Zijn oude vertrouwde rollator staat klaar en brengt hem bij zijn bed, waar zijn vrouw Marijke al ligt te slapen. Hij geeft haar nog een slaapkus op haar lippen die als fluwelen kussentjes aanvoelen. Zijn schoondochter Carla scharrelt nog even door de gangen van huis heen voordat zij ook gaat slapen. De laatste paar dagen blijft zij slapen, omdat Marijke hard achteruitgaat. Marius krijgt het allemaal niet echt mee, de afgelopen dagen gaat als een waas aan hem voorbij. Niet doordat hij niet meekrijgt, maar het gaat snel niet iedereen kan hem continu bijpraten. Het gaat vooral over medische dingen met familieleden die allemaal in het ziekenhuis werken.
De avond nadert, Marius zet rustig de televisie uit en drukt op het knopje die elke avond ervoor zorgt dat hij naar bed kan. De stoel gaat rustig omhoog en tijdens het opstaan hoort Marius zijn knieën kraken. Met zijn 99-jarige leeftijd gaat lopen steeds minder makkelijk, tegenwoordig is het alleen nog maar in huis een paar stappen zetten. Marius woont nog zelfstandig samen met zijn 96-jarige thuis met elke ochtend en avond thuiszorg.
Marijke wordt de volgende ochtend niet meer wakker en is vredig overleden in haar slaap. De laatste paar dagen gingen nog zoals altijd en niemand zag dit zo snel aankomen. Carla maakt rustig Marius wakker en Marius weet het direct als hij zich omdraait en Marijke aankijkt. “Ze is heen gegaan hè,” zegt Marius tegen Carla. Hij blijft er nog even naast liggen en Carla verlaat de kamer zodat Marius afscheid kan nemen. “Lieve schat, ga maar naar boven. Ik kom snel naar je toe en wacht op mij.” Dat zijn de laatste woorden die Carla meekrijgt als zij na een uurtje de kamer weer inkomt om de medicijnen te brengen.
Marius komt strompelend achter zijn rollator de kamer in en de ochtend gaat zoals normaal verder. De thuiszorg komt hem wassen en aankleden. Ditmaal hoeft hij niet zelf het ontbijt klaar te maken, maar hij kan aanschuiven aan een gedekte tafel. Carla en hij ontbijten snel even voordat alles geregeld moet gaan worden voor de begrafenis en deze dag toch echt anders wordt dan Marius gewend is. De stilte voor de storm is aangebroken voordat heel de familie bij elkaar komt.
Langzaam druppelt de hele familie binnen om afscheid te nemen van Marijke. Iedereen kijkt even hoe vredig ze erbij ligt, behalve Lotte. Alhoewel ze haar andere oma ook gezien heeft toen ze al in de kist lag, wil ze nu toch niet kijken. Ze vindt de mooie herinneringen die ze aan haar oma heeft fijner om als laatste beeld te houden.
Ze denkt terug aan alle keren op zondagochtend naar opa en oma toegaan. Als ze gezongen had in de kerk, herhaalde ze elk liedje zingend bij de koffie omdat haar grootouders graag naar haar stem luisterden. Of de keren dat ze langskwamen op vakantie met haar tante, oom en neven. Iedereen zat dan samen aan haar moeders spaghetti zoals het traditie was. Dat zal nu nooit meer gebeuren.
Maar later op de dag als haar moeder en vader nog voor de laatste keer gaan kijken, gaat ze toch mee naar binnen. Ze blijft in de deuropening verstijfd staan en blikt kort naar het bed. Na een aantal seconden draait ze zich abrupt om en loopt ze huilend weg. De begrafenisondernemer komt aan het einde van de middag om Marijke op te halen. Iedereen loopt mee naar beneden om Marijke uit te zwaaien terwijl ze meegaat met de lijkwagen.
Een aantal dagen later is de begrafenis en er hangt een drukkende sfeer in de kerk. De kerk is leger dan iedereen had gewild. Er was een maximaal aantal bezoekers welkom door de corona maatregelen. Er mochten maximaal vijftig mensen komen en de dagen voor de begrafenis is er druk overlegd wie de familie wel en niet zou uitnodigen. Marius bemoeide zich er niet mee, het maakte hem niet uit wie er kwam. Als het aan Marius lag, kwam er niemand en was er geen begrafenis. Hij wilde gewoon bij zijn vrouw zijn, want hoe moest hij nou alleen verder na 65 jaar huwelijk.
