De laatste slag

De laatste slag

Kiwi en Zara op zoek naar Woudsend

Op de avond voor de Elfmerenrace zit Zara met een biertje in haar hand aan de bar, omringd door haar teamgenoten Isa en Kiwi en de andere zeilers die morgen ook het water op gaan. In de ruimte klink geroezemoes en gelach. Zara voelt een mengeling van rust en spanning: ze weet dat dit het laatste rustige moment is voordat de kou, de wind en de eindeloze kilometers hun tol zullen eisen. Morgen gaan ze een wedstrijd varen, eentje die zomaar de hele dag kan duren. In teams van drie zullen ze elf meren in Friesland trotseren, als een soort Elfstedentocht maar dan met zeilboten, Valken, om precies te zijn.

 

Ik word wakker en voel mijn hart lichtjes in mijn keel kloppen. Het is een typische herfstochtend in oktober; koud, nat en pikkedonker. Het is tenslotte zes uur ’s ochtends dus dat het nog donker is, is niet gek. Over een uur moeten we op de startlijn zijn. Iedereen maakt zich klaar voor een lange dag op het water. We trekken dikke truien en laagjes thermo aan, alsof we ons klaarmaken voor een expeditie naar Siberië.
Echt tijd om wakker te worden is er niet. Ik maak me klaar, trek een extra paar sokken aan en smeer nog wat boterhammen met pindakaas. Om nu al iets door mijn keel te krijgen is het echt nog te vroeg.

Gisteren heb ik samen met mijn teamgenoten Isa en Kiwi de boot al helemaal vaarklaar gemaakt, zodat de boot vandaag optimaal gevaren kan worden. Een lijntje extra hier en een schroefje vast daar. En dan is het tijd om te vertrekken. Nog even genieten van de laatste voetstap op het vaste land voor de komende paar uur en dan stap ik de boot in. Terwijl we richting de startlijn op het open meer varen wordt het buiten steeds lichter. De zonsopkomst die door de mist heen verschijnt geeft een euforisch gevoel. We gaan ervoor. Samen met zeven andere teams gaan we van start. Op naar de finish. Althans, dat hopen we…

We varen richting het eerste dorp: Woudsend. Eenmaal daar aangekomen is het helemaal licht geworden. We passeren huizen, boten, havens en bruggen. Voor elke brug moeten we het zeil strijken, de mast laten zakken en voorbij de brug weer opzetten. Een taak die veel tijd en moeite kost. Maar door de boten die dichtbij ons liggen blijven we gefocust en gemotiveerd om te blijven strijden. Maar dan, bij de zoveelste brug, krijgen we de mast niet meer overeind. We duwen en trekken zo hard we kunnen, maar er zit iets klem. De boot die achter ons zit komt steeds dichterbij. Ik raak gefrustreerd. Mijn armen beginnen te verzuren en ik krijg het warm, tot ik plots ‘klik’ hoor. “Yes, hij zit!”, roept Isa en zo snel als we kunnen varen we door en laten het andere team niet in de buurt komen. “Ze pakken ons niet”, gaat door mijn hoofd, maar naarmate we langer bezig zijn wordt de tocht steeds zwaarder. Het wordt alsmaar kouder, maar het eind is nog lang niet in zicht. We bekijken de kaart, lezen het kompas en kletsen over het leven, trekken het zeil aan en kijken weer naar de kaart. We beginnen ons steeds meer te vervelen. De teams verspreiden zich als een olievlek over het meer. We zijn nog maar halverwege en de moed zakt me steeds dieper in de schoenen. ‘Waarom deed ik dit ook alweer?’ Maar tegelijkertijd blijf ik gemotiveerd en realiseer ik hoe gaaf het is waar we mee bezig zijn.

Het is iets over half drie als we aankomen bij de Luts, voor ons ook wel bekend als ‘de kut Luts’. Een langgerekt, smal stuk water waar nauwelijks wind is. We moeten dus bomen en jagen om vooruit te komen. Door middel van de boom, een lange stok, duwen we onszelf vooruit door het water of we trekken de boot vanaf de kant. Meters lang zetten we onze kracht en energie in om vooruit te komen. We ploeteren voort, meter na meter, door het smalle water. De horizon strak in zicht met het einde van de Luts nog ver weg. Terwijl ik geconcentreerd voor me uit blijf kijken voel ik hoe de boot begint te schommelen.
Opeens hoor ik een flinke plons. Vrezend draai ik mijn ogen van de horizon weg en daar ligt Kiwi in het water. Haar ogen wijd opengesperd en met klapperende tanden spartelt ze in het rond. Door een misstap van de kant is ze in het water terecht gekomen. In een seconde van tijd keren Isa en ik de boot om. Waar eerst ons doel het einde van de Luts was, wordt het nu zo snel mogelijk Kiwi binnenhalen. We trekken haar terug de boot in. Ze is van top tot teen doorweekt en haar lippen zijn blauw. Terwijl Kiwi in de boot droge kleren aantrekt varen we door, we hebben geen tijd te verliezen.

