Scherven brengen soms geluk

Scherven brengen soms geluk

Afbeelding gemaakt door middel van kunstmatige intelligentie.

Terwijl ik de koffiebonen in de molen gooi en het geluid van het malen zich door de keuken verspreidt, klinkt het harde zoemende geluid van de deurbel. Snel loop ik naar de gang om de deur beneden in de flat te openen. Door de intercom van de flat hoor ik mijn kleindochter afwachtend zuchten. “Hallo oma, ik ben het, kan ik naar boven komen?”

“Ik doe de deur nu open, lieverd. De koffie loopt al,” zeg ik snel. Na nog geen minuut is ze op de eerste verdieping, terwijl ik in de deuropening sta te wachten. Haar lange blonde haren zitten in een staart, wat me terug doet denken aan hoe ik er vroeger uitzag. We hebben veel gelijkenissen en als je foto’s naast elkaar zou leggen, zou niemand dat kunnen ontkennen. Naast dezelfde lange lokken, sprongen ook mijn blauwe ogen eruit en had ook ik dezelfde glimlach met deukjes in mijn wangen. “Wat fijn dat je er bent, ik heb ook gebakjes gehaald voor straks, van die hazelnootcrème die je zo lekker vindt.” Het is tenslotte niet elke dag dat mijn kleindochter langskomt. Ik snap het ook wel, op die leeftijd heb je meer te doen dan de uren in de dag je soms toelaten. Dat herken ik maar al te goed van vroeger. “Ga maar alvast zitten, ik kom er zo aan.”

De koffiekopjes rinkelen tegen elkaar terwijl ik ze op tafel zet. Steeds vaker denk ik aan hoe anders het leven is als je ouder wordt. Ik was fitter en sneller, mijn handen trilden niet zo snel en ook ik zou in dezelfde vaart als mijn kleindochter omhoog gelopen zijn. Nu doe ik er zeker twee keer zo lang over. Als we eenmaal zitten valt mij op dat er een grote zwarte tas op tafel staat, waarvan ik wel zeker ben dat die niet van mij is. “Is het oké dat ik mijn tas daar heb gezet oma? Ik ga vanmiddag naar de sportschool, dus ik heb mijn spullen alvast mee.”

“Tuurlijk is dat goed,” zeg ik met een glimlach. Als mijn lichaam het toe zou laten zou ik ook wel mee willen, denk ik bij mezelf. “Heb ik jou weleens verteld dat toen ik jouw leeftijd had, ik een hele fanatieke sporter was. Door ome Jopie kwam ik toentertijd in aanraking met bodybuilding.”  Vol verbazing kijkt ze mij aan. “Is dat echt zo oma? Hoezo heb ik daar nooit foto’s van gezien?”

Mijn glimlach verdwijnt langzaam bij die vraag. “Ik heb geen foto’s van die tijd, en dat is een erg lang verhaal, lieverd.”

“Ik heb wel tijd hoor, als je het wilt vertellen. Ik ben heel erg benieuwd, ik kan me bijna niet voorstellen dat jij ooit bodybuilder was.”

Ook ik kan het me bijna niet meer voorstellen. Zonder foto’s is het soms net alsof het nooit gebeurd is. Haar nieuwsgierigheid maakt mij enthousiast over die tijd, het voelt alsof ik het op deze manier weer een beetje levend kan maken.

“Oké dan.”

De jaren 70; een tijd waarin alles leek te bruisen van energie en mogelijkheden, ook ik was daar geen uitzondering in. Ik was net 25 geworden en het voelde alsof de wereld aan mijn voeten lag. Tuurlijk trok de realiteit mij vaak genoeg uit die droom, want ook ik had gewoon een gezin. Ik was net voor de tweede keer moeder geworden en elk vrij moment dat ik had, bracht ik in de sportschool door. Dat was niet eens zozeer om de aangekomen kilo’s eraf te krijgen, maar ik wilde graag sterk zijn. Ik wilde me vooral sterk voelen.

Maandenlang ging ik samen met mijn beste vriendin Annie fitnessen. Zij stopte er al snel mee, omdat ze samen met haar man tot de conclusie was gekomen dat ze te veel van huis weg was. Ze zei dat het een gezamenlijk besluit was, maar het lag er dik op dat het voornamelijk vanuit hem kwam. Toen Annie stopte, twijfelde ik daar ook even aan. Totdat Jopie vroeg of ik een keer met hem meeging. Dat veranderde alles.