Na de begrafenis moet Marius nog vijf dagen wachten tot er plek is in het dichtstbijzijnde verzorgingstehuis. In die dagen is hij nooit alleen, zijn geheugen laat het steeds vaker afweten en hij is behoorlijk in de war. Zijn vertrouwde wereld is compleet op zijn kop en nu pas merkt de familie dat Marius dementie heeft. Het is nu nog in een lichte vorm, maar het gaat met de dag sneller achteruit. Samentrokken Marijke en Marius het nog goed maar alleen kan hij het niet meer aan. Ook ’s nachts blijft er een familielid slapen, wie er welke nacht slaapt weet Marius snel al niet meer. Er is iemand bij hem die in de nacht er voor hem is, dat geeft hem een warm gevoel.
Het is dan echt zover, Marius mag naar het verzorgingstehuis in Oegstgeest toe. Marius zelf krijgt maar weinig mee van de verhuizing en het leeghalen van het huis. Het gaat allemaal in een waas aan hem voorbij. Lotte probeert af en toe nog wat te vertellen om Marius een beetje af te leiden van zijn verdriet en dat probeert hij nog even een glimlach te laten zien. Hij ziet dan ook een glimlach bij zijn oudste kleindochter wat toch een beetje licht brengt in zijn hoofd.
De eerste paar dagen op zijn nieuwe plek gaan erg moeizaam, het contact met de bewoners gaat stroef en Marius huilt vooral. Zijn familie mag ook niet langskomen door corona en dat doet hem veel pijn. Al vraagt zijn familie zich vooral af of hij het wel beseft allemaal, maar dat doet Marius zeker.
Zijn jongste zoon probeert veel langs te komen, buiten via twee telefooncellen die van glas of hard plastic zijn mogen ze contact hebben met elkaar. Marius weigert de eerste paar keer überhaupt de telefoon vast te houden en iets aardigs zeggen doet hij ook niet. Waarna hij daarna meteen zijn jongste zoon belt vanaf zijn kamer om sorry te zeggen. “Alles is gewoon zo anders nu, ik weet niet wat ik met mezelf aan moet,” is een van de dingen die hij dan aan de telefoon later vertelt.
Na een paar maanden kan Marius niet blijven op de open afdeling, hij heeft veel zorg nodig en zijn dementie gaat zo snel achteruit. Dagen, weken achter elkaar vergeet hij steeds meer dingen. Hij verhuist opnieuw naar een nieuwe afdeling, ditmaal in een gesloten afdeling.
Marius dagen bestaan uit huilen en in paniek zijn. Als iemand langskomt, dat mag weer met de nieuwe maatregelen, gaan ze naar de kantine om een kopje koffie te drinken. Dan is Marius altijd in paniek of hij ooit nog zijn kamer teruggaat vinden, zijn familie probeert hem gerust te stellen maar dat lukt niet goed. Zijn dementie zorgt ervoor dat hij altijd in paniek is en niets en niemand meer vertrouwt.
Zijn familie zorgt ervoor dat hij kalmeringspillen krijgt om zijn laatste dagen iets meer rust te geven. Hij is ook in de knoop met zichzelf en weet niet meer wie hij is. De pillen helpen wel iets en de dagen erna kan hij weer iets meer genieten van kleine dingen. Televisie of eten met de medebewoners is elke dag weer een uitdading maar het gaat beter sinds hij meer en meer op zijn gemak is. Hij wordt op zijn afdeling gezien als een paniekerige brombeer maar wel met een hart op de goede plek. Op sommige momenten is Marius even helder van geest en kan hij zich weer dingen herinneren van vroeger.
Dan denkt hij terug aan alle leuke ritjes die Marijke en hij maakte toen ze jong en onbezonnen waren. Ver voordat er kinderen waren, konden ze urenlang rondrijden om naar de markt te gaan of familie op te zoeken. Of de eerste momenten toen hij zijn kleinkinderen zag. Zijn hart maakt dan toch wel een sprongetje.
De afgelopen dagen komt meer familie langs dan normaal, valt Marius op. Niet dat hij het heel bewust meekrijgt maar er is altijd wel iemand als hij wakker wordt. Af en toe is het alleen een raadsel wie er precies langskomt, maar na het vragen weet hij het wel weer even. “Oh ja, het is ook zo dat jij, Bram, mijn oudste zoon bent”, zegt Marius bijvoorbeeld als iemand zich moet voorstellen omdat hij het even niet meer weet.
Die nacht is het net alsof Marijke hem komt ophalen vanaf de hemel, Marius overlijdt precies een jaar later dan zijn vrouw. Het scheelt 365 dagen en een paar uur. “Het is goed zo” zijn de laatste woorden die de familie van Marius gehoord hebben. Hij was op en met zijn 100+ jarige leeftijd heeft hij ook een behoorlijke mijlpaal bereikt. Het leven was het laatste jaar een soort zwarte tunnel die steeds donkerder wordt naarmate de dementie het overnam.