Het kan ook jou overkomen

Het kan ook jou overkomen

“Mevrouw Jansen”, hoor ik dichterbij dan verwacht. In één klap word ik uit mijn gedachten gerukt. Voor mij staat een man met een vriendelijke glimlach. Ik sta op van mijn stoel, zeg het koppel naast me gedag en volg de man de lange witte gang in. “HERKEN JIJ SYFILIS?” staat in neon gele koeienletters geschreven op een paarse poster bungelend aan een punaise. Met mijn jas stevig tussen mijn armen geklemd loop ik door tot we bij een witte deur aankomen. Het groene bordje dat voor de deur hangt wordt vervangen door de rode variant en ik stap naar binnen. Ik stop met frunniken en laat de rits van mijn jas los. In de hoek van de kamer staat een houten stoel en zonder te aarzelen neem ik plaats. “Zo”, zegt hij, “dat is vast even schrikken geweest”. Hij slaat de spijker op zijn kop. Eind zomer, drie maanden geleden, wist ik nog van niks en nu zit ik opeens hier. Ik had eerder actie moeten ondernemen, zeg ik tegen mezelf. Dat is alleen altijd achteraf.

 

De krakende stem van de conducteur klinkt luid door de speakers, ik ben bijna thuis. Wanneer de trein tot stilstand komt zal ook ik tot stilstand moeten komen. Deze zomervakantie ben ik van hot naar her gevlogen en ik voel me fantastisch en verschrikkelijk tegelijk. Eenmaal thuis plof ik uitgeput maar voldaan op de bank, langzaam komen mijn kopzorgen één voor één weer bovendrijven. Platzak en met een geplunderde spaarrekening bedenk ik hoe ik de komende maand door ga komen. Ik hoor verhalen en gelach, de tv speelt op de achtergrond reclameriedeltjes af. Het huis is weer vol. Dat is even wennen na deze zomer zo lang weg te zijn geweest. Aan tafel luister ik naar de verhalen over de eerste schoolweek van mijn broertje terwijl ik met mijn vork loop te prikken in mijn eten. Dus dit is hoe een zwart gat voelt. Het gevoel van zorgeloosheid is in één klap vervangen door alle verplichtingen die me weer te wachten staan. Niet te vergeten dat ik de afgelopen anderhalve maand ook al ongesteldheidsklachten heb, terwijl ik al een jaar niet ongesteld ben geweest.

 

“Heb je de huisarts al gebeld?”, vraagt mama terwijl ze een kopje thee zet in de keuken. Ik heb haar vertelt dat ik last van bloedverlies heb. “Het zal wel aan mijn spiraaltje liggen”, antwoord ik terwijl ik mijn broodje beleg met een laag hagelslag. Toch voel ik onrust in mijn lichaam wanneer ik erover nadenk. Ik probeer de gedachtes weg te stoppen. ’s Avonds als ik in bed lig wil dit alleen niet echt lukken. Er zit niks anders op dan een avondje plafonddienst,  mijn hoofd slaat op hol van de gedachten. Het is toch mijn baarmoeder, het is mijn droom om ooit zelf moeder te kunnen worden. De “wat als” vragen poppen op in mijn hoofd, als bloemen bij de eerste zonnestralen van het jaar, terwijl ik lig te woelen in bed.

 

“Goedemorgen, met huisartsenpraktijk Bloemberg, hoe kan ik u helpen?”, de vriendelijke stem is goed te horen over de telefoon. Ik zit op bed en terwijl ik per ongeluk een pennestreep op mijn witte dekbed teken leg ik uit wat de situatie is. “Voor de zekerheid vinden we het fijn als je even op de praktijk komt om een uitstrijkje te maken.” Oké, denk ik. Zij zullen het wel weten, wat had ik anders ook verwacht. Met frisse tegenzin stap ik de volgende ochtend de auto in. Eenmaal aangekomen komt de warme lucht me tegemoet als ik door de schuifdeur naar binnenloop. Het ruikt er precies hetzelfde als bij de tandarts. De wachtkamer is groot en tegen de muur staan allemaal stoelen. Elk in een andere kleur en anderhalve meter bij de andere vandaan. Ik neem plaats naast een meneer met een kindje en wacht tot ik mijn naam hoor.

 

Een jonge vrouw verschijnt in de deuropening, kijkt even op van haar blaadje om naar mij te kijken, waarna haar ogen weer snel richting het blaadje gaan. Ik loop naar haar toe en desinfecteer mijn handen. We lopen helemaal naar het achterste kamertje. Het is een kleine ruimte met in het midden een witleren behandelstoel met steuntjes voor je voeten. Voor ik het weet sta ik alweer buiten. De lucht is zo koud en droog dat mijn wangen en neus gelijk rood kleuren. Terwijl de motor vast loopt te ronken en de autoradio aanspringt schud ik de zorgen van me af, ik neem mezelf voor er niet te veel aan te denken.

