4 april 1950 Voor het Hoger Militair Gerechtshof
Er staat op 4 april 1950 een man voor de rechter. Deze man heet Rinus Hartog. Vandaag dient zijn zaak bij het Hoger Militair Gerechtshof. Het Gerechtshof bestaat niet uit de minste, er zit een voormalig minister van Oorlog, een vice-admiraal en een schout (rang bij de marine de na luitenant-admiraal en viceadmiraal). Nadat de advocaat van Rinus een rustig maar doordringend pleidooi heeft gehouden, komt zijn schoonmoeder aan het woord. Ze vertelt het Hof hoe zij Rinus is gaan beschouwen als haar eigen zoon en benadrukt de goede eigenschappen van de jonge Rotterdammer. Met haar vurige betoog probeert ze de leden van het Hof op andere gedachten te brengen en de straf van haar geliefde schoonzoon te verminderen. Er is namelijk een eis van 3 jaar op tafel gelegd, de zwaarste straf mogelijk voor het weigeren van de dienstplicht. Zij sluit af met: ‘Heren, voorlopig dank voor Uw belangstelling, en bidden Uw Hof de moedige wijsheid toe bij het nemen van deze Uitspraak.’
Op de uitspraak zal nog even gewacht moeten worden. Deze staat voor 19 april 1950 op de planning.
15 augustus 1945 einde van de Tweede Wereldoorlog?
Op 6 en 9 augustus worden er atoombommen op twee Japanse steden gegooid, wat de capitulatie van het land betekent. Op 15 augustus 1945 gaf de Japanse keizer Hirohito een radiotoespraak waarin hij capitulatie van Japan bevestigd. Twee dagen later, op 17 augustus 1945, riepen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid uit van de Republiek Indonesië. Nederland dreigt een kolonie te verliezen en stuurt jonge mannen naar het eiland om de orde te herstellen. Orde herstellen houdt veel meer in dan wat het lijkt. Het Nederlandse leger probeert de onafhankelijkheid van de jonge Republiek terug te draaien en is niet bang om geweld te gebruiken. Er sterven 4.585 Nederlandse soldaten. Aan de Indonesische kant zijn de verliezen veel groter, hier komen minimaal 97.421 mensen om het leven.
De Nederlandse militairen gaan allemaal vrijwillig naar Indonesië. Na de Tweede Wereldoorlog is de animo voor het Nederlandse leger sterk verminderd. Dienstplichtige mannen worden opgeroepen om te gaan vechten. Tussen 1946 en 1949, het jaar na de Tweede Wereldoorlog voorbij was, worden er 120.000 dienstplichten verplicht om af te reizen naar Indonesië.
7 mei 1946 Melden bij de Kromhoutkazerne
Op 7 mei 1946 staat de 21-jarige Rinus Hartog voor de grote, statige poort van de Kromhoutkazerne in Utrecht. Hij is met de geel-blauwe trein vanuit het zwaar gehavende Rotterdam naar Utrecht gekomen. Hij staat alleen met zijn koffer in zijn hand voor de kazerne. Het is een mooie dag in mei. Hij voelt de warme zonnestralen op zijn gezicht, de natuur maakt zich op voor een nieuw seizoen.
Rinus begint aan een nieuw hoofdstuk in zijn leven. Hij zal worden opgeleid tot genie en dan worden uitgezonden naar Indonesië. Een genie legt noodbruggen aan en ruimt mijnen op. Naast de techniek, moet Rinus ook kunnen vechten met een wapen.
Daar staat hij dan. Een bajonet in zijn hand, waarmee hij op een stropop moet insteken. De commandant roept: ‘Als je steekt, laat je je strijdkreet horen’. Rinus voelt aan alles in zijn lichaam dat hij dit niet wil doen en laat zich niet intimideren door de commandant. Daar staat hij dan. Stil, in de middagzon, terwijl hij naar voren wordt geschreeuwd.
Rinus wil niet naar Indonesië wil om daar mensen pijn te doen en te vechten voor een strijd die niet de zijne is.
