Vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in de film- en televisiesector. Dit blijkt uit een rapport van Stichting Vrouwen in Beeld in samenwerking met de Universiteit Utrecht, uitgebracht in februari 2022. Dr. Willemien Sanders, onderzoeksleider: ‘Er is de afgelopen jaren weinig veranderd aan de verhouding mannen en vrouwen.’
In het rapport ‘Beter is nog niet goed’ worden Nederlandse film- en televisieproducties vanaf 2011 tot en met 2020 geanalyseerd. “Ik ben geschrokken van een aantal cijfers. Voornamelijk in de technische beroepen is het percentage vrouwen soms wel extreem laag,” aldus Sanders. In deze categorie met cijfers over camera, montage, sound design en setgeluid schommelt het percentage vrouwen tussen de 5.1% en de 25.1%.
Zijn er wel vrouwen geïnteresseerd in deze functies? “Dat is een terechte vraag. We weten dat er in de afstudeercijfers van de filmacademie geen groot verschil is tussen mannelijke en vrouwelijke afstudeerders. Zeker bij montage is het verschil niet groot, 60% was vrouw in de periode 2017 tot 2021.” Volgens haar zijn er andere vragen relevant: “Waar blijven ze? Wat remt ze om door te groeien? En als ze er niet meer zijn, waar zijn ze gebleven?”
Een van de onderzochte effecten is het trickle down effect. Deze theorie vindt zijn oorsprong in de economie. In deze context zou het betekenen dat wanneer er meer vrouwen in topposities zijn, er vanzelf meer vrouwen in overige functies komen. “Wij zien dit effect niet terug. Sterker nog, we zien bij de acteurs dat als er meer vrouwelijke hoofdrollen zijn, er ook meer mannelijke bijrollen komen. Het lijkt erop dat alles wordt gecompenseerd”, aldus Sanders.
Wat wel aangetoond is, is de correlatie tussen zowel lengte als budget en de verhouding mannen en vrouwen. Naarmate de producties duurder en langer zijn, hebben vrouwen hier een minder groot aandeel in. “Dit idee was er al op basis van eigen ervaringen en observaties, alleen nu hebben we cijfers”, vertelt Sanders. De correlatiecoëfficiënten zijn significant maar laag. Dit houdt in dat de aangetoond correlatie niet sterk is. Ondanks dit gegeven zijn de resultaten volgens Sanders wel van waarde: “We kunnen zeggen dat er wel degelijk iets aan de hand is.”
De oplossing voor deze ongelijkheid? Sanders: “Wij hebben niet het antwoord paraat hoe het wel moet. Daarom gaan we kijken naar de verschillende beroepsgroepen. Wat zijn de problemen? Hoe kunnen die samen met de sector opgelost worden?”
Ze wil benadrukken dat er niet gekeken is naar alle producties in Nederland. “De meeste data zijn aangeleverd door het International Documentary Film Festival Amsterdam, Nederlands Film Festival, Nederlands Filmfonds en NPO Fonds. De producties die we hebben onderzocht zijn al door een soort ‘gatekeeper’ gegaan. Films die afgewezen zijn, of buiten de gebaande paden van fondsen zijn uitgebracht, hebben we niet meegenomen. Alle data die we hebben gebruikt zijn openbaar.”
Verantwoording: De data voor de gemaakte visualisatie is verkregen uit het onderzoeksrapport ‘Beter is nog niet goed’. In totaal zijn er 2.469 producties onderzocht, geproduceerd tussen 2011-2020. Voor de datavisualisatie hebben we gekeken naar de data met betrekking tot de technische functies. Deze categorie bestaat uit camera, montage, sound design en setgeluid.