ZUIDWEST – Het aantal meldingen van jeugdoverlast in de Utrechtse Wijk Zuidwest blijft stijgen ten opzichte van vorig jaar. Zo is te zien in de gepubliceerde data van de politie. Ondanks de stijging in het aantal meldingen is de perceptie van de overlast relatief. Dit heeft consequenties voor de toename in het aantal meldingen.
Meldingen
Terwijl er begin dit jaar een daling in het aantal meldingen van jeugdoverlast leek te zijn ten opzichte van 2024, is in april een stijging van ongeveer dertig meldingen te zien. Eerder dit jaar publiceerde het Algemeen Dagblad al een verklaring voor de verwachte toename in jeugdoverlast die uit is gekomen. Door het betere weer en de langere tijd dat het licht is zijn jongeren eerder aangetrokken om samen te komen in de openbare ruimte. Ook Mohamed Teeri, ambulant begeleider jeugdzorg in Utrecht, ziet de aantrekkingskracht van het buiten samenkomen: ‘Buiten wordt door de jongeren gezien als een tweede huis, daar komen ze samen en maken ze een planning van wat ze willen doen. Het gaat puur om hangen en gezellig kletsen met elkaar.’
Het hangen wordt gezien als een reden om melding te doen bij de politie voor jeugdoverlast, vandaar dat dit ook in de definitie is toegevoegd van deze specifieke melding. Volgens criminoloog Jossian Zoutendijk zijn er twee manieren hoe buurtbewoners jongerenoverlast kunnen ervaren: ‘Allereerst moeten mensen de overlast waarnemen, vervolgens wordt er besloten of ze er daadwerkelijk last van hebben. Het is in die zin dus persoonlijk wat iemand overlastgevend vindt.’ De stijging in het aantal meldingen ten opzichte van vorig jaar duidt dus niet per definitie op een stijging in de jongerenoverlast. Het terugdringen van jongerenoverlast is dan volgens Zoutendijk ook iets waar de buurt zorgvuldig mee om moet gaan. ‘Voordat we beginnen aan het terugdringen, moet er eerst gekeken worden of het probleem echt bestaat en het niet in de perceptie zit’, stelt Zoutendijk.
Perceptie of probleem?
Dat de perceptie de achterliggende problematiek kan zijn, is ook terug te zien in het gedrag van de jongeren zelf. Ambulant jongerenbegeleider Teeri: ‘Vaak zien jongeren hun gedrag niet echt als overlastgevend, zelf denken ze dat ze niemand lastig vallen door op straat samen te komen. Ze zien niet in welke invloed het heeft voor de buurt en het veiligheidsgevoel van mensen die bijvoorbeeld om hen heen moeten lopen.’ Toch is er een grens tussen samenzijn en overlast geven, deze grens wordt volgens zowel Teeri als Zoutendijk met name overschreden wanneer geluidsoverlast een gevolg is van het samenkomen.
Desondanks kan de perceptie van jeugdoverlast worden aangepast op diverse manieren, zonder het probleem bij de jongeren te leggen. Zo geeft criminoloog Zoutendijk aan dat het van belang is dat de buurtbewoners en de jongeren elkaar ontmoeten. ‘Een hangende jeugdgroep kan ook positief geframed worden. Door de jongeren beter te leren kennen, kun je beter inschatten wat hun bedoeling is en wellicht concluderen dat het eigenlijk best gezellig is. De politie erop af sturen is niet altijd de enige oplossing’, stelt Zoutendijk. Daarnaast zijn er, volgens de ervaring van jongerenbegeleider Teeri, voor de politie ook te weinig locaties om de jongeren naar door te verwijzen in plaats van de straat als hangplek te gebruiken.
Om de jeugdoverlast zelf toch te laten dalen, zijn er volgens Teeri meer activiteiten en bezigheden nodig voor de jeugd. ‘Als je de overlastmeldingen wilt terugdringen moet er structureel iets aangepast worden in het jongerenwerk of in buurthuizen, bijvoorbeeld dat er iedere dag een activiteit is waar jongeren kunnen samenkomen.’ De essentie van het hangen voor de jeugd ligt voornamelijk bij het ontmoeten van elkaar, in dit geval gebeurt dat dus op straat. Teeri: ‘Het samenzijn is wat de jongeren leuk vinden, dit zien ze niet als overlastgevend gedrag.’