200 kilo. Tweehonderd kilo. Als Douwe ook maar iets voor wil stellen op zijn powerlifting wedstrijd, moét het hem lukken. Het feit dat hij nog kapot is van de gewichten van net maakt hem niet uit. Hij smacht naar meer, meer adrenaline, meer pijn, alles om zijn hoofd leeg te maken. Het is net alsof alle andere problemen van buiten er even niet meer zijn. Er is maar een ding belangrijk op dit moment. Zoveel mogelijk, zo zwaar mogelijk. Hij kijkt weer naar beneden en onder hem ziet hij de grote, ronde, zwarte gewichten. In zijn ooghoek ziet hij zijn oude trainer Ben naar hem kijken. ‘Lekker man!’, roept hij terwijl hij zijn duim opsteekt. Hoewel Ben’s woorden aardig klinken, zegt zijn gezicht iets anders. Was dit serieus of denkt hij dat dit te zwaar voor Douwe is? Extra meer redenen om te bewijzen dat hij het wel kan.
Hij neemt een diepe adem, buigt door zijn knieën en pakt de stang. Met al zijn kracht in zijn lijf komt hij omhoog. De pijn in zijn lichaam voelt hij vanaf zijn tenen tot zijn voorhoofd, Een diepe kreun verlaat zijn mond. Hij weet dat er mensen zijn die nu naar hem kijken, maar het maakt hem niet uit. Wanneer hij de stang weer loslaat, lijkt hij bijna in slow-motion te vallen. Met een doffe knal valt de stang op de grond. Een enorme boost aan kick en zelfvertrouwen kruipt zijn lichaam in. ‘I fucking did it’, zegt hij tegen zichzelf. Zijn ogen sprankelen.
Op zijn telefoon ziet hij berichten van zijn vrienden: ‘Wie gaan er mee uit vanavond?’. Logisch. Douwe is 20 jaar en zit nog midden in zijn studentenleven. Hij geniet zeker van een feestje en is niet vies van een paar biertjes, maar hij de laatste tijd skipt de berichtjes. Hij heeft nu andere prioriteiten. Wanneer hij aan het sporten is, staat de wereld rondom hem even stil. Hij heeft het niet door wanneer twee jonge blonde meiden naar hem kijken en giegelen of wanneer andere sportfanaten ongeduldig zitten te wachten op het apparaat die hij in gebruik heeft. Het enige wat telt is het gevoel in zijn spieren en de kilo’s die hij omhoog tilt. Als hij niet sport, begint het piekeren. Piekeren over zijn ziekte van Crohn, zijn school, zijn sociale leven. Vooral zijn ziekte houdt hem veel bezig. Hij weet al ongeveer anderhalf jaar lang dat hij Crohn heeft, hij heeft een grote ontsteking in zijn darm. Hij is altijd al heel goed geweest in piekeren. Maar niet tijdens het sporten, het is het enige wat hem afleidt.
Dat is ook de reden dat hij zich heeft opgegeven voor een powerlifting wedstrijd van de KNKF. Een plek waar hij kan bewijzen wat hij waard is en waar hij zijn progressie aan andere mensen kan laten zien. Soms mist hij het normale studentenleven, maar het kan op dit moment niet anders.
Wanneer hij klaar is, plant hij alweer zijn volgende sportmoment in. Shit, zijn normale tijd zit al vol. Dan maar een uurtje later. De sportschool is een klein kwartiertje rijden van zijn huis. Hij vindt het heerlijk om na het sporten keihard muziek op te zetten in de auto, dus dat is dan ook wat hij doet. Eenmaal thuis gekomen, ploft hij op de bank en voelt hij hoe moe hij is. Zijn ogen lijken net magneten, ze vallen steeds dicht. Zijn hoofd voelt alsof iemand er telkens met een hamer op slaat. Tik, tik, tik, steeds een stukje harder.
‘Die rot medicatie ook’, hoort hij zichzelf gefrustreerd zeggen. Door zijn ziekte is hij verplicht om elke dag pillen te slikken. Deze moet hij slikken zodat hij geen afweerstoffen aanmaakt tegen het infuus wat hij elke acht weken krijgt. Maar het is rot spul. Het feit dat hij de pillen niet eens met zijn blote handen mag aanraken, zegt al genoeg. Thiosix, de naam zit voor altijd in zijn hoofd gebrand. Wat het precies doet, kan hij niet goed uitleggen. ‘Algehele malaise’, is er een goed woord voor. Hij is vaak futloos, moe, misselijk. Hij heeft vaak geen energie om leuke dingen te doen met vrienden, daarom richt hij zich zo op het sporten.
