De rij voor Paradiso slingert zich al ver de straat op, als een kronkelende rivier van verwachtingsvolle gezichten. Niet voor EcoJam, maar voor Sturgill Simpson, de Amerikaanse countryzanger die vanavond de grote zaal uit zijn voegen laat barsten. EcoJam speelt zich af hogerop, in de kleine zaal op de tweede verdieping, een plek waar creativiteit en idealisme zich samenballen tot een broeierige avond.

Beeld: Mick van Dijk
Boven in de zaal lopen Guus Rijnbeek en Mirte van den Bos onrustig heen en weer. Guus friemelt aan zijn overhemdkraag, Mirte tikt met haar voet een onzichtbaar ritme op de vloer. Nog geen dertig minuten tot ze op moeten met hun act ‘De Mier en Ik’. De spanning drukt zichtbaar op hun schouders, hun gezichten afwisselend gefocust en nerveus. Buiten de coulissen stroomt het publiek gestaag binnen — een bont gezelschap van jong en oud, van fluisterende vrienden tot dromerige solobezoekers. Zowel man, vrouw als alles daartussenin wordt goed vertegenwoordigd. Hier en daar groeten bekenden elkaar en maken zich op voor een mooie avond. Iedereen lijkt zich vanzelf te mengen in een sfeer van verwachtingsvolle rust.
De avond opent met een poëtische film: traag glijdende beelden van bossen in nevel gehuld, korstmossen op stenen, het zachte wiegen van zeegras onder water. Een hert doemt op tussen mistige bomen, een zwerm spreeuwen danst door een okerkleurige lucht. De voice-over spreekt vanuit ecosystemen, niet vanuit mensen. Een fluisterende stem, gedragen door melancholische muziek, laat de boodschap bezinken: natuurbehoud is geen luxe of moreel gebaar, het is overleven, samenleven. De zaal is stil. Je hoort alleen ademhalingen en af en toe het verzetten van een voet.
Dan: het eerste optreden. Guus en Mirte stappen het podium op, het licht dooft, een warme spot zet hen in een gouden gloed. ‘De Mier en Ik’ is een collage van liedjes, sketches, statements, maar het voelt als meer dan dat. De teksten prikken, schuren, grinniken. Een lied over de minister die lacht als een boer met kiespijn kan rekenen op gegniffel en een scherp applaus. Een monoloog over de bureaucratische wereld als woonplaats laat een man voor in de zaal in gedachten verzonken met zijn hand over zijn kin strijken.
Op een gegeven moment verandert de zaal in een choreografie van beweging. Guus roept op tot een cursus ‘waterplantje worden’, en alsof op onzichtbaar commando beginnen ledematen zich te kronkelen, buigen, golven. Een vrouw met krullend haar zwaait haar armen als wieren in de stroom, een puberjongen giechelt terwijl hij zich langzaam naar links buigt als een rietstengel. Er wordt gelachen, maar voorzichtig, want links en rechts schiet een arm of knie onverwacht uit. Het voelt speels en intiem — een kamer vol mensen die even hun mens-zijn vergeten om zich te wortelen in iets diepers.
Dan grijpt Mirte de microfoon. Het licht dimt. Ze zingt. Haar stem is breekbaar en helder tegelijk, alsof ze elk woord afweegt voor ze het uitspreekt. Een lied over haar kinderwens, en de angst die daar tegenwoordig bij hoort. “Ze zeggen dat het goed komt, en ik wil het graag geloven, maar de wereld staat in brand. Terwijl ik lig te dromen van het kindje dat ik zou willen, maar dat er misschien wel nooit zal komen.” De zaal houdt de adem in. De laatste noot blijft hangen in de lucht, als dauw op een net geopende bloem. Een vrouw helemaal vooraan bij het podium veegt geruisloos een traan weg.

Beeld: Jaap Kwaak
Guus en Mirte sluiten af met een oproep. Een krachtige, activistische echo. Gaza, de opkomst van extreemrechts wereldwijd, klimaatproblematiek — het komt allemaal langs. Maar het is geen tirade. Het is een oproep tot menselijkheid. “Blijf vooral opstaan voor waar je in gelooft, demonstreer en laat je stem horen, op welke manier dan ook,” zegt Guus, terwijl zijn vuist even de lucht in gaat. De zaal barst los in applaus, gejoel, gejuich. Geen bravoure, maar instemming, herkenning.
Na hen neemt Lisia Leurdijk het stokje over, met haar performance ‘Als Iep de wereld is’. Ze staat stil op het podium, een zakje aarde in haar hand. Er gaat iemand rond met een kartonnen doos die iedereen in het publiek eenzelfde zakje aarde overhandigt. De geur van vochtige aarde vult de ruimte. Lisia leidt ons in een meditatie. Ogen dicht. Adem diep in. Beeld je in: je zakt door aardlagen, je voelt klei langs je huid, steen tegen je borst. Je wordt een dier, een vos misschien, of een walvis. Een jongen mompelt zachtjes “otter” voor hij zijn ogen sluit. De ervaring is intens, bijna lichamelijk. Wanneer de ogen weer opengaan, is het alsof iedereen net wakker is geworden uit een collectieve droom. Blikken zijn zachter. Ademhaling trager.

