomen.
Deze verduurzaming wordt ook doorgevoerd in de gemeente Utrecht. En ook hier liggen hoge kosten op de loer voor gezinnen met een lager inkomen. Dit is iets waar de Armoedecoalitie Utrecht voor waakt. Zij komen op voor de rechten van mensen met een lager inkomen. Nettie Bouwens ondersteunt deze coalitie als lid van de Adviesraad Budgethulp. Zij vertelt dat verduurzaming uiteraard belangrijk is, maar nooit mag betekenen dat kwetsbaren verder in de problemen raken. “Mensen die nu al moeite hebben om de maand door te komen, kunnen er geen extra lasten bij hebben.” Bouwens stelt dat de gemeente meer subsidies moet vrijmaken voor mensen met een laag inkomen die willen verduurzamen.
Subsidieregelingen
Remco de Maaijer, directeur van het Regioplatform Woningcorporaties Utrecht, stemt daarmee in. Maar hij zegt ook dat deze subsidies niet vanuit de gemeente moeten komen, maar vanuit de Rijksoverheid en de Europese Unie. Dit is echter een lastig vraagstuk.
Nederland kent sinds 2022 de SVOH: de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen. Deze regeling is speciaal voor het verduurzamen van huurwoningen. De vergoedingen zijn voor energiebesparende maatregelen en duurzame warmte, zoals warmtepompen of zonneboilers. De maximale vergoeding is 15.000 euro per woning, maar dit geldt alleen voor woningen waarin ook warmtepompen worden geïnstalleerd.
Deze subsidieregeling is bedoeld voor huurders, niet voor woningcorporaties. Woningcorporaties kunnen gebruikmaken van andere subsidies. Zo is er bijvoorbeeld de SAH-regeling, speciaal voor aansluiting op het warmtenet. Deze subsidie bedraagt maximaal 8.000 euro per woning. Verder is er de SCE-regeling voor zonnepanelen, en de ISDE voor isolatie en warmtepompen. Ook is er een Nationaal Klimaatfonds met een budget van 900 miljoen euro.
Op het eerste gezicht lijkt er dus veel mogelijk, maar het aanvragen van deze subsidies kost veel tijd. De meeste regelingen vereisen veel achtergrondinformatie. Corporaties moeten bijvoorbeeld hun projectplan, haalbaarheidsstudie, vergunnings- en netbeheergegevens, ledenlijsten, juridisch bindend warmteleveringscontract en een kostenraming kunnen aanleveren. Dit is een hele klus en vraagt veel tijd en mankracht.
Veel woningcorporaties hebben moeite met dit proces. Het duurt te lang en er zijn onvoldoende mensen om het allemaal te regelen. Zij vinden dat de overheid hierin verandering moet brengen. Zonder extra steun dreigt de verduurzaming te stagneren.
Toch doet de overheid ook goede dingen. In een rapport van de vereniging van woningcorporaties Aedes staat dat zij blij zijn met de gestelde doelen. De nationale prestatieafspraken zorgen voor versnelling. Ook zijn corporaties positief over de ondersteuning van lokale energieloketten en energieteams, en over de gezamenlijke inzet om energiearmoede te verminderen.
Maar volgens De Maaijer is de complexe subsidieverlening niet het enige probleem. Een groot knelpunt is netcongestie. Dit is een soort file op het elektriciteitsnet: op piekmomenten wordt er meer stroom gevraagd of geleverd dan het net aankan. Daardoor ontstaat er opwekcongestie (energie kan niet worden teruggeleverd) of afnamecongestie (er kan niet genoeg stroom worden afgenomen). Er zijn wel oplossingen, maar die kosten veel geld en tijd. Woningcorporaties hebben daar vaak niet de middelen voor. Volgens De Maaijer vormt netcongestie een bedreiging voor betaalbare verduurzaming en is het een probleem waar zij dagelijks tegenaan lopen.
Gevolgen voor lage inkomens
Hoewel woningcorporaties hun best doen om woonlasten niet te laten stijgen, ondervinden mensen met een lager inkomen toch extra kosten. Bouwens waarschuwt dat verduurzaming er op papier goed uitziet, maar in de praktijk tot financiële zorgen kan leiden. “Een goed voorbeeld is de wijk Overvecht. Daar moesten bewoners van het gas af, wat uiteraard goed is voor het milieu, maar wat ook zorgen opleverde over betaalbaarheid. Elektrisch koken betekent bijvoorbeeld dat je nieuwe pannen nodig hebt, en die zijn vaak duur.”
Bouwens stelt dat als verduurzaming hogere lasten betekent, de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter wordt. In Utrecht neemt de energiearmoede toe. Volgens cijfers uit 2023 leeft ongeveer 3,4% van de huishoudens in energiearmoede – duizenden mensen die hun energierekening niet kunnen betalen. In oudere wijken is bovendien al jaren weinig onderhoud gepleegd. “Vroeger noemde men het ‘renovatie’ en kregen bewoners een passend bedrag voor herinrichtingskosten. Nu heet het ‘groot onderhoud’, terwijl het werk hetzelfde is, maar krijgen bewoners geen vergoeding meer. Ondertussen stijgen de huren ieder jaar!”
Ze is het dan ook niet eens met de aanpak van overheid en gemeenten. Volgens haar zijn de subsidieregelingen te algemeen en ontbreekt echte betrokkenheid. “Als partijen écht betrokken waren geweest, hadden ze vooraf kunnen bedenken dat dit tot problemen zou leiden. Ik kan me er echt over opwinden dat mensen ondanks alle toeslagen alsnog naar de voedselbank moeten. En vergis je niet, niet iedereen heeft een problematisch uitgavenpatroon. Een gezin van vier met een inkomen van €2.000 en een huur van €850 heeft elke maand een strijd om rond te komen. Als er geen extra steun komt, zal de bereidheid om te verduurzamen alleen maar afnemen. De vraag is dus: wat is belangrijker? Verduurzaming kost geld – als de overheid dat belangrijk vindt, dan moet ze ook in de buidel tasten.”
De Maaijer benadrukt dat de overheid en woningcorporaties hier wél rekening mee houden en hun best doen om mensen met lage inkomens te beschermen tegen negatieve gevolgen.
Maar of de verduurzamingsmaatregelen ook op lange termijn betaalbaar blijven, zal de toekomst moeten uitwijzen.