Toch lijkt het einde inmiddels bijna in zicht te zijn. Een half jaar geleden heeft hij een MRI-scan gehad, waar een goede uitslag uit kwam. De medicatie die toen een half jaar kreeg, had geholpen. De ontsteking, die zich bevindt bij het einde van zijn dunne darm en het begin van zijn blinde darm, was een stuk kleiner geworden. Vandaag krijgt hij de uitslag van de MRI-scan die hij vorige week heeft gehad. Als deze weer zo’n goede uitslag heeft, komt er misschien licht aan het einde van de tunnel. Dan kan hij misschien weer een normaal leven leiden. Hij denkt aan hoe zijn leven eruit zou zien als hij weer optimaal kan leven. Alles inzetten om te sporten, maar daarnaast ook weer feesten met vrienden. Hij glimlacht.
Zijn vriendin woont praktisch naast het ziekenhuis, dus op zijn gemakje pakt hij zijn jas en slentert hij er heen. Zijn hoofd leeg, hij heeft geen verwachtingen. Onderweg opent hij zijn spotify en zet hij zijn favoriete hardstyle lijst op. Als hij dan toch nog gaat piekeren, worden deze gedachten verdoofd door zijn harde muziek. Na een klein kwartiertje lopen is hij aangekomen bij het Diakonessenhuis. Hij kent de weg inmiddels goed. Route 144, gewoon de bordjes volgen.
De dokter is netjes gekleed, in de bekende witte doktersjas. Zijn haren verwilderd, en zijn bril net iets te ver op zijn neus. Het is een jonge dokter, waarschijnlijk net afgestudeerd. Wanneer Douwe gaat zitten voelt hij een rilling over zijn rug. Komt het door de koude, kille kamer? Of door wat anders? Hij kan er zijn vinger niet op leggen.
Het begin van het gesprek is vrij oppervlakkig. ‘Hoe gaat het met je, Douwe? Heb je nog veel last van je darmen?’ Hij zou willen dat hij eerlijk antwoord kon geven. Dat het slecht gaat, dat hij zich niet goed voelt. Maar hij weet dat de dokter hier niks aan kan doen. ‘Ja, het gaat goed! Ik ben net begonnen met een nieuwe studie, dus dat is leuk. En van mijn buik heb ik eigenlijk nooit last’. Goed, dat was een goed antwoord. Overtuigend, geloofwaardig. De dokter glimlacht en knikt. ‘Goed, we zijn hier natuurlijk om de resultaten van de MRI met je te bespreken. Ik moet wel zeggen dat het nieuws misschien minder goed is dan je hoopt.’
Tijd om deze zin te verwerken en te incasseren is er niet. De dokter kijkt hem indringend aan en opent zijn mond weer om te beginnen met praten. De medicatie, die Douwe al een half jaar lang krijgt, die hem al een half jaar lang achteruit haalt, heeft niet meer gewerkt. De ontsteking is even groot gebleven. Een operatie is de enige volgende oplossing, een stukje darm weg halen. Op dat moment staat zijn wereld even stil. De mond van de dokter beweegt nog, maar het lijkt wel in slow-motion te gaan. De woorden van de dokter gaan Douwe’s ene oor in en het andere weer uit. In zijn hoofd beginnen duizenden gedachtes te ontpoppen en ze gaan allemaal kriskras door elkaar heen. Tegelijkertijd is hij ook leeg. Hij voelt niks, maar hij voelt heel veel.
Het feit dat de medicatie eigenlijk voor niks is geweest, kan hij maar moeilijk bevatten. Een half jaar lang heeft hij die rot pillen moeten slikken. Hij heeft dagen ziek op bed gelegen, feestjes met zijn beste vrienden gemist en zich mentaal verschrikkelijk gevoeld. En het was allemaal voor niks? Hij is student, de zogenaamde ‘beste tijd van je leven.’ Een half jaar is heel lang, als je maar een paar jaar studeert. Deze tijd krijgt hij niet meer terug. Hij weet niet hoe hij moet reageren, moet hij lachen, huilen, wegrennen? Het lijken allemaal slechte keuzes. Maar een goede keuze lijkt er ook niet te zijn.
