“Waarom wilden we ook alweer interrailen?”

“Waarom wilden we ook alweer interrailen?”

Het is helemaal stil. Zo stil dat je een speld kan horen vallen. Rosa heeft het nog nooit zo stil gehoord. Ze staat midden in een vertrekhal. Ze draait rondjes om haar eigen as, op zoek naar een teken van leven. Als eerste ziet ze de foodcorner, waarboven ‘Milnar’ staat. Die is met ijzeren tralies gesloten. Ze draait zich om en ziet bij de ingang aan de rechterkant zwarte baliehokjes met de nummers een tot en met tien erop. Ze zijn allemaal volledig afgesloten met ijzeren gordijnen. Het enige dat nog een teken van leven geeft in deze hal, zijn twee zwarte borden met in het midden een witte klok. Ze kan nog net zien dat het vier over half twee ’s nachts is.

Bovenaan de borden staan woorden als ‘Odlazak’ en ‘ABFAHRT. Daaronder staat verlicht in gele letters: SPLIT en 240 Minuta. Haar schouders, gespannen van angst, laat ze langzaam zakken. Net als ze denkt dat ze kan ontspannen, schiet de spanning terug. Niet alleen in haar schouders, maar in al haar spieren. Rosa maakt een klein sprongetje, gevolgd door een gil. Een kakkerlak raakt met zijn pootjes haar been, maar vlucht snel de duisternis in na haar angstige sprong. Op dat moment zakt het laatste beetje moed in haar schoenen. Met adrenaline in haar stem zegt ze zachtjes tegen zichzelf: “Waarom willen we ook alweer interrailen?” Ze denkt terug aan het idee van twee maanden geleden voor deze interrail-reis.

Het zweet drupt van haar hoofd. In haar huis in Vaartsche Rijn, een wijk in Utrecht, hangt een zware warme lucht. Ze ligt op haar bed, waar drie topjes liggen die nog gewassen moeten worden. Genietend van een waterijsje scrolt ze zonder na te denken door korte filmpjes op Instagram. Een fragment van de serie Friends komt voorbij waarin hoofdpersoon Chandler een grap maakt, gevolgd door een foto van een schattige puppy. Ze scrolt verder en stuit op een advertentie. Normaal interesseert ze zich daar niet in, maar deze grijpt toch haar aandacht. Een jongen en een meisje van rond de twintig zitten tegenover elkaar in de trein, met een lach van oor tot oor. Terwijl de twee vanuit het raam naar een ondergaande zon kijken, genieten ze van een biertje en een wijntje. Ondanks dat de gevoelstemperatuur in Rosa’s kamer nu vergelijkbaar is met die van de woestijn, krijgt ze enorm veel zin in de zomervakantie. Ze betrapt zichzelf erop dat ze glimlacht bij de gedachte dat zij daar zit met haar vriendin, net zoals de mensen op de advertentie.

“Jo, laten we deze zomer gaan interrailen, haha,” appt ze met het ijsstokje tussen haar tanden naar haar beste vriendin Johanna. Voordat die kan reageren, googelt Rosa al hoe interrailen werkt. Op de officiële website ziet ze dat ze een treinkaartje kan halen waarmee je onbeperkt door Europa kan reizen met de trein, voor een bepaalde tijd. Terwijl ze verder scrolt, komt ze artikelen tegen waaruit blijkt dat ze niet de enige is die graag met de trein wil reizen. Ze leest dat stedentrips met de trein 124 procent in populariteit zijn gestegen, vooral onder jongeren, blijkt uit onderzoek van TUI. Rosa is hier totaal niet verbaasd over. Afgelopen jaren is haar Instagram volgestroomd met foto’s van vriendinnen die met de trein naar Praag zijn of een stedentripje naar Berlijn maken.

Ping, Ping, Ping. De meldingen schuiven vanaf de bovenkant van het scherm in beeld. “OMG”, luidt het eerste bericht. “Ja”, volgt het tweede, gevolgd door: “Moeten we doen!” Appjes vliegen heen en weer met allerlei ideeën over welke landen ze willen bezoeken. Uiteindelijk besluiten ze om twee weken in juni te gaan reizen, maar net als het wassen van haar topjes, stelt Rosa het verdere plannen van de reis lekker uit.