24 september 1946: De boot naar Indonesië vertrekt
De kade staat vol met ouders, familie en vriendinnen die hun geliefde uitzwaaien. In de lucht hangen rookpluimen van de boot en het ruikt er naar zware stookolie, onmiskenbaar voor de inwoners van Rotterdam, die deze geur uit duizenden herkennen. Maar deze keer is het anders. Ze zien geen goederen binnen komen of gaan, maar hun zonen vertrekken naar de andere kant van de wereld om daar de orde te gaan herstellen in opdracht van de Nederlandse Staat. Toch is er iemand niet, Rinus is niet aan boord.
Voordat de jonge mannen uitvaren, krijgen ze een week inscheepverlof. Rinus zit thuis met zijn familie. Hij hoort het vrolijke gegil van zijn jongere broertjes en zusjes. Hij woont namelijk met 15 mensen in de kleine woning aan de dorpsstraat. Zojuist heeft Rinus de knoop doorgehakt, hij zal zich niet melden bij de Boussevain, het schip dat hem naar Indonesië zal brengen.
9 september 1949: Rinus wordt opgepakt
Rinus is alweer een half jaar aan het werk sinds hij is ondergedoken. Hij werkt in een glashandel. Overal waar je kijkt, staat glas, maar er licht ook veel op de grond. Als Rinus een plaat oppakt, snijdt hij zichzelf lelijk. Het rode bloed verspreid zich langzaam over de glasplaat. Na het bloeden te hebben gestopt vraagt zijn baas of het gaat met Rinus. ‘Klein schrammetje’, zegt Rinus. Zijn baas vraagt hem: ‘Kan jij even langs het politiebureau gaan voor mij? Er moet iets opgehaald worden.’ Trouw als hij is en bang om zijn baan kwijt te raken gaat Rinus naar het politiebureau. Eenmaal daar aangekomen, wordt hij vrijwel direct ruw in de boeien geslagen door meerdere agenten en vast gezet in een cel.
In zijn dagboek schrijft Rinus over zijn opsluiting:
Zodoende kwam ik op het Politiebureau terecht, wat zeer nadelige gevolgen voor mij had, aangezien ik geregistreerd stond als deserteur ( dienstweigeraar) en er werd dezelfde dag opgebeld naar de Marechaussee aan de Westersingel, die mij afhaalden vanaf het Haagseveer, en mij opsloten in een cel aan de Westersingel. Dat is iets vreselijk zo alleen, voor de eerste keer in een cel, en dan te weten dat er thuis haast nog niets van mijn verdwijning bekend was.
19 april 1950 uitspraak van het Hoger Militair Gerechtshof
In een kleine kamer, staat het blank van de rook van sigaretten. Rinus is zojuist naar binnen gebracht door de bewaarders. Hij is ondertussen al gewend geraakt aan zijn kleine cel in het huis van bewaring in Rotterdam. Na meerdere pogingen van het Nederlandse Leger om Rinus toch zo ver te krijgen dat hij naar Indonesië zal gaan, heeft hij voet bij stuk gehouden en kan hij nu horen wat zijn straf is. Na minder dan vijftien minuten is het gerechtshof eruit:
UITSPRAAK HOGER MILITAIR GERECHTSHOF TE ROTTERDAM – 19 APRIL 1950 – ZAAK RINUS HARTOG
Een gevangenisstraf voor de tijd van TWEE JAAR met bepaling dat de tijd door hem voor de tenuitvoerlegging dezer uitspraak in arrest doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht van 9 september af: handhaaft de bij het vonnis aan beklaagde bijkomende straf van ontslag uit de militaire dienst zonder ontzetting van de bevoegdheid om de gewapende macht te dienen
In totaal zal Rinus drie jaar vastzitten voor het weigeren van zijn dienstplicht. Als hij op maandag 2 december 1985 overlijdt aan de gevolgen van kanker, is zijn naam nog niet gezuiverd. En tot op de dag van vandaag is dit niet gebeurd. Hij staat nog steeds te boek als crimineel, die heeft vastgezeten, van wie het stemrecht is ontnomen. Enkel omdat hij niet wilde vechten voor het ideaal van een ander.