‘Gaat het?’ vraagt de jonge dokter. ‘Prima’, zegt Douwe overtuigend. Zo overtuigend dat hij het zelf bijna gelooft. De tranen die hij achterin zijn ogen voelt, voelen als een teken van zwakte en deze houdt hij dus sterk binnen. In zijn hoofd is hij nog bezig met het verwerken van de eerste klap, wanneer de dokter er nog even een schepje bovenop gooit. Zijn operatie is al binnen twee à drie weken en hij zal er minstens zes weken van moeten herstellen. Wat dat herstellen inhoudt? Vooral op bed liggen, veel rust en niet meer dan vijf kilo tillen. Douwe’s powerlifting wedstrijd? Die kan hij wel vergeten. ‘Het gaat een tijdje duren voordat je weer de oude bent jongen, maar gelukkig ben je fit en jong. Dat gaat het herstel beter maken.’
Het voelt voor Douwe alsof er net een mes in zijn borst is gestoken. Alsof iemand hem heel hard erin steekt en hem dan nog een beetje heen en weer beweegt. Een stekende pijn. Het allerbelangrijkste in zijn leven, moet stil komen te liggen. Relativeren kan hij nog, hij weet dat zes weken eigenlijk best kort is en dat het nog veel erger had kunnen zijn. Hij weet het, maar hij voelt het niet. Alles is voor niks geweest. De medicatie, de hoop en blijkbaar dus ook het sporten. Wanneer hij eindelijk herstelt is, is hij waarschijnlijk weer terug bij af.
De rest van het gesprek voelt als een soort waas. Informatie over de operatie, risico’s, vervolgafspraken, het is teveel om te onthouden. Maar hij doet zijn best ook niet. Hoe kon zijn lichaam hem nou zo in de steek laten? Hij heeft zoveel gedaan om het beter te maken. Speciale diëten, alternatieve geneesmiddelen en natuurlijk elke dag gesport. Hij heeft zijn leven er op aangepast, een nieuwe levensstijl aangenomen. Alles was voor niks.
Met lood in zijn schoenen begint hij aan de terugreis. Wanneer hij weer bij zijn vriendin aankomt, stort hij in. Al zijn tranen die hij net moest inhouden, vloeien er uit. Ze probeert hem gerust te stellen, maar ze merkt al snel dat Douwe vooral een luisterend oor nodig heeft. Hij weet wel dat het allemaal goedkomt. Maar nu voelt het even niet meer zo.
De dagen na het nieuws zijn chaotisch en verdrietig. Er vloeien nog vele tranen, maar na het afzeggen van zijn powerlifting wedstrijd en alles regelen met school, heeft hij eindelijk tijd om goed na te denken. Al zijn vrienden hebben geschrokken gereageerd. Hij kan niet eens meer bijhouden hoeveel mensen hebben gezegd dat ze gaan langskomen als hij in het ziekenhuis ligt. Zoveel mensen die hem hebben gesteund, hem een berichtje hebben gestuurd of het goed ging. Het verdriet heeft plaats gemaakt voor rust. Douwe zit in de kamer van zijn vriendin en kijkt uit het raam naar wat spelende kinderen.
Vanaf nu wordt alles anders. Hij zal een tijd niet kunnen sporten, niet aan school kunnen werken en niet meer kunnen genieten van het studentenleven. Maar naast verdriet voelt hij inmiddels ook blijdschap. Blij, omdat hij zich eindelijk realiseert hoeveel liefde hij om zich heen heeft. Door het vele sporten focuste hij zich niet meer op vriendschap en liefde. Sport komt later wel weer, hij moet nu op zoek naar een nieuw doel. ‘Ik wil alles vastleggen op beeld’, zegt hij enthousiast maar ietwat twijfelend tegen zijn vriendin. Ze kijkt hem glunderend aan. ‘Voor jezelf?’, vraagt ze. ‘Nee, voor andere mensen. Andere mensen die hetzelfde moeten ondergaan als ik. Misschien als ik alles kan vastleggen en op youtube kan zetten kan ik andere mensen helpen…’. Zijn stem verzwakt en hij kijkt haar vragend aan. ‘Shit, misschien is dit idee echt dom’. Maar de glimlach op haar gezicht zegt iets anders. Als ze begint met praten weet hij dat het goed zit. Het is oké. Het komt allemaal goed.