Tineke van den Berg (56) is al bijna dertig jaar docent Nederlands op het Christelijk Lyceum Zeist. Ze heeft generaties leerlingen naar het eindexamen begeleid, en heeft de vele veranderingen meegemaakt. Maar de recente vernieuwingen in het Nederlands examen vallen volgens haar op door hun ambitie. “Het draait nu meer om kritisch denken dan om de juiste strategie.”
Zou u uzelf kort kunnen voorstellen?
“Ik ben Tineke van den Berg, ik geef Nederlands op het Christelijk Lyceum Zeist. Inmiddels doe ik dat al 28 jaar, en ik begeleid ook collega’s bij examenvoorbereiding. Daarnaast heb ik meegedacht in een klankbordgroep over curriculumontwikkeling.”
In hoeverre is het Nederlands examen veranderd?
“De grote verandering is dat leerlingen nu meer moeten nadenken over teksten dan alleen in teksten zoeken. De nadruk ligt op argumentatie, bronnen vergelijken en zelfs opiniëren. Dus minder trucjes en meer écht lezen en verwerken.”
Wat vindt u van de nieuwe vraagvormen?
“Inhoudelijk vind ik het een goede stap. De oude examens waren te veel gebaseerd op signaalwoorden en schema’s. Deze nieuwe vorm vraagt meer denkwerk, maar sluit beter aan bij wat leerlingen in de praktijk nodig hebben.”
Hoe heeft u uw lessen erop aangepast?
“We zijn in de bovenbouw meer gaan oefenen met opiniërende teksten schrijven, en we besteden aandacht aan hoe je argumenten onderbouwt met bronnen. Ook laten we leerlingen vaker klassikaal bespreken wat een schrijver wil bereiken. Dat helpt enorm.”
Wat merkt u bij de leerlingen? Hoe reageren zij op deze vraagvorm?
“Het is even wennen. Veel leerlingen zijn gewend geraakt aan het idee dat je met een stappenplan elk examen haalt. Dat werkt nu minder goed. Tegelijkertijd hoor ik van sommige leerlingen dat ze het juist leuker vinden, omdat het minder ‘schoolachtig’ voelt en meer als een gesprek.”
Zien leerlingen het nut van de nieuwe onderdelen, zoals opiniërende teksten of bronnen vergelijken?
“Niet meteen. Maar zodra je ze uitlegt dat dit vaardigheden zijn die ze op hbo of universiteit hard nodig gaan hebben — of zelfs op social media, waar meningen je om de oren vliegen — snappen ze het beter.”
Merkt u dat bepaalde groepen leerlingen er juist beter of juist moeilijker mee uit de voeten kunnen?
“Jazeker. Leerlingen die goed kunnen redeneren en een brede woordenschat hebben, profiteren. Maar leerlingen die taalzwakker zijn of NT2 spreken, lopen sneller vast. We moeten dus extra aandacht besteden aan toegankelijk taalgebruik en oefenen met voorbeeldteksten.”
Hoe oefenen de leerlingen nu vooral?
“Veel via close reading en gezamenlijke discussies. We doen ook meer met schrijfopdrachten waarbij ze hun standpunt moeten onderbouwen. Daarnaast gebruiken we digitale tools voor bronanalyse.”
Zijn er voldoende lesmethodes en oefenmateriaal beschikbaar die aansluiten op de vernieuwing?
“Het begint langzaam te komen. Maar veel methodes lopen achter of zijn alleen een beetje aangepast. Wij maken veel eigen materiaal. Het zou enorm helpen als er sneller kwalitatief oefenmateriaal beschikbaar komt dat echt aansluit bij de eisen.”
Ervaart u meer of minder druk rondom de examenvoorbereiding?
“Meer. Juist omdat het allemaal nieuw is. Er is minder houvast, en we willen het goed doen. Er is ook veel onduidelijkheid over de normering en wat precies wordt verwacht. Dat zorgt bij docenten én leerlingen voor onzekerheid.”
Denkt u dat dit nieuwe examen leerlingen beter voorbereidt op vervolgonderwijs?
“Zeker. Je leert er vaardigheden mee die verder gaan dan alleen Nederlands. Kritisch lezen, bronnen analyseren, meningen formuleren — dat zijn 21e-eeuwse vaardigheden. In die zin is dit een goede ontwikkeling.”
Zou u zelf nog iets willen veranderen aan de huidige opzet?
“Ja. Ik zou willen dat er meer tijd en ruimte komt om deze vaardigheden in de onderbouw al aan te leren. Nu komt het er in havo 4 en vwo 5 plotseling allemaal bij. En ik pleit voor meer professionele ontwikkeling voor docenten — we moeten ook leren anders te denken over taalonderwijs.”