“Dat was het weer dames, tot volgende week.” De instructeur kletst nog even na met een klein clubje van zes vrouwen voor ze de sportzaal verlaten. Door de deur verschijnt een brede man, minstens 1 meter 85 en ongelofelijk gespierd. “Ha Ditje, wat goed dat ik jou hier tref. Ik hoorde dat Annie ermee gestopt is.”

De brede man in de deuropening is mijn neef, Joop, maar ik noem hem altijd Jopie en hij mij Ditje. Hij is schilder, waar je weliswaar best sterk voor moet zijn, maar bij hem is het de krachttraining die zijn schouders zo breed maakt en zijn kuiten doet groeien. “Oh Jopie, kom je je hier weer uitsloven,” klinkt mijn stem uitgelaten. “Vandaag niet,” lacht hij. “Maar ik ben hier wel voor iets anders. Ik had het met een aantal jongens over hoe gedreven je bent met het sporten en we willen je eigenlijk een keer met ons meenemen als dat je leuk lijkt.”

Aarzelend kijk ik hem aan. “Mee bodybuilden bedoel je?”

“Ja, ze vinden je een stoer wijf Dit. Probeer het een keer, als je het niks vindt laat je het daarbij, goed?”

“Ik ga erover nadenken,” zeg ik met een lach. Mijn eerste gedachten schieten gelijk naar Rinus. Hij zal hier vast en zeker niet blij mee zijn. “Ik zie je maandag om 19 uur stipt, dan begint de training,” zegt Joop met een knipoog.

Begrijp me niet verkeerd, ook voor dit begon had ik al de nodige opstootjes thuis hierover. Want ook Rinus begreep het niet altijd. Hij vond dat het een afleiding was van mijn verantwoordelijkheid als vrouw en moeder, en boven alles vond hij dat vrouwen niet sterk hoorden te zijn.

“Het is niet meer gezond Ditty,” zegt Rinus, met zijn handen vastgeknepen in mijn armen. Zijn vingers drukken in mijn huid en ik weet nu al dat op precies die plek morgen blauwe plekken te zien zullen zijn. “Je gaat helemaal nergens naartoe, niet meer naar fitness en al helemaal niet mee met Joop. Het wordt tijd dat jij je begint te gedragen naar wie je bent.”

Met tranen in mijn ogen en een brok in mijn keel probeer ik me uit zijn greep los te wurmen. “Maar..,” mijn stem stokt en voor ik iets kan zeggen word ik tegen de muur geduwd. Dit is niet de eerste keer dat zoiets gebeurt. Kort nadat we getrouwd waren, vervaagde de eerste verliefdheid en begonnen de akkefietjes. Dat liep steeds vaker uit op ruzie en uiteindelijk op situaties als deze.

Precies op dat moment nam ik het besluit om te zorgen dat dit nooit meer zou gebeuren. Ik zou hoe dan ook sterk genoeg worden om voor mezelf op te kunnen komen in de toekomst.

Een paar keer in de week ging ik stiekem naar de sportschool om te trainen. Ik paste voorzichtig mijn voeding wat aan en al snel was het resultaat zichtbaar. Elke lichamelijke vooruitgang legde ik vast met foto’s die ik achterin de servieskast verstopte, en inderdaad, de afgelopen paar weken was het heel snel gegaan. In mijn huwelijk ging het steeds slechter en Rinus werd steeds agressiever, niet alleen naar mij, maar ook naar de kinderen. Wij sliepen al maanden op aparte kamers en zagen elkaar bijna nooit. Hij werkte van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat. Ik zorgde dat ik weg was als hij thuiskwam, en hij was op zijn beurt weer weg voor ik wakker werd.

Het bodybuilden deed ik steeds fanatieker tot ik helemaal droog getraind was. Dit ging zo goed, dat ik voor het eerst mee ging doen aan wedstrijden. Dit was pas het vierde jaar dat er in Nederland wedstrijden waren voor vrouwen op dit niveau, dus zo groot was de concurrentie niet. Toch voelde dit als een grote stap.