Even later komen we aan in Balk, het dorpje aan het eind van de Luts. Hier moeten we verplicht een pauze houden van vijftien minuten. De teams die als een olievlek over het meer verspreid waren zijn nu weer als een groep zwaluwen bij elkaar. Terwijl ik mijn grote bord met warme pasta pesto eet zie ik steeds meer teams weer vertrekken na hun pauze. Mijn hart begint weer sneller te kloppen en de competitiedrang komt weer omhoog. “Ik wil ook weer!”, denk ik, en na vijftien minuten springen we de boot in en racen we achter de rest aan. Inmiddels wordt steeds duidelijker dat we niet als eerste over de finishlijn zullen komen, maar als we het maar uitvaren, dat is nu het belangrijkste.

Het is zes uur ’s avonds en het begint te schemeren. De warmte van de zon verdwijnt langzaam en mijn lichaam koelt steeds meer af. Mijn energie begint op te raken, maar het idee dat we binnen twee uur bij de finish zijn houdt ons wakker. De laatste loodjes, nog even volhouden. Ik zit aan het roer als de telefoon gaat. Het is de organisator van de wedstrijd: “Dag dames, de wedstrijd wordt verlengd. Iedereen moet ook nog een rondje om Koudum, succes.”
Ik hoor wat er gezegd wordt maar het komt niet binnen. Mijn teamgenoot slikt. We kijken elkaar aan en zeggen niks. In mijn hoofd brandt een vuurtje van teleurstelling en ongeloof. “Wat?!”, zeg ik en ik schud mijn hoofd. Een rondje Koudum zal zo’n drie uur extra duren. Drie uur. Dat betekent dat we nog zo’n vijf uur te gaan hebben. Ik overleg met mijn teamgenoten wat we gaan doen. Varen we de wedstrijd uit, of stoppen we nu? Ik sta op het punt om het op te geven. Het is inmiddels donker en ik voel de warme douche al bijna over me heen glijden. No way dat ik dit nog ga uitvaren. Maar mijn teamgenoten kijken elkaar vastberaden aan en knikken. We gaan het doen.
Even twijfel ik nog maar al snel hebben ze me door hun enthousiasme overgehaald. Waar je aan begint maak je ook af, denk ik en we varen door. We passeren het kruispunt waar we de afslag hadden genomen als we niet door zouden gaan. Ik heb een gevoel van euforie. Gaan we het dan toch echt uitvaren?

De tocht zet zich voort. Het is pikkedonker. Slechts enkele sterren en de weerkaatsing van de maan op het water zijn te zien. Ik tril. Mijn benen zijn stijf en mijn armen voelen slap. Met de laatste drie procent op onze telefoon zoeken we de juiste koers. Door de kou en het donker begin ik licht te hallucineren. Het enige dat ik hoor zijn de golfjes op het water en af en toe de hallucinerende woorden van mijn teamgenoten. Bij elk lampje dat we in de verte zien vragen we ons af of dat dan eindelijk de haven is. Ik voel me machteloos als een sneeuwvlok in de zon; midden op het meer met een bijna lege telefoon en zonder enig licht in de duisternis.

Na een tijdje zie ik een lichtje flikkeren in de verte en ik vang stemmen op die over het water dragen. Dat moet de haven zijn. We komen steeds dichterbij, het einde eindelijk in zicht. Daar is de finish. Met een laatste krachtige slag varen we over de finishlijn. We hebben het gehaald! Als eerste vrouwenteam ooit halen we de finish van de Elfmerenrace. Door de vermoeidheid en kou besef ik niet dat we na zo’n vijftien uur varen eindelijk gefinisht zijn. Ik ben blij en opgelucht maar tegelijkertijd kan ik alleen maar denken aan die warme douche en een lekker bed. Ik stap van boord, omhels mijn teamgenoten en we worden warm ontvangen door de andere teams, die al eerder finishten.

En dan het moment waar ik misschien wel het langst op had gewacht. Ik draai de douche open, stap eronder en het water voelt aan als een warme, welverdiende omhelzing. Hier haal je mij voorlopig niet weg.

Over de auteur

Felix ter Steege

Mijn naam is Felix ter Steege (2004), geboren in Venray maar ik woon nu in het mooie Utrecht. Ik vind het leuk om met mensen en media bezig te zijn. Daarom ben ik student aan de Hogeschool voor Journalistiek in Utrecht. Ik heb veel hobby's maar het allerliefst ben ik met mensen om me heen.