Beeld: Jaap Kwaak
Na de meditatie van Lisia verbreekt Loema de stilte. Gelaagde klanken, indie uit Utrecht, zacht gelaagd als mist op een meer. Engelse teksten die niet uitleggen maar suggereren. De zangeres sluit soms haar ogen bij het refrein, haar stem zwevend tussen de instrumenten. Toch is het Loes Lune die het publiek echt raakt. Hun vierkoppige band vult de zaal met hoopvolle melodieën, als zonnestralen door een stoffige zolderruit. De dwarsfluit danst boven de warme klanken van de contrabas. “We want more,” roept iemand achterin. En het lijkt alsof de hele zaal dat voelt. Mensen dansen en springen mee op de muziek van de band.
Achter in de zaal verschijnen Guus en Mirte weer, hun wangen rood, ogen glimmend. Ze bruisen nog na van hun optreden. “Het was fantastisch,” zegt Guus. “Vooral hoe goed het publiek meedeed.” Mirte knikt, haar handen nog onrustig. “Ik vond het doodeng om dat nummer te zingen… over mijn kinderwens. Maar ik ben zo blij dat ik het toch gedaan heb.” Haar woorden blijven even hangen, zachtjes tussen de drukte door. Guus legt een hand op haar schouder. “Je deed het geweldig.” Hij voegt daaraan toe: “Ik denk ook dat het een erg mooi nummer is, dat ook heel herkenbaar is voor mensen van onze generatie.” Ze dromen hardop over de toekomst, met de adrenaline van vanavond nog rijk door de aderen vloeiend; Paradiso’s grote zaal, grote festivals. “Ik ben enorm fan van Down The Rabbit Hole, dus waarom niet?” zegt Guus. En het klinkt niet als een grap.
Bij de volgende act is het net of je op de binnenhuisafdeling van een gemiddeld tuincentrum bent beland. ‘The Plantslator’ omringt zich door planten en heeft een bijna psychedelische performance voorbereid. Het publiek gaat zitten, een serene rust daalt neer. Gevoelige microfoons vangen de bewegingen en vloeistoffen in de bladeren van planten op, die door een synthesizer worden vertaald naar geluidsgolven. Een etherisch, hypnotiserend effect vult de ruimte. Na afloop krijgt iedereen een zaadbom mee – een klein gebaar met een duidelijke boodschap: het is van groot belang om bloemen te verspreiden om de biodiversiteit te steunen. Tijdens het optreden van ‘The Plantslator’ komen Gijs en Mirte nog een keer langs, duidelijk met moeite om de ogen open te houden; “Wij gaan ons backstage een beetje klaar maken om ervan door te gaan.” Begrijpelijk, gezien Mirte nog helemaal terug naar Nijmegen moet en ze allebei al een lange dag achter de rug hebben.
Beeld: Jaap KwaakSofie de Vroom, een van de organisatoren, staat stralend aan de bar achter in de zaal, met ogen waar de vermoeidheid af druipt, maar waar ook trots uit straalt. “Dit is onze vierde EcoJam,” zegt ze. “We reageren altijd op open calls van verschillende venues. Mensen lijken het idee altijd goed te vinden.” Ze noemt haar teamleden: Lisia, Elmo en Len. Allemaal studenten, allemaal activisten. “Ik geloof in sociale kunst. Kunst die je laat nadenken. Niet alleen met een bord omhoog op het plein, maar ook met kunst een boodschap uitdragen.”
Wat haar droom is? Na wat aarzeling zegt ze het toch: “Een grote zaal. Een festival. Internationaal misschien zelfs.” En terwijl ze het zegt, lijkt ze het ineens ook echt te geloven. Haar ogen glinsteren bij het uitspreken van het woord ‘internationaal’.
De laatste act van de avond is Isa Bob van Rooy met de band Loose Grip. Met een krachtige Spoken word performance op de ritmische grooves van Loose Grip wordt het publiek direct geboeid. Isa draagt een keffiyeh, een Palestijnse sjaal, een woordeloze boodschap van steun. Ondanks het late uur en de vermoeidheid in de zaal blijft de aandacht hoog. Er worden suikerige drankjes gehaald aan de bar, in voorbereiding om nog even door te gaan.

Beeld: Jaap Kwaak
Loose Grip neemt over. Funky riffs, diepe baslijnen, handen in de lucht. De zaal verandert in een dansvloer. Zorgen vallen van schouders, voeten raken even los van de grond. Het slot is geen afsluiting, maar een loslating. Een jongen gooit zijn hoofd in de nek van het lachen terwijl hij danst. Iemand anders omhelst een complete vreemde. Een teken van de verbinding die hier vanavond heeft plaatsgevonden.

Beeld: Jaap Kwaak
Het mag dan crisis zijn op verschillende vlakken; politiek, ecologisch, maatschappelijk, maar de boodschap van EcoJam is helder: het is nog niet te laat. Actie is mogelijk. Verbinding is mogelijk. En misschien, heel misschien, redding ook. De wereld brandt, maar hier, in deze bovenzaal aan de Weteringschans, wordt er nog gedanst.
En zolang er gedanst wordt, is er hoop.