De wedstrijd was op een zaterdag, dus moest ik creatief zijn met de reden waarom ik niet thuis bij de kinderen zou zijn.

“Ik moet zaterdag naar tante Nellie om een kamer leeg te ruimen. Nel kennende zal dat wel de hele dag duren,” terwijl ik het zeg, probeer ik van zijn gezicht af te lezen of hij het gelooft. Zou hij doorhebben dat ik niet eerlijk ben?

“Prima.” Met dat antwoord lijkt het een geloofwaardig verhaal. Of in ieder geval genoeg voor hem om geen verdere vragen te stellen. De dagen in aanloop van zaterdag dienen toch als dekmantel. Ondanks dat we al weinig spraken met elkaar, begon ik er toch steeds over. Ik had het nu al bijna een week lang over wat een werk het zou zijn om alles op te ruimen en dat ik niet moest vergeten om een tas met schoonmaakmiddelen mee te nemen. Over alles had ik goed nagedacht, de tas was eigenlijk bedoeld voor kleding en olie die nodig waren tijdens de wedstrijd.

Hoe dan ook, na zaterdag kon ik eerlijk zijn over alles. Ik was sterk genoeg nu om voor mezelf op te komen, of dat dacht ik tenminste.

“Waar is het?” Met een enorme dreun stapt Rinus de woonkamer in. Hij gooit in een klap de deur dicht en zijn stem trilt van woede, doordringend en onverbiddelijk. Met een zwaai draait hij mijn tas om die op tafel staat, en mijn kleding valt in een hoopje op de grond. Zijn kaken staan strak gespannen en ik hoor de ademhaling zwaarder worden bij elke zucht die hij neemt.

“Ik heb geen idee waar je het over hebt,” probeer ik nog. Dat lijkt hem alleen maar bozer te maken. Ik beweeg langzaam naar de keuken en leg mijn hand bij de la waar de messen in zitten. Ik ben weliswaar sterker geworden de afgelopen tijd, maar zo zeker ben ik nog altijd niet van mezelf.

Terwijl Rinus het hele huis overhoop haalt, vraag ik me af waar dit vandaan komt. Ik blijf enigszins uit angst in de keuken staan, maar ook omdat ik nog op een uitleg wacht.

“Ik kwam Joop net tegen, toen ik terug naar huis liep van de Oude Munt. Ik had alle peuken nog niet eens in mijn zak voordat hij me aansprak. Hij vroeg of ik er ook ben vanmiddag. Bij de wedstrijd. Toen ik verontwaardigd keek, vroeg hij of ik de foto’s niet gezien had van de trainingen. Dus, waar zijn ze Ditty?”

Mijn blik schiet kort naar de servieskast, maar lang genoeg voor Rinus om dat op te vangen. Met een zwaai gooit hij de kast op de grond. Tussen de scherven van ons trouwservies liggen de foto’s verspreid. Hij pakt ze op, haalt een aansteker uit zijn zak en steekt alles in brand. “Jij bent van mij en je doet wat ik zeg. Zonder mij ben je niks. Als jij niet luistert naar wat ik zeg, zal ik daar op andere manieren voor zorgen.”

 

Ik voel een hand over mijn rug glijden, waardoor ik uit de waas van vroeger wordt getrokken.

“Dat klinkt heel heftig oma. Heeft hij echt alles verbrand?”

“Alles is verbrand en kapot gemaakt. Maar weet je wat lieverd, soms brengen scherven geluk. Eigenlijk is dat moment het beste wat had kunnen gebeuren, anders had het nog veel langer geduurd voor ik bij hem wegging.”

Nu pas besef ik me eigenlijk wat echt belangrijk is.

“Foto’s zijn maar foto’s,” ik wijs naar mijn hoofd en borst. “Dat is waar het echt opgeslagen staat. Zolang ik nog kan vertellen wat er is gebeurt, is er niks verloren gegaan.”

Over de auteur

Joyce Kaffa

Joyce Kaffa (2003) is een enthousiaste journaliste uit Leiden met een hart voor maatschappelijke problemen. Ze studeert aan de school voor journalistiek en probeert op die manier de wereld beter te begrijpen.