Zullen we dan maar heel lang leven

Zullen we dan maar heel lang leven

Foto: Thomas van der Meer

Als jonge twintiger voelde Thomas van der Meer (39) zich een toeschouwer van zijn eigen leven. Terwijl vrienden de eerste stappen zetten richting carrière en toekomst, leek zijn leven stil te staan. Hij had administratieve baantjes, waar hij toevallig in rolde maar echt leuk vond hij het niet. Zelfs zijn moeder zag dat hij de dingen waar hij goed in was niet kwijt kon in het werk wat hij deed.

Hij worstelde met zijn genderidentiteit, zijn zelfbeeld en de vraag wat hij met zijn toekomst wilde. Op zijn 27ste ging de schrijver in transitie van vrouw naar man. Familie en vrienden zagen dat hij steeds gemakkelijker werd met zichzelf. Pas toen ging hij uitzoeken wat hij echt in het leven wilde doen.

Van der Meers’ zachte gezichtsuitdrukkingen en kalme persoonlijkheid stralen van nature een verbondenheid met mensen uit. Zijn karakter toont dat hij gemaakt is om mensen te willen helpen. Dat is wat hij in het leven wil doen. Via een vriend rolde hij de wereld van de zorg in en tijdens zijn opleiding verpleegkunde ontdekte hij al snel zijn passie voor de ouderenzorg. De zorg is een vak wat niet voor ieder geschikt is. Een verpleegkundige heeft bepaalde eigenschappen wat hun sterker en gepaster maken voor het werk. Als verpleegkundige kom je in contact met hele primaire situaties. Vooral in de ouderenzorg bevinden mensen zich vaak in het meest kwetsbare moment van hun leven, en ook zij hebben behoefte aan goede zorg. ‘Dit biedt elke keer weer een uitdaging en juist dat vind ik belangrijk in mijn werk. Daar kan ik mijn energie in kwijt’, aldus van der Meer.

De primaire situaties wennen wel volgens vele verpleegkundigen. Van der Meer herinnert zich nog de eerste keer dat hij samen met een collega een patiënt ging wassen. De bewoner lag er passief bij, helemaal vermagerd. Inmiddels is hij gewend om mensen in die staat te zien. Hij wordt er niet meer onpasselijk van, dat stadium ben je als verpleegkundige op een gegeven moment voorbij.

Carriere als schrijver

Een andere terrein waar zijn talent schittert, is op het gebied van schrijven. In 2019 publiceerde van der Meer zijn debuutroman:‘Welkom bij de Club’. In zijn boek schrijft hij over zijn transitie en de reacties uit zijn omgeving. Hij schetst het op humoristische wijze met The Office-achtige scènes om een eerlijk beeld te geven. Luchtig, eerlijk, humoristisch, net als van der Meers’ karakter. Met zijn verhaal toont hij hoe de universele drang om ‘normaal’ te zijn ons eigen gedrag en dat van anderen beïnvloedt. Zijn boek blijft geen one-time-thing-only want na de publicatie van zijn boek wordt hij opgemerkt door de Volkskrant. De krant vraagt hem of hij tijdelijk een columnist die op vakantie is wil vervangen. Van der Meer reageert met enthousiasme en ziet het als een unieke kans om zijn stem verder te laten horen.

De columns richten zich op de ouderenzorg, een onderwerp dat hem na aan het hart ligt. ‘Ik schrijf over dingen die heel dichtbij mij staan. Eigenlijk begon ik min of meer toevallig te schrijven over mijn werk,’ legt van der Meer uit.

Zullen we dan maar heel lang leven

De columns voor de Volkskrant leiden hem naar het schrijven van zijn tweede boek. ‘Zullen we dan maar heel lang leven’, vertelt waargebeurde, kwetsbare verhalen van patiënten: verpleeghuisbewoners en mensen die langdurig zijn opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hij verwerkt in zijn verhalen hun menselijkheid, angsten en verlangens, zonder ooit hun waardigheid uit het oog te verliezen. Om de privacy van de betrokkenen te waarborgen, zorgt hij ervoor dat niemand in de verhalen herkenbaar is. Deze kwestie neemt van der Meer serieus, wat zijn collega’s en patiënten ook opvallen.

Met empathie vertelt hij, ‘ik zou het vervelend vinden als mensen de krant lezen en hun eigen moeder of vader daarin herkennen.’ Het boek wordt enthousiast ontvangen in zijn omgeving. Het werd zelfs het december-cadeau op zijn werk. Toch blijft van der Meer discreet als het over de organisatie zelf gaat. Over collega’s schrijft hij bewust niet, want dat zou een rare sfeer op de werkvloer veroorzaken. ‘Als er iets mis is, dan maak ik dat kenbaar binnen de organisatie in plaats van dat ik erover ga schrijven’, aldus van der Meer.

Het boek verspreidt via mond-tot-mondreclame, in ouderencentra door het hele land wordt het een hit. ‘Ik hoop dat de verzorgers van mijn man ook zo professioneel en lief zijn als Thomas’ en ‘meestal doe ik lang over het lezen van een boek, maar deze kon ik niet wegleggen’, wordt er geroepen.