Op 3 juni staan Rosa en Johanna op Amsterdam Centraal. Ze zijn helemaal klaar voor de reis. De meiden hebben beide een uitpuilende rugzak vol met groene en blauwe rokjes en topjes met streepjes en stippen. Ze denderen in de wit met rood gestreepte ICE-trein naar Berlijn om vervolgens door te trekken naar Praag, Wenen, Bratislava en Boedapest. Bij elk hostel doen ze een pub crawl: met een kudde van andere backpackers gaan ze langs allerlei kroegjes en pubs. Bij elke bruinkleurige drinkgelegenheid worden de biertjes geat alsof het water is, waardoor de meiden soms letterlijk kruipend naar het hostel terugkomen. Ze verlaten iedere keer rond de middag het hostel om vervolgens met knallende koppijn de stad nog een klein beetje in het licht te verkennen.

De treinen zijn altijd brandschoon en er is altijd wel een ruime plek beschikbaar voor het duo en hun rugzakken om gezellig te zitten. In de trein naar Praag is het alleen wel iets te gezellig met mensen en rugzakken. Elke stoel is nu al bezet, maar eigenlijk ook elke vierkante meter. Rosa en Johanna zitten op de trap bij de eerste klas waar ze door de conducteur worden weggestuurd. Volgens hem is de trap ook onderdeel van de eerste klas. De meiden verkassen terug naar tweede klas waar ze geperst staan tussen kletsnatte ruggen van medebackpackers. Toch is Rosa verassend optimistisch: dit is de eerste keer dat ze ‘problemen’ hebben met de trein. Ze roept naar Johanna die acht zwetende mensen achter haar staat: “Hey, als dit het enige is, dan valt het allemaal best mee.”

Na Praag volgt Boedapest, waar het zweet nog meer gutst dan in Rosa’s kleine kamertje. Met kleffe handen opent Johanna een nieuws-app: een hittegolf trekt door Europa, leest een titel op de hoofdpagina.
“We moeten écht de stad uit, naar de zee, Roos.”
“Ja,” zegt Rosa kreunend. Ze opent de Interrail-app en boekt tickets naar Split. Eerst nog via Zagreb, maar dat maakt ze niets uit. Onderweg naar het station dromen ze al van een duik in het frisse, blauwe water.
“Shit,” mompelt Johanna met een droge mond. De trein heeft twee uur vertraging waardoor ze hun overstap niet zullen halen. Ze kunnen nog een trein pakken om drie uur ’s nachts in Zagreb, maar dan moet het duo wel twee uur wachten voor de trein naar Split. Toch blijven ze vasthouden aan het idyllische beeld van gele stranden en brekende golven.

Twee Duitse jongeren, een jongen genaamd Youri en een meisje genaamd Janoek, zitten ook in de trein. Zij denken exact hetzelfde: weg uit de hitte, op naar de zee. Al pratend en lachend over hun interrail-avonturen glijdt het landschap voorbij. Rosa denkt terug aan die ene advertentie, neemt een slok water uit haar bidon en voelt een warme golf van geluk terwijl de zon langzaam ondergaat.

Als de hete lichtbol alweer een paar uurtjes onder is, arriveert de trein in Zagreb. Staand op het perron trekken de meiden hun trui aan en lopen ze het station in. Als ze kijken naar het bord, is het even stil. Het vloekt in hun hoofden met woorden die we maar niet op papier zetten. Tweehonderdveertig minuten vertraging. Rosa kijkt vluchtig om zich heen of iemand van het station hen kan helpen, maar er is niemand. Ze ziet alleen een paar andere mensen met rugzakken wiens levenslust ook uit hun gezichten is verdwenen na het zien van het bord. Met hun hoofd hangend lopen ze terug naar hun Duitse vrienden. Er valt niet veel meer te lachen.

Zittend op een houten bankje wordt er bijna geen woord gewisseld. Soms zegt Rosa: “Niet in slaap vallen hè”, als Johanna langzaam wegdommelt op haar schouder. Ze denkt terug aan wat een vriend haar had gezegd over dit soort vertragingen tijdens het interrailen. Hij refereerde aan een verhaal uit het Parool waarin staat dat zulke lange vertragingen heel normaal zijn. Extra kosten zijn dan ook eerder regel dan uitzondering. Door vertraging of het uitvallen van treinen moet je nou eenmaal soms dubbel betalen omdat je het geld daarvan niet terug kan krijgen. De duizendste zucht verlaat haar lippen. Ze is geïrriteerd op haar jongere zelf dat zij geen beter onderzoek heeft gedaan.

Balend van haar uitstelgedrag staat ze op en vertelt ze dat ze naar de wc gaat, om te kijken of op magische wijze de vertraging korter is geworden. Maar eenmaal binnen is al haar geloof in magie weg. In die gevoelsmatige vier werkdagen is er geen enkel cijfertje veranderd. Er staat nog steeds een twee, een vier en een nul. Het is vier over half twee ’s nachts en Rosa heeft de gedachte dat de trein nooit meer gaat komen.

