Emma was nog maar drie jaar oud toen ze ‘s ochtends vanuit haar bed naar haar roze tutu keek die in haar kast hing. Vandaag was het zover; ze mocht dansen in een grote balletvoorstelling! Ze was erg klein, net zoals de rest van de meisjes, maar had een grotere rol dan de anderen. De meisjes lagen in een kring levenloos op de grond. Emma mocht met een twinkelende staf de meisjes aantikken, en tot leven wekken. Hierna sprongen de meisjes levendig op en begonnen ze elegant te dansen. De eerste keer dat ze een applaus kreeg, na deze voorstelling, was voor haar baanbrekend. Ze voelde zich onsterfelijk.
Zeventien jaar later achtervolgt ze dit euforische gevoel nog steeds. Maar het wordt haar niet altijd even makkelijk gemaakt.
De lucht in Skatepark Utrecht trilt die avond van verwachting. Het is 1 oktober: buiten vallen er lichte druppels en mensen hebben hun herfstsjaals om. Op het terrein vormt zich een menigte van zo’n driehonderd mensen. De skatebaan is omgetoverd tot een kathedraal van licht en geluid. Uit elke hoek klinkt een stemgeluid, tot stand gekomen door een koor van honderdvijftig mensen. Op deze herfstachtige avond is de skatebaan in Utrecht geen skatebaan meer, maar een podium. Een groot koor, begeleid door een live orkest, zingt terwijl het langzaam door de hal trekt. Tussen hen in maken Emma en twee andere jonge makers op skateboards zwijgend theater. Geen woorden, geen tekst. Alleen hun lichaam spreekt.

Ze glijdt met haar skateboard over het beton alsof het ijs is. Haar blik is gefocust en standvastig. Ze kijkt nooit ergens heen, valt me op. Ze kijkt het publiek in, maar niet naar iemand. Achter haar echoën de stemmen van het koor. Gepaard met het orkest geeft het een episch geluid.
Op het eerste gezicht lijkt het een mooie, maar alledaagse performance. Maar wie Emma kent, weet dat hier meer achter schuilt.
Vier keer deed ze auditie voor de Amsterdamse Toneelschool & Kleinkunstacademie (ATKA). Haar droomschool, al sinds ze een klein meisje was. Vier keer kreeg ze te horen dat ze niet was aangenomen. De eerste keer was ze zestien. Ze was jong en wilde veel. Ze was nog niet gehard voor de ongenade van de selectiecommissie en hun vragenlijsten van vijftig vragen. Ze kwam tot de laatste ronde. Ze was de jongste van hen allemaal.

“Ga ontdekken”, zeiden ze tegen haar. “Kijk rond, en groei door”.
Een jaar later staat ze er opnieuw. Met het zelfvertrouwen van iemand die dacht dat ze het voor elkaar had. Maar ze sneuvelt in de eerste ronde. ‘Ik werd overmoedig’, zegt ze nu. Terwijl ze dit vertelt, rust haar hoofd op haar handen, alsof ze het gewicht van deze herinnering nog steeds bij haar draagt. ‘Ik dacht dat ik het in de pocket had. Maar dat was precies het probleem: ik liet hetzelfde zien als het jaar ervoor. Ik was dus niet gegroeid.’ Volgens Emma voelt het oneerlijk, maar is in het theater stilstaan hetzelfde als achteruitgaan.
Terwijl het koor in de skatehal een kerkelijkachtig lied zingt, loopt Emma in slow motion over de baan. Het licht vangt haar gezicht, ze heeft een paarse gloed over zich heen. Een jongen op een skateboard zoeft met gierende wielen over het beton. Ze kijkt hem na alsof ze hem iets wil vragen, maar haar mond blijft gesloten.
Als Emma achttien is en voor de derde keer wordt afgewezen, weet ze niet meer wat ze met die afwijzing aan moet. Ze stuurt e-mails, belt, en gaat zelfs naar de open dag van de academie om toelichting te vragen. Ze heeft feedback nodig. Begrip. Door een nieuw protocol geeft de ATKA eigenlijk geen feedback meer in de vroege rondes, maar omdat Emma al vaker auditie heeft gedaan, gaan ze het gesprek met haar aan. Ze hoort opnieuw dat ze niet is gegroeid, dat ze meer over zichzelf moet ontdekken. ‘Het eerste jaar was ik opvallend omdat ik zestien was, maar dit jaar gewoon normaal’.