Dementie

Aan de manier waarop van der Meer vragen beantwoordt, valt op hoeveel respect en toewijding hij voor zijn werk voelt. Zijn woorden stralen een diepe waardering uit voor de mensen die hij verzorgt en de verhalen die hij deelt. Het zijn vooral ouderen met dementie met wie hij veel werkt, een thema dat ook in zijn schrijven regelmatig terugkomt. Voor van der Meer is dementie meer dan het verlies van herinneringen. ‘Deze mensen weten langzamerhand niet meer in welke situatie ze zich bevinden, waar ze zijn of hoe oud ze zijn. Het is warboel in hun hoofd’. Hij ziet het als zijn taak om aansluiting te vinden bij de belevingswereld van de persoon op dat moment, hoe onvolledig die ook is.

Zijn boek is een verzameling van verhalen die diep raken. Hoewel Van der Meer in zijn werk al veel heeft meegemaakt, is er één verhaal dat hem bijzonder is bijgebleven. Het verhaal van een vrouw die op sterven lag en hem vertelde dat ze graag, samen met hem, met haar camper naar Rusland zou willen reizen.

‘Ze had veel van de wereld gezien’, vertelt hij, ‘maar ze had spijt dat er nog plekken waren waar ze nooit geweest was. Het liet zien dat, ook als je oud wordt, je op een bepaalde manier niet verandert. Je hebt nog steeds dromen en wensen.’ Juist deze verbinding met mensen is wat van der Meer zo waardeert in zijn werk. Daarom schrijft hij ze op, hij wil de verhalen bewaren. Hoewel van der Meer gewend is geraakt aan de uitdagingen in de ouderenzorg, blijft hij een mens met emotie en medeleven. Het overlijden van een patiënt kan hem nog lang bijblijven. Hij bouwt banden op met patiënten en raak gehecht. Wanneer iemand overlijdt, kan hij hen een tijd missen of vaak aan ze denken. ‘Je zou dat misschien onprofessioneel kunnen noemen, maar zo werkt het nu eenmaal’, vertelt hij openhartig. Toch blijft dat gevoel los van zijn werk. In acute medische situaties blijft hij altijd kalm, niemand heeft het ook zien gebeuren dat hij in paniek raakt.

Tekort aan kennis en begrip

De verhalen die van der Meer uitbrengt, gaan soms ook over de psychiatrische zorg. Als er iets is wat er duidelijk aan van der Meer knaagt, is het verschil in de reacties op zijn columns. ‘Bij ouderenzorg kreeg ik de indruk dat lezers het aandoenlijk en lief vonden. Dat speelde bij de psychiatrie veel minder. Er zijn veel vooroordelen over de psychiatrische patiënt. Mensen hebben negatieve ideeën bij ziektebeelden’. De tekortkoming aan kennis of begrip over de psychiatrische zorg kan volgens hem de veroorzaker zijn. Én de beeldvorming van de psychiatrische zorg in de media. Hij had namelijk ook tbs’ers op de afdeling, en mensen grapte tegen hem: ‘pas maar op dat je patiënten niet ontsnappen!’. Terwijl mensen op een tbs-afdeling vaak helemaal niet van de afdeling durven, door bijvoorbeeld een angststoornis. ‘Als er een keer iets mis gaat met een tbs’er, komt dit gelijk in het nieuws, en zijn het vaak hele heftige verhalen’, vertelt van der Meer gefrustreerd.

De boodschap van zijn verhalen

Van der Meer is niet van plan zijn pen binnenkort neer te leggen. Hij wil met zijn verhalen niet alleen de complexiteit van de ouderenzorg laten zien, maar ook hoe waardevol het werk is. Hij hoopt hiermee anderen te inspireren om de zorg in te gaan. De zorgsector kampt met enorm personeelstekort. Hij neemt de taak op zich om als schrijver én verpleegkundige dit onder de aandacht te brengen. Daarnaast vragen de verhalen om politieke aandacht voor ouderenzorg als thema.

De politieke kant van zijn boodschap laat van der Meer niet onbesproken. Gepassioneerd legt hij uit hoe de jarenlange bezuinigingen merkbaar zijn in de ouderenzorg. ‘Kennelijk is de positie van ouderen in onze samenleving erg laag; er is weinig prioriteit voor’, zegt hij met teleurstelling in zijn stem. Het kerndoel van zijn verhalen is dat de 38-jarige schrijver en verpleegkundige wil bijdragen aan een ander beeld van ouderen en solidariteit in de samenleving. ‘Je wordt vaak alleen als volwaardig persoon gezien als je autonoom, gezond bent en alles zelf kunt. Als dat niet meer zo is, lijk je al snel een probleem te zijn of niet meer mee te tellen’, vertelt van der Meer hoopvol. Dat idee vindt hij schrijnend. Hij hoopt dat beeld te veranderen met zijn verhalen.

Over de auteur

Parwin Ziyadkhanli

Parwin Ziyadkhanli (2004), journalist.