 

Het gerinkel van mijn telefoon blijft uit. Twee weken verstrijken en ik heb nog steeds niks gehoord. Ik heb het ergens ver, ver weg gestopt, maar moet er dan misschien toch maar zelf achteraan gaan. De telefoon gaat over en mijn hart bonkt in mijn keel. Ik ben niet snel zenuwachtig en had niet verwacht dat ik dit zo spannend zou vinden. Ik luister naar de regelmatig piepende toon als het krakend verbroken wordt door een gehaaste vrouwenstem. Ik leg uit wat er aan de hand is en vraag om de uitslag van het uitstrijkje. Ze zoekt op de computer en het geluid van de tikkende toetsen voelt als de spanning-opbouwende muziekjes in films. “Ik zie hier dat er Pap 3a1 uit is gekomen”. Ik heb geen idee wat dat betekent en voordat ik iets kan vragen praat ze verder. “De volledige uitslag is nog niet binnen, er wordt nog gekeken of ze ook het HPV-virus vinden”. HPV-virus? Dat is toch baarmoederhalskanker? Mijn hoofd draait overuren. Wat moet ik nu doen? Is het gevaarlijk? Ik ben toch gevaccineerd voor het HPV-virus? Ik begin mijn rijtje vragen af te gaan, maar ze kapt me al snel af. “Pap 3a1 betekent dat er licht afwijkende cellen gevonden zijn, meer weten we nog niet. Maak je dus maar geen zorgen.” De vragen die ik had maken plaats voor verbazing. Ik ben éénentwintig, je zegt dat ik mogelijk baarmoederhalskanker heb en een zin later dat ik me geen zorgen hoef te maken? Ik voel dat tranen zich een weg naar boven worstelen maar ik slik ze weg. Kom op, niet zo aanstellen, misschien is het wel helemaal niks.

 

Nerveus tik ik met mijn schoenen tegen de ijzeren poten van de stoel naast mij. Ik houd mijn neus op mijn telefoon gericht maar ik ben veel te hard aan het peinzen om iets te lezen. Als een hond zit ik met gespitste oren te wachten tot ik geroepen word. Braaf blijf ik wachten, terwijl de minuten voorbij tikken. Mijn mondkapje houdt de steriele ziekenhuisgeur niet tegen om mijn neus binnen te dringen.

 

Daar lig ik dan, oog in oog met het systeemplafond, romantischer wordt het niet. Niet te vergeten dat er nu als kers op de taart ook nog een colposcoop bij mij naar binnen wordt gebracht. De witte stoel waar ik op lig, in het witte kamertje, staat tegenover een beeldscherm die roze kleurt. Voor het eerst in mijn leven zie ik een baarmoeder. En nog wel die van mezelf. Ik heb mijn trui nog aan maar het voelt alsof ik binnenstebuiten ben gekeerd. Het HPV-virus was dus inderdaad gevonden, daarom lig ik hier nu, met mijn benen wijd. Ik zou het niet als prettig omschrijven, mijn baarmoedermond wordt aangestipt met azijn. Ik adem diep in en probeer aan andere dingen te denken. Op de camera is te zien hoe de afwijkende cellen een donkere kleur krijgen. Ik vraag de dokter de oren van zijn kop, ik ratel een beetje van de zenuwen. Dan neemt de goedlachse dokter met een klein tangetje een hapje van het afwijkende hoopje cellen die ik net met eigen ogen bekeken heb. Een pijnscheut vergelijkbaar met buikkramp schiet door mijn buik, ik knijp mijn nagels in mijn handpalm en voor ik het weet is het voorbij.

 

De deuntjes van The Opposites dreunen door de auto wanneer ik naar huis rijd. Ik had niet verwacht dat ik het zo gek zou vinden. Dat ik toch iets “kwaadaardigs” in mijn lichaam zou kunnen hebben zitten had ik nooit aan zien komen. Ik had me nooit beseft dat dit ook op jonge leeftijd kon gebeuren. Ondertussen doet de bas de auto trillen. “Mijn hoofd vol met gedachten, de tijd tikt langzaam door, slapeloze nachten”, zing ik luidkeels mee wanneer ik de oprit oprijd.

 

Precies twee weken later heb ik een telefonische afspraak met de uitslag. Ik ben de hele dag al een beetje onrustig en betrap mezelf er op toch best zenuwachtig te zijn, wat als het wel slecht nieuws is? Tussen twee uur en vier uur zou ik gebeld worden, maar om kwart over vier heb ik nog steeds niks gehoord. Ik check een paar keer voor de zekerheid of ik mijn geluid wel echt aan heb gezet en ga weer op de bank zitten. Papa komt naar beneden voor een koffiepauze en vraagt gelijk naar de uitslag, maar ik weet nog niks. Dan vult een luid gerinkel de woonkamer. Mijn geluid staat aan, en ik heb hem hard gezet ook. Ik loop ijsberend door de kamer terwijl ik al snel het verlossende woord hoor: “Het is CIN-1, dus geen kanker”. Ik voel een last van mijn schouders vallen en mijn mondhoeken schieten de lucht in.

About The Author