Eyesore

Eyesore

“Hey, er zitten twee onscherpe foto’s bij”, zegt de opdrachtgever tijdens de meeting waar iedereen bij zit. Ze kijkt beduusd naar de foto’s en dan naar Frank. Het zweet loopt over zijn rug. “Wat een blamage”, denkt hij. Maar door zijn vele ervaring kan hij hier goed op reageren. “Potverdorie, slordig. Er zitten toch nog verkeerde foto’s tussen.” De vergadering gaat verder, maar Frank blijft in zijn hoofd haken bij dit moment. “Hoe kan dat toch, ik heb er wel honderd keer naar gekeken…”

~

Na de derde detailhandel, Foto Hans Blom, ziet Frank dat hij het veel beter kan. Hij wist tenslotte al alles van het vak door zijn vorige baas Jan Doetjes. Hij pakt zijn spullen en begint zijn eigen detailhandel met een fotostudio erin. Frank steekt er veel liefde in en gaat dan ook vaak tot het uiterste. Hij is er bijvoorbeeld erg goed in om mensen op hun gemak te stellen voor de camera. Een talent dat niet iedereen heeft. Het gaat voor Frank over meer dan alleen de foto, het gaat ook over het persoonlijke contact. “De zielen die elkaar door de ogen aankijken”, zou hij later zeggen.

Voordat Frank de winkel opent kijkt hij nog een keer in de spiegel. Een jonge man met bruin-blond haar van drieëntwintig jaar verschijnt. Felblauwe ogen kijken zijn ziel in. In de middag komt een jongetje van twaalf de winkel binnen. Hij wil graag zijn ouders verrassen met een portret, samen met zijn broer en oudere zus erop. “Ik heb gehoord dat jij mooie foto’s kan maken”, zegt hij terwijl hij buiten adem de winkel binnen stormt. Frank kijkt van achter zijn balie omlaag. “Maar natuurlijk, je bent op het juiste adres!”

Zo vlug als het jongetje binnen kwam rennen, was hij ook weer weg. Hij komt een dag later de winkel binnen met zijn broer die sprekend op hem lijkt. Bruine ogen, bruin haar. De zus loopt achter hun aan, zij heeft waarschijnlijk meer van haar moeder, blond-bruin haar met blauwgroene ogen. “Is het goed als we nu een foto maken?” Nadat het jongetje heeft uitgelegd waar het precies voor is, maakt Frank de portretten. De kinderen zijn blij met het resultaat. In plaats van dat hij alleen de foto’s schiet en ze dan de deur wijst, denkt hij met de kinderen mee om de foto’s op de beste wijze aan hun ouders te geven.

“Je moet hem onthullen”, zegt Frank enthousiast. “Hang hem al aan de muur of zet hem op een ezel. Niet inpakken met feestelijk pakpapier! Nee, je doet er een doek overheen en wanneer het moment daar is trek je die er dramatisch van af.” Dat werkt. Frank komt de volgende dag de moeder van de kinderen tegen. De tranen lopen over haar wangen, terwijl ze Frank bedankt.

Successen

Zijn bedrijfje gaat als een tierelier, iedereen uit de omgeving komt naar hem toe om foto’s te laten maken. Hij maakt naam met zijn winkel. Mensen kennen Frank, Frank kent de mensen. Zoals hij later zou zeggen: “Het is een aaneenschakeling van successen.” Hierdoor krijgt hij naast de opdrachten in zijn studiootje ook andere opdrachten.

Frank zijn klanten zijn super blij met de foto’s. Zijn praatjes en grapjes maken de sfeer prettig waardoor de foto’s er alleen maar leuker van worden. Ook doet hij aan vriendendiensten, een paar portretten van de buren en voor het bedrijfje van zijn maten ook een paar foto’s. Iedereen is blij met hem. De positieve geluiden houden niet op.  Er valt hem wel wat raars op. Soms ziet hij de persoon voor de camera niet zo goed meer. Maar dat komt waarschijnlijk door het licht. Hij is vooral sterk in het aanvoelen hoe mensen voor zijn camera staan. Zo weet hij vaak het beste, oprechtste moment te vangen.