Normaal. Het woord hangt in de lucht als een straf.
De voorstelling in de skatehal is halverwege. De hele zaal is zo betrokken bij de show dat het lijkt alsof er geen wereld buiten is. Alles is nu, hier. Het publiek kijkt met aandachtige blikken naar de spelers. Er hangt een nostalgische geur van nat asfalt en een gymzaal. Emma pakt haar skateboard vast en tilt deze over haar hoofd. Ze strekt haar armen met het bord vast voor zich uit. De lichten draaien langzaam met haar mee, en haar schaduw geeft vorm op het beton. De muziek slaat om in iets zachters. Even is er stilte. Een adempauze, een zucht.
‘Afwijzing is moeilijk’, zegt Emma. ‘Voor iedereen. Maar met ADHD is het nog iets lastiger.’ Ze was dertien toen ze werd gediagnosticeerd. ‘Ik kan dingen niet zo goed ontleden. Ik hoor ‘nee’ en denk niet: ‘ze bedoelen het niet persoonlijk’. Nee, ik denk: ze willen mij niet.’ Ze heeft een nuchtere blik terwijl ze dit zegt, maar haar ogen verraden dat het niet altijd zo makkelijk is.
Emma heeft namelijk tics. Ze vertelt dat het een bijwerking is van haar ADHD. Ze heeft het niet perse op bijzondere momenten, maar een beetje de hele dag door. Hard knipperen met haar ogen, haar neus of wenkbrauwen optrekken en een licht spasme in de nek.
‘Als dat gebeurt, moet ik het ontleden. Stap voor stap. Oke, ik ben afgewezen. Is dat erg? Gaat de zon morgen weer op? Ja. Dus misschien is het allemaal niet zo rampzalig.’
Het koor zingt nu een nummer dat het gevoel geeft van een zee. De stemmen klinken als golven die tegen een muur beuken. Steeds hoger, steeds krachtiger. Emma staat in het midden van de hal. Haar armen wijd, hoofd omhoog. Haar gezicht vertrekt geen spier. Zelfs geen wenkbrauwen die omhooggaan of neus die wordt opgetrokken. Volledig stil. Wanneer Emma aan het spelen is, is het enige moment dat ik haar zo zie. 
Langzaam komt het koor dichterbij. Tientallen stemmen lopen om haar heen, als een leger van klank. De dirigent heft zijn handen. Een laatste akkoord vult de ruimte.
Dan, stilte. Een seconde, twee zelfs. En dan barst het applaus los.
Driehonderd mensen klappen met alle kracht die ze hebben. Het geluid van schelle fluiten vult de zaal. Het applaus overspoelt de stilte die nog maar enkele seconden geleden door de hal hing. Emma glimlacht niet. Ze ademt. En in die adem zit alles: de zestienjarige die de toneelschool binnen liep, de zeventienjarige die twijfelde aan haar talent en de negentienjarige die toch weer auditie deed.
Emma is tenslotte dankbaar. Dankbaar dat ze niet de opleiding is gaan volgen toen ze zestien was. Dankbaar dat de ATKA haar heeft aangemoedigd om meer te gaan ontdekken. Maar ook dankbaar voor de mensen om haar heen, dankbaar voor alle kansen die ze heeft gekregen en dankbaar voor de kansen die nog komen. ‘Things happen for a reason’, vertelt ze. ‘Als ik niet was afgewezen, had ik nooit een andere studie gedaan en had ik nooit dierbare vrienden van mij ontmoet.’ En haar doorzettingsvermogen? Geen twijfel aan: ‘Het eerste jaar dat ik auditie heb gedaan, werd een jongen aangenomen die zeven keer auditie had gedaan. Die drive heb ik ook.’
Na afloop scharrelen nog wat mensen door de hal. De lampen doven langzaam, en het koort ruimt op. Emma zit op de rand van een skateramp, haar benen bungelen boven het beton. Ze zit te kletsen met haar medespelers.
De hal is bijna leeg. Je hoort nog een paar stemmen als echo in de zaal. In die echo lijkt het applaus nog zachtjes hoorbaar te zijn. Een herinnering van de avond, maar voor Emma iets veel groters. Een herinnering dat ze, ondanks wat de theaterwereld haar soms toe gooit, blijft spelen.
Gewoon omdat ze niet anders wil.

