s ’Ochtends vroeg krijg ik een appje: “Hey Ilse, alles goed? Er is iemand uitgevallen vanavond bij een evenement, kan je toevallig werken?” Ik twijfel. Vanochtend ben ik thuisgekomen van een loodzware week op de zeilschool en eigenlijk wil ik eventjes uitrusten. M’n moeder zegt: “doe het maar gewoon. Papa en ik zijn vanavond naar een verjaardag en desnoods brengen we je!” Vooruit denk ik en gauw app ik terug dat ik er vanavond zal zijn. Direct krijg ik een appje terug: “heel fijn, tot dan. Het is een concert in de Lutherse kerk om 18:30 aanwezig.”
Inmiddels weet ik wat ik aan moet tijdens werk: een zwarte broek, nette laarsjes en een wit overhemd. Gelukkig ligt alles schoon in mijn kast en hoef ik daar niet meer over na te denken. Het grote huis van mijn ouders in Groningen was gisteren nog helemaal leeg. Sinds vanochtend is het druk en is iedereen van de partij. Mijn broer is een weekendje in Groningen met zijn vriendin. Zij wonen in Eindhoven en zijn er niet zo vaak. Mijn zus studeert in Nijmegen maar om te studeren is ze naar thuisthuis gekomen. Vanochtend vroeg landden mijn ouders op Schiphol van een vakantie naar de zon. Ikzelf kwam net terug van een herfstkamp op de zeilschool. “Gezellig”, denk ik. “Eindelijk weer eventjes met zijn allen.”
Aangekomen bij de Lutherse kerk is het nog erg rustig. Ik ben een beetje doorweekt want helaas moest ik toch echt zelf fietsen. Ik loop naar binnen en Juliëtte staat al te wachten, ze zwaait. “Ach Ilse, wat fijn da u er bent!” roept ze vanaf de andere kant van de zaal. Ze spreekt, zoals altijd, met een zacht Vlaams accent. “We moeten nog erg veel doen hoor”, vult ze aan. Gauw gaan we aan de slag. Tafels klaarzetten, alle dranken en glazen erop, stoelen neerzetten. Ondertussen is de band druk aan het soundchecken en zich aan het klaarmaken voor de show. Terwijl ik druk bezig ben, hoor ik opeens iemand mijn naam zeggen. Ik kijk om en zie mijn broer daar staan, “niet schrikken Ils”, zegt hij.
Ik schrik natuurlijk toch maar merk ook dat ik rustig blijf. “Papa leeft nog en alles gaat oké”, vervolgt hij, “maar hij is met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis.” Ik voel de grond onder me vandaan zakken en mijn hart bonkt in mijn keel. “Ils, het komt vast allemaal goed, sorry dat ik je zo overval. Papa had steken rondom zijn hart,” zegt hij, zenuwachtig en ietwat lachend. Hij weet zich geen houding te geven. Zonder wat te zeggen loop ik naar Juliëtte en vertel ik haar dat er iets met mijn vader is. Ze drukt me op het hart om direct weg te gaan, en dat doen we.
In de auto zit de vriendin van mijn broer op ons te wachten. Ik wil het liefste naar het ziekenhuis toe om daar mijn vader te zien, maar dat mag niet. Ze weten niet of ze hem nu moeten opereren en alleen mijn moeder mag bij hem zijn. In de auto merk ik pas hoe geschrokken ik ben van de binnenkomst van mijn broer. Rustig kom ik op adem en merk ik dat ik na begin te denken. Wat zou er precies gebeurd zijn? Zou papa nog pijn hebben? Was hij buiten bewust zijn geweest? Is ie op de grond gevallen? Ging de ambulance met sirenes naar het ziekenhuis? Veel vragen en weinig antwoorden.
Bij thuiskomst zit mijn zus op de bank samen met mijn tante die meteen gekomen is. Ik geef mijn zus een knuffel en moet mijn tranen wegslikken. Ik voel ook haar schouders schokken en hou haar even wat langer vast. Het voelt gek om nu een glas drinken te pakken of de tv aan te zetten. We kletsen wat en zo gaat langzaam de tijd voorbij. Na een paar uur komt mijn moeder thuis. “Met papa gaat het prima. Ze gaan hem wel meteen opereren dus hij wacht nu tot er een OK vrij is”, zegt ze. Als fysiotherapeut in het ziekenhuis worden er wel vaker met medische termen gesproken dus de OK was geen nieuw woord voor mij. “We horen daarna of het goed is gegaan tijdens de operatie en papa blijft een paar dagen in het ziekenhuis.” Het liefste had ik mijn moeder toen de oren van het hoofd gevraagd maar ik zag aan haar dat ze moe en geschrokken was. Laat maar, denk ik, we hebben het er wel een keertje over.