“Frank moet je nu eens horen”, schreeuwt een kennis die aan de overkant van de straat staat. “Ik sprak net met een vrouw die jou goed kent”, vervolgt de kennis.
“Oh, wat dan?” Frank begrijpt niet waar dit heen gaat, hij steekt over zodat ze niet meer naar elkaar hoeven te schreeuwen. “Ze vertelt mij dat ze een ‘echte’ Frank Boske aan de muur heeft hangen!” Zijn ogen beginnen te glinsteren en een bulderende lach is tot het eind van de straat nog te horen.

Wanneer Frank achtentwintig jaar is, wordt hij benaderd door een bedrijf in Weesp. Ze willen graag een paar reclamefoto’s voor hun bedrijf. Frank pakt zijn camera en schiet meteen in een werkstand. Na een tijdje is hij klaar en stuurt hij de foto’s op. Een week later wordt hij uitgenodigd om op kantoor met een paar creatievelingen te praten over het reclameproject. De vraag is hoe ze het beste de reclames kunnen verspreiden, in een brochure bijvoorbeeld. Frank is daar voor de foto’s, die hij zo ijverig heeft gemaakt. Maar goed nieuws is ver te zoeken. Het is namelijk even slikken nadat zijn opdrachtgever hem vertelde dat twee van de zes foto’s onscherp waren. Hij kon het zich niet voorstellen, hij heeft zich blindgestaard op de foto’s.

Uit het niets

Frank loopt zijn deur uit. Vlak voor zijn deur wil Frank oversteken. Hij kijkt naar links, hij kijkt naar rechts. Dan kijkt hij nog een keer links. Er komt niks aan, Frank zet zijn eerste stappen om over te steken. Boem, klap, crash.

“Auw”, schreeuwt Frank uit reactie, maar pijn had hij niet. Voordat hij weet wat er is gebeurd komen er verschillende mensen naar hem toe lopen. “Meneer, gaat het?”, “Bent u oké?” Hij staat rustig op en ziet dan ineens wat er aan de hand is. Een persoon raapt, nog stijf van de schrik, zijn fiets van het fietspad af. “Ik ben geschept door een fietser”, verbazing rommelt door zijn hoofd. “Een fietser die ik niet gezien had. Een fietser die ik wel had moeten zien.” Hij is niet bezig met de schrik of de pijn, maar hij is vooral verbaasd. “Waar kwam hij ineens vandaan?”

De rest van de dag kan Frank aan niets anders denken dan de aanrijding met de fietser. Als hij thuiskomt, ploft hij neer op een stoel. Deze stoel staat recht tegenover een schilderij dat aan zijn muur hangt. Daarnaast een lampje en aan de zijkant ook nog wat plantjes. Het is doodstil in huis. Je kan bijna Frank zijn hersenen horen kraken. “Wat raar? Als ik hier recht vooruitkijk, dan zie ik het schilderij niet.” Frank is verbaasd, maar hij heeft geen paniek. “Wat gaat er nou niet goed met mijn ogen?” vraagt hij zich nuchter af.

Frank zit al een tijdje onrustig op een stoel te wachten. Met veel concentratie ziet hij verschillende monturen voor brillen op een kastje staan, aan de muur hangen anatomische posters van oogbollen en naast hem zitten nog drie ander mensen in de wachtruimte. “Meneer Boske?” Frank schrikt op uit zijn focus. “Dat ben ik!” “Loopt u even met mij mee?” Hij neemt plaats op een stoel waar de oogmeetapparatuur al klaar staat. “Wat kan ik voor u doen?” vraagt de arts “Ik weet niet of het normaal is, maar ik heb een vlekkerige gezichtsuitval.” “hmm, kunt u dat op een andere manier definiëren?” “Het lijkt net alsof er een gat in mijn zicht zit, alsof je een gaatje in een foto knipt en er een zwarte ondergrond op legt!”

Na wat testjes komt de oogarts tot een conclusie. Hij lijkt niets voor Frank te kunnen betekenen. Dit is voor hem een schok. Hij heeft al die tijd, elk sein van deze oogaandoening genegeerd. “Wat als ik eerder was gekomen?”, vraagt hij zich af. Frank houdt hoop. “Ik moet en zal weer volledig kunnen zien.” Hij gaat op zoek naar genezing en komt langs bij allerlei verschillende mensen; hersenartsen, oogartsen, apiculturisten en helderzienden. Niemand weet wat voor aandoening hij heeft en niemand kan hem helpen. Frank is al veertien jaar bezig met het proces proberen terug te draaien. Het wil niet baten.

