Gestrand in het buitenland

Gestrand in het buitenland

Beeld: Chantal de Boer

“Pap, mam, volgend jaar gaan Tim en ik een half jaar backpacken”, zei ik heel enthousiast begin 2019. Je kon de krekels van mijlenver horen tjirpen, de blikken van verbazing spraken boekdelen en eigenlijk werd het vrij snel weggewuifd alsof het niet ging gebeuren. Toch werden de plannen steeds concreter. De route werd uitgestippeld en de tickets werden geboekt. Ondanks de woekerende bosbranden en het dreigende coronavirus, waardoor verschillende landen hun grenzen dicht hebben gegooid, zijn we inmiddels al twee maanden op reis. We kunnen niet meer naar China, want daar zijn de grenzen al gesloten, maar hebben al verschillende avonturen beleefd in Maleisië en ontdekken nu de wondere natuur van Australië. Toch… als ik van tevoren had geweten hoe het ging lopen weet ik niet of ik op reis was gegaan.

Ik schrik wakker van de loeiende sirene van mijn wekker en spring met een bloedgang uit bed, want onze huurauto moet worden ingeleverd. Voor ik de deur uitloop controleer ik mijn broekzakken. In mijn linker kontzak hoor ik het gerammel van de autosleutels en in mijn rechter kontzak het gerinkel van het muntgeld. We stappen voor de laatste keer in de wit met turquoise cabrio en beginnen onze reis… TOETOET. Tim geeft een zwieper aan het stuur en we rijden weer op de linker weghelft. “Je zou toch denken dat we na twee maanden Australië wel zouden weten dat ze hier links rijden”, grinnik ik terwijl ik bijkom van de schrik. Tim lacht als een boer met kiespijn terwijl hij een druppel zweet van zijn voorhoofd veegt.

We leveren de auto in en wandelen over het lichtbruine grindpad terug naar ons hostel, want de wildlife tour, een van de excursies die ondanks de coronamaatregelen nog steeds doorgaat, begint zo. We wandelen door de felgroene bosjes achter de ranger aan en worden ontvangen door een zwartgekleurde vogel met helderrode wangen en een zwarte kuif van opvallend lange smalle veren, een zwarte kaketoe genaamd Shadow. Adembenemend kijk ik naar de vogel. “Ik denk dat dit misschien wel mijn favoriete dier hier is, wat een prachtbeest”, zeg ik tegen de ranger. “Na de tour kun je proberen hem op je arm te laten zitten”, antwoord hij.

Een stukje verder zit een hagedis, die op een dinosaurus lijkt, met een enorme hanenkam op zijn hoofd die hij kan opzetten als hij zich bedreigd voelt. We lopen snel langs de mierenegels, zoetwater krokodillen, koala’s en schildpadden, maar ik heb geen geduld meer en ren terug naar de ranger met Shadow om te kijken of hij op mijn arm wil zitten. Vol verwachting strek ik mijn arm uit en kijk ik Shadow aan. We maken oogcontact en langzaam tilt hij zijn rechterpootje op. Dan zijn linker pootje en zo schuifelt hij mijn arm op. Van het enthousiasme begin ik een beetje te springen, maar ik probeer rustig te blijven om hem niet weg te jagen. Na een paar minuten voel ik langzaam kleine speldenprikjes in mijn arm. Mijn arm begint te slapen en ik heb de kracht niet meer om Shadow omhoog te houden, maar hij wil niet meer weg van mijn arm. Dan komt de ranger aanlopen met een meterslange gespierde donkerbruine python met geelbruine vlekken. Shadow wordt van mijn arm afgetild en ik krijg de python als een soort veren boa over mijn schouders gedrapeerd. Hij wikkelt zich om mijn armen heen en spant zich aan. De kracht die ik voel in onbeschrijfelijk, zo sterk.

Langzaam loopt de tour op zijn eind, maar ik wil nog niet naar het hostel, dus we gaan nog even hiken. We stappen door de waterkreken, klimmen over de rotsen en zijn soms het pad kwijt, maar we komen uit op het allermooiste witte privé strand met palmbomen en kokosnoten. De geur van de zee waait ons tegemoet en de wind maakt de temperatuur na de zware wandeling iets aangenamer. We ploffen neer in het zand en ik trek mijn schoenen uit om met mijn tenen door het warme zand te graven. Samen kijken we in stilte naar de zee. Na een uurtje van rust nemen we dezelfde route terug naar het hostel voor onze laatste nacht daar.