Als kind stonden mijn ouders altijd op een voetstuk. Zij konden alle talen, konden goed auto rijden, lekker koken en waren slim. Voor het eerst van mijn leven is er iets ernstigs met een ouder van mij aan de hand. Tot nu toe leken zij onschendbaar maar niets is minder waar.
Op een vroege dinsdagmorgen fiets ik over een lange dijk met aan beide kanten uitgestrekte weilanden. Het heeft gevroren en ik voel de kou door mijn wollen handschoenen heen. Ik weet niet zo goed of ik me nerveus voel of niet, maar er giert een raar gevoel door mijn lijf. Sinds een tijdje heb ik last van rare, onverklaarbare klachten. Alleen zijn vind ik eng, ik voel me onzeker en wil het liefst zoveel mogelijk bij mijn ouders zijn. Wat ik dan nog niet weet is dat de coach mij gaat vertellen dat de onverklaarbare klachten precies te relateren zijn aan die ene avond. Op het internet heb ik lang gezocht naar de geschikte coach voor deze klachten. Een psycholoog, dacht ik, is veel te heftig. “Ik ben niet ziek ofzo”, zei ik tegen mijn moeder. Samen met haar koos ik voor deze en vandaag is de eerste afspraak. Als ik aankom ben ik vijf minuten te vroeg. Aanbellen of nog maar een rondje fietsen? Ik kies voor het laatste.
‘Tringggg’, gaat de bel en ik doe een stap achteruit. In de deuropening verschijnt een jonge vrouw met donkerbruin haar. Ik herken haar van de foto’s en geef een hand. “Wil je thee of koffie?”, vraagt ze. “Doe maar een kopje thee”, zeg ik vertwijfeld, omdat ik weet hoelang ik over een kop thee kan doen. We beginnen te praten en hebben het eerst over koetjes en kalfjes maar al gauw gaat het gesprek een bepaalde richting op. We gaan samen op zoek naar gebeurtenissen in het verleden die meer impact op me hebben gehad dan ik aanvankelijk misschien dacht. We hebben het over het overlijden van mijn opa’s en oma’s en het wisselen van de middelbare school. “Ik heb gewoon niet zoveel heftige dingen meegemaakt”, zeg ik met een gek gevoel in mijn onderbuik. We bouwen verder aan de tijdlijn en dan komen we aan bij die ene maand en die ene dag: de hartaanval van mijn vader.
In gesprekken gaan we terug naar die ene dag en constant word ik overvallen met diezelfde vragen als toen. We besluiten dat ik thuis met mijn vader moet gaan zitten en ervoor moet zorgen dat alle vragen die ik toen had, beantwoord worden. “Pas als die vragen beantwoord zijn, kunnen we verder kijken hoe we jouw klachten kunnen verminderen of verhelpen”, zegt mijn coach. Bij thuiskomst ga ik het gesprek aan met mijn moeder over hoe ik dit aan papa moet vragen. Mijn vader is een lieve man maar wel eentje die moeilijk praat over zijn gevoelens. We bespreken de strategie en zetten mijn vragen op een rijtje. Op de keukentafel staat een karaf water en wat glazen. Als papa thuiskomt zal ik meteen vragen wat ik wil vragen. Zo blijf ik hopelijk zonder onbeantwoorde zaken zitten.
Drie maanden later fiets ik over de dijk. De wereld is alweer groener aan het worden en mijn jas kan een stukje open. Om elf uur heb ik een afspraak, dus ik trap stevig door. Ik denk terug aan het gesprek met mijn vader. Hierin bleek dat het daadwerkelijke moment van de hartaanval minder heftig was in de realiteit dan het beeld dat ik gevormd had in mijn hoofd. Daarnaast kon hij zich het gevoel van de pijn in zijn hart nog maar al te goed herinneren. Op het moment dat dat opnieuw zou voorkomen, verzekerde hij mij, dan zou hij dat echt wel herkennen. De antwoorden gaven me lucht en rust. “Hey Ilse, goed dat je er bent!”, zelfverzekerd stap ik naar binnen, klaar voor hopelijk de allerlaatste sessie.