Het perron blijft leeg tot de duisternis langzaam overgaat in het eerste licht van de ochtend.
Tggggggg. Het ijzeren rolluik van het eerste loket schuift omhoog. Rosa ziet het vanuit haar ooghoek en loopt er meteen heen. De Interrail-app meldde eerder dat de trein is uitgevallen. Er zou er een in de ochtend komen, maar vertrouwen in die informatie heeft ze niet meer. Ook moeten ze weer betalen voor een reservering van 40 euro, boven op hun eerdere tickets. Rosa wil weten of de trein nu écht komt en of ze hun geld kunnen terugkrijgen. Achter het loket zit een vrouw van middelbare leeftijd met een strakke knot, vergeelde tanden en vingers die driftig over het toetsenbord tikken. Rosa verzamelt al haar energie en zet haar vriendelijkste masker op.

“Hi, we’ve been waiting here all night. Do you know if the train is still coming? And is it possible to get a refund?”
Tik, tik, tik. De vrouw blijft strak naar haar scherm staren. Dan draait ze zich langzaam naar Rosa en zegt alleen:
“No. I don’t know.”

Rosa probeert haar irritaties weg te mompelen met een ongemeend lachje.
“Sorry, but that can’t be right, can it? We’ve been here all night. Could you please just check if…”
“Miss. I don’t know.” onderbreekt de receptionist. Ze rolt nog net niet haar ogen naar Rosa.
“But I feel like you’re not even trying. Could you ask someone who does know?” zegt Rosa.
“No. I don’t know.”

De herhaling en het getik maken haar gek. Rosa balt haar vuist. Haar blik staat op onweer, klaar om dat toetsenbord eigenhandig van haar weg te rukken.
Tot ineens achter haar:
“Rosa, hij is er!”

Ze draait zich om en ziet Johanna op haar afrennen.
“De trein! Kom!”
Rosa ontspant haar vuist. Ze gunt de vrouw geen blik meer en rent samen met Johanna de trein in.

Twee uur ’s middags, bijna een etmaal later dan gepland, nemen Rosa en Johanna afscheid van hun Duitse reisgenoten. Ze pakken een taxi en komen aan bij hun hostel waar rode vlag nummer één al figuurlijk wappert: het is in een groot betonnen appartementencomplex. Ze zoeken naar het juiste huisnummer en dan wordt het duidelijk: het appartement is tot iets wat een hostel moet voorstellen omgebouwd. Rode vlag twee: de eigenaar slaapt in de keuken.

Hij brengt het duo naar een kleine kamer waar nét een stapelbed in past. Het zit verder vol met vijfentwintig oudere mannen. Zonder een woord vuil te maken aan de situatie leggen ze hun spullen neer en lopen naar buiten.

Een paar straten verder breekt Rosa:
“Ik wil hier niet slapen.”
“Ik ook niet”, antwoord Johanna.

Het schimmige hostel is voor de meiden de druppel. Ze vallen elkaar huilend in de armen, tranen mengen zich met het zweet in hun T-shirts. Alles komt eruit. Als ze eenmaal op zijn, willen ze een ander hostel boeken, maar besluiten het toch een paar nachten aan te kijken.

En gek genoeg, na één redelijke nacht verandert alles. Een deel van de oudere mannen is vervangen door jonge backpackers met wie het goed klikt. De zon schijnt, maar het is minder heet dan in Boedapest. En dan is er eindelijk het goudgele strand en het azuurblauwe water. Met nat, zout haar liggen ze onder een witte parasol op hun blauw-gestreepte en groenige handdoeken. Vier dagen geleden leek het interrailen even hopeloos, maar die nachtmerrie is nu voorbij. Rosa denkt soms nog aan die lichtelijk traumatische avond als ze een vieze wc ziet of als ze het verhaal navertelt in een hostel.

Maar hoe vaker ze het vertelt, hoe meer ze het ziet als een goed verhaal. Die Interrail-advertentie die haar ooit had verleid, blijkt te simplistisch. Reizen met de trein is niet altijd moeiteloos. Maar tussen de zwarte dagen zitten ook gouden. Ze pakt haar telefoon uit het warme zand, maakt een foto van de zon boven de zee en post het op Instagram om haar vriendinnen jaloers te maken. Ze denkt terug aan die ene vraag, die ze zichzelf stelde in Zagreb, daar op dat donkere station. “Omdat het je dus ook op mooie plekken brengt,” fluistert ze in zichzelf.

Over de auteur

Leon Hart

Leon Hart 21 derde jaars journalistiek student.