De volgende ochtend schijnt langzaam het ochtendzonnetje door het raam naar binnen en word ik wakker van mijn telefoon die op hol slaat van alle meldingen. De angst om te kijken is groot en mijn hart klopt in mijn keel. Ik pak mijn telefoon van het nachtkastje en begin met lezen. Er komen strenge coronamaatregelen aan, in Nederland, maar ook heel veel in Australië. Dan hoor ik gerommel op de gang. Er zijn een aantal gasten van het hostel in paniek hun spullen aan het pakken. “Wat is er aan de hand?”, vraag ik ze. “Er is gelekt dat de Australische overheid de grenzen wil sluiten!”. Weer voel ik mijn hartslag met de seconde sneller gaan en ren terug onze kamer in. “Tim! Wat moeten we doen?! Dadelijk zitten we hier vast…”. Slaperig antwoord hij: “laten we vanavond even met onze reisagent bellen. Zij weet vast meer.”

Ondanks de chaos hebben we vandaag weer een excursie. We lopen met een knoop in onze magen naar het aquarium vlakbij dat gebaseerd is op het Great Barrier Reef en we zijn nog net op tijd voor de Lagoon Discovery. We krijgen een korte uitleg over wat er te vinden is en wat je wel, maar ook vooral niet moet doen. De gids leidt de weg en duikt plotseling tussen de met zeewier bedekte rotsen. Nadat hij weer tussen de rotsen vandaan is gekropen steekt hij zijn rechterhand de lucht in. Hij heeft een zeester vast. “Willen jullie hem aaien?”, vraagt hij. Alle zorgen vergeet ik even en ik huppel vol enthousiasme op de gids af. “Een zeester vindt het fijn als je hem tussen zijn pootjes aait”, zegt hij als ik aankom. Ik strek mijn arm uit en kriebel de zeester in zijn harde, maar warme, oksels. Roerloos blijft de zeester in de hand van de gids terwijl hij hem vervolgens weer rustig tussen de rotsen legt. “Het aquarium is ook een ziekenhuis voor schildpadden!”, zegt Tim, mijn geheel eigen Freek Vonk op deze reis. “Ze opereren schildpadden en zetten ze volgens weer uit, er zijn schedels waaraan ze kunnen uitleggen waaraan je welke schildpad kunt herkennen en ze hebben groene zeeschildpadden.” Ik kijk naar zijn pretoogjes met een baksteen in mijn maag. “Sorry Tim, maar ik wil echt geen zieke schildpadden zien, dan ga ik echt huilen.” “Geen probleem schat. Laten we teruggaan naar het hostel.”

Een half uur later zitten we op bed in onze kamer. Ik staar met een leeg gevoel naar de telefoon in mijn handen. Met tegenzin bel ik dan toch Yvonne onze reisagent op voor meer informatie over de coronamaatregelen. “Kunnen we nog naar Japan?” “Zoals het er nu uitziet kunnen jullie Australië afmaken en daarna nog door naar Japan, maar het verandert met de dag.”, zegt ze. Ik ben een klein beetje opgelucht, maar houd nu overal rekening mee. Van de stress zijn we doodop en we besluiten vroeg ons bed in te duiken.

’s Ochtends word ik weer wakker van een trillende telefoon. Het is Yvonne. “Hallo?”, zeg ik met een trilling in mijn stem, bang voor wat er komen gaat. “Hi Chantal, ik bel helaas met slecht nieuws” “daar was ik al bang voor”, zeg ik zuchtend. “Japan laat schemeringen door van quarantaine bij aankomst en er is daar een snel stijgende lijn van besmettingen te zien. Ook Australië wil de grenzen gaan sluiten, dus ik ben bang dat het voor jullie het beste is om terug te gaan naar Nederland.” Ik haal zachtjes snotterend mijn neus op “We zijn het zat om in onzekerheid en spanning te zitten, dus ik denk dat je gelijk hebt.” Ik hang op en vlieg Tim in de armen. “Heel onze reis door onze neuzen geboord door een virus”, snotter ik. “Ik baal ook lieverd, maar het is nu de beste keus om terug naar Nederland te gaan. We halen het wel weer in.”