De ommezwaai

Terug bij de oogarts, waar zijn zoektocht ooit begonnen is, wordt Frank doorverwezen naar een fysio of zoals hij dat zelf noemt: “een blinde revalidatiecentrum.” Hij moet accepteren dat zijn ogen misschien helemaal niet meer te genezen zijn. Dat hij toch echt moet gaan leren omgaan met de gevolgen van deze aandoening. Maar hij schaamt zich ongelofelijk veel over deze aandoening. Zoveel zelfs dat hij het voor zijn omgeving geheim probeert te houden. Hij wil volstrekt niet met een taststok lopen en dan helpt het ook niet dat zijn waterblauwe ogen nog zo mooi stralen. Frank gaat zelfs, om zijn slechtziendheid te verbergen, met de bus naar Heemskerk om daar boodschappen te doen.

~

“Nu een beetje populair lopen doen en dan wil je mij niet meer zien.” Frank staat van schrik stil. Het is Toots, een leuke en enthousiaste dorpsgenoot waar hij erg goed mee om kan gaan. Dat ze ineens zo uit de hoek komt is voor hem erg pijnlijk. Hij schaamt zich kapot, maar hij moet het haar wel vertellen want zo kan het niet verder. Frank slikt zijn schaamte door. “Kom maar even met mij zitten Toots, ik moet het even uitleggen.”  “Ja ja! Een fotograaf die slechtziend is, doei!”  “Het is echt zo…”

Hoewel Frank veel mensen kent in zijn omgeving, voelt hij zich soms toch wel eenzaam, vooral nu. Hij loopt voor het eerst weer in zijn eigen winkelstraat.
“Weet jij waar ik dat kan vinden?” Het blijft akelig stil. “Halloo?” “Ben ik onzichtbaar?” Hij kijkt nog eens goed. Dan ziet hij zijn fout. De akelige stilte en de onbeweeglijkheid van de persoon voor hem, laat zijn lampje branden. “Etalagepoppen praten niet”, zucht hij. Zijn brein gaat te keer: “ha ha! Wat zie jij er stom uit nu, tegen een levenloos ding praten.”

Geen tijd meer voor schaamte

Op een zonnige ochtend loopt Frank met een dienblad naar buiten. Twee koekjes en twee kopjes koffie met lekkere warme melk. Zijn zus zit buiten in het zonnetje te wachten tot Frank eraan komt. Opeens staat hij stil in de deuropening. Hij laat nog net niet dramatisch zijn dienblad vallen.

“Klootzak, wat je aandacht geeft groeit”, hoort hij in zijn brein. “Je bent totaal verslonden door de zoektocht naar een geneesmiddel”, vervolgt het stemmetje. “Ik vergeet gewoon te leven!”, roept Frank naar zijn zus.

Een week later speelt zijn brein weer spelletjes met hem. Frank ziet zichzelf in de hoek van de bank in een kleermakerszit zitten. Het is een prachtige dag, de zon komt door de ramen naar binnen. Maar hij ziet boven zijn hoofd een donderswolkje hangen. Hetzelfde stemmetje begon te praten: “Kijk jou daar nou eens zien zitten. Je zit je gewoon te schamen voor iets waar je niks aan kan doen. Stop daarmee!”

Hij is er klaar mee, die schaamte die steeds maar weer over zijn rug, zijn brein in kruipt. Frank ziet nog maar weinig, maar zijn kijk op het leven is totaal veranderd. Ineens grijpt hij toch naar de taststok en neemt hij zelfs een hulphond aan zijn zij. Hij  heeft zich overgegeven aan de realiteit. “Ik wil geen saaie man op de bank zijn, ik wil weer leven.” En dat doet hij. Zijn fotografie carrière gooit hij op de schop. Hij schrijft een boek over al zijn slechtziende avonturen en geeft verschillende soorten cursussen. Hij haalt weer alles uit het leven, en staat er ontzettend positief in.

Over de auteur

Sil Moison

Sil Moison is een nieuwsgierige en leergierige student op de HU. Hij toont interesse in de verhalen van mensen. Een van zijn hobby's is fotografie. Door fotografie kijkt hij op een andere manier naar de wereld. Ook stelt Sil veel vragen, kritisch en scherp. "Hij stelt altijd zoveel vragen, journalistiek is echt iets voor hem" aldus een collega van Sil bij de Albert Heijn.