Tim pakt zijn telefoon uit zijn broekzak en belt de verzekeraar voor alle nodige informatie. Ik klap mijn laptop open en boek voor vanavond een vlucht naar Brisbane, waar Tim zijn zus woont, vanwaar we naar Nederland kunnen vliegen en begin met het inpakken van mijn tas. Ik haal de schone kleding van het wasrek en pluk de vuile sokken van de vloer. Alles is klaar voor vertrek en wij al helemaal. Op het vliegveld is het stil. Er is geen hond te bekennen. Het fijne daaraan is dat we door de check-in heen vliegen en zo het vliegtuig in kunnen. Zodra ik mijn gordel om doe heb ik al meteen weer klamme handjes. Ik heb de hele vlucht een zenuwachtig onderbuikgevoel, omdat er nog veel onzekerheid is of de vlucht straks naar Nederland wel door gaat. Na de soepele landing rennen we het vliegtuig uit op zoek naar borden. Nee hoor… de internationale vlucht gaat officieel niet door. Ik zag het aankomen, maar toch schiet ik vol. Ik probeer mezelf groot te houden, maar als Tim een arm om me heen slaat breek ik in duizend stukjes. Dat we na 2 van de 6 maanden reizen al naar huis moeten vind ik verschrikkelijk, maar dat heb ik inmiddels geaccepteerd, maar dat we nu vastzitten in Australië, omdat alle landen op slot gaan en de overheid geen repatriëringsvluchten stuurt geeft me heel veel stress.

Tim belt gelijk zijn zus om te vragen of we daar de komende tijd mogen verblijven. “Natuurlijk!”, hoor ik haar van een afstandje uit de telefoon schreeuwen. Het is zo fijn dat we bij familie kunnen verblijven in deze onzekere tijd en niet op zoek hoeven naar onderdak. Eenmaal bij hen thuis komen we een beetje bij. We hopen zo snel mogelijk een vlucht naar Nederland te kunnen pakken, maar niks is zeker.

De dagen in onzekerheid kruipen voorbij en we houden iedere seconde van de dag het nieuws in de gaten. Alle vluchten die we boeken worden uiteindelijk gecanceld en de overheid stuurt geen vliegtuigen om Nederlanders hier weg te halen, maar na twee weken in onzekerheid vast te zitten is het eindelijk zo ver. Onze laatste ochtend in Australië. Ik spring uit bed en smijt de laatste spullen in mijn tas. Na het avondeten vertrekken we. Er komt een heerlijke geur van verse zalm uit de keuken. “God, wat ga ik het hier missen” bedenk ik me. Het voelt zo dubbel. We willen zo graag naar huis, maar dit geweldige land achterlaten valt ook zo zwaar. Ik voel hoe mijn traanbuizen zich weer vullen en probeer het brok in mijn keel weg te slikken. Een gevoel van enorme dankbaarheid bekruipt me. Dat we welkom waren in deze vervelende tijd en de nodige zorgen ons zo ontnomen werden.

Op het vliegveld is het dit keer ontzettend druk. Enorme groepen mensen krioelen als mierenvolken door elkaar heen. De geur van ontsmettingsgel hangt in de lucht en de 1,5 meter regel is ver te zoeken. Ook het vliegtuig zit propvol met mensen van verschillende plekken die op de tussenstop in Qatar een vlucht naar huis hopen te pakken. Ik doe mijn gordel om en begin met het kijken van een film op het schermpje in de hoofdsteun van de stoel voor mij en eigenlijk vliegt de vlucht voorbij. Op Schiphol wachten mijn ouders ons op met broodjes kroket en frikandel. Ik vlieg ze in de armen en voel een enorme last van mijn schouders afvallen. Dan pluk ik een broodje kroket uit mijn vaders hand en schuif die naar binnen alsof ik al 3 weken niet heb gegeten.

Dit was niet bepaald de reis die we in gedachte hadden en het breekt mijn hart een beetje wetend dat onze droom grotendeels in het water is gevallen. We hebben zoveel dingen niet kunnen doen en veel leermomenten moeten overslaan, maar aan de andere kant ben ik ook nog nooit zo blij geweest om thuis te zijn.

Over de auteur