Het is 31 augustus, de zon schijnt in mijn gezicht en ik proef het zout op mijn lippen van de zweetdruppels die zijn afgedaald van mijn voorhoofd. Mijn handen zijn aan het verzuren en ik hoor mijn vriendin Chris naast mij kreunen. Het boulderen wordt steeds zwaarder, zeker in dit klimaat. Na het sporten drink ik nog mijn favoriete drankje, een biertje. Dit goudgele genot zorgt voor een hoop verkoeling waardoor mijn hartslag kalmeert. Ik praat na met Chris en mijn vrienden over onze prestaties; “Ik heb vandaag zwart gehaald gast, get on my level”. Ik moet lachen om de afgunstige blik die mijn vrienden mij toewerpen.
Als we klaar zijn bij de boulderhal gaan we nog even naar mijn beste maat Alex om te darten. Ik sta samen met hem in zijn studentenkamer. Zijn kamer ruikt zoals altijd naar een typische mannenkleedkamer, net een beetje te klam en naar zweet. De posters van naakte vrouwen trekken zoals altijd opnieuw mijn aandacht. De dartpijltjes liggen verdwaald op de grond. Als ik ze eindelijk heb gevonden begin ik met gooien, de triple twintig moet vandaag gegooid worden. De eerste pijl die ik gooi raakt de dubbel twintig. Ik roep “Alex pas maar op, dit kan nog weleens wat worden!” Maar op het moment dat ik de tweede pijl gooi voel ik het bloed uit mijn gezicht wegtrekken… ik begin te zweten. Mijn rug is zo nat dat ik mijn grijze shirt uittrek, hij zit al onder de donkere plekken van het zweet. Ik vraag Alex of hij wat water wil halen en hij zegt; “gast gaat het wel, water vind je normaal vergif”. Ik knik en plof mezelf in de bank. Mijn benen worden zwaarder en ik voel mijzelf wegzakken in de bank. Alex komt binnen met een glas water en ik zie zijn gezicht vertrekken, zijn wenkbrauwen trekken omhoog en hij rent naar mij toe en schreeuwt iets. Op dat moment wordt alles zwart voor mijn ogen.
Op het moment dat mijn ogen weer opengaan zie ik een witte steriele kamer. Ik kijk naar links en zie een wit gordijn. Als ik naar rechts kijk word ik verblind door zonnestralen die naar binnen schijnen en reflecteren op de witte bijzettafel die naast mij staat. De alcoholgeur is het enige wat mij bekend is hier. Een paar minuten later komt er een verpleegster naar mij toe genaamd Leonie; later zou zij mijn rots in de branding blijken te zijn. “Je ligt in het ziekenhuis Tomas, weet je toevallig welke dag het is en hoe je hier komt?” Ik raak een beetje in paniek; “waar ben ik, hoe kom ik hier? Ik heb geen idee. Op dat moment komt Alex ook binnen: “Je hebt me laten schrikken gast”. Alex praat mij bij wat er is gebeurd. “Toen ik terugkwam met water lag je te schuimbekken, op dat moment heb ik je snel op je zij gelegd en de ambu gebeld”. Leonie neemt het over; “Toen je binnenkwam hebben we je adrenaline medicatiegegeven, vervolgens heb je nog drie spastische aanvallen gehad. Nadat je gekalmeerd was hebben we je extra medicatie gegeven en heb je 24 uur geslapen. We gaan vandaag uitzoeken waardoor je de aanval hebt gekregen.” Ik kan mij niet voorstellen hoe dit mij is overkomen, ik leef toch een ‘normaal’ leven?”
Maar nu even wat meer over mij; ik ben wel de ‘typische student’. Zesdejaars bachelor student waar inmiddels de naam van veranderd is, ja zo lang doe ik er al over. Bier drinken en roken zijn mijn regime. Een gemiddelde dag gaat dan ook als volgt; uitslapen tot 14:00 en daarna rustig op de bank liggen in de woonkamer van mijn studentenhuis om een plan te maken voor de dag. Soms is dat niets en soms is dat darten, boulderen, wielrennen ofwel ‘trainen’. Soms ga ik ook ‘echt’ trainen met mijn voetbalteam of bowlingteam ‘De paarse ballen’ en daarna hangen in de kroeg, best sportief ben ik eigenlijk. Stress en haast zijn woorden die niet voorkomen in mijn woordenboek. Ook nu met alles wat er aan de hand is maak ik mij niet te druk, ik baal ervan dat mijn vrienden en familie dat wel doen, al is het wel terecht.
Aan het eind van de dag komt Leonie weer mijn kamer binnengewandeld, die al een stuk gezelliger is. Er liggen nog twee anderen hier, stokoud en gek, maar ik ben niet alleen. Gelukkig zijn mijn ouders en vriendin er ook als Leonie het nieuws komt brengen. Leonie is deze keer helaas niet alleen maar er loopt een arts naast, die herken ik aan zijn witte jas. Hij is wel bijna 2 meter lang en heeft een kleine ronde bril die net te klein is voor zijn grote hoofd. Zijn wenkbrauwen zijn zo harig dat het op kleine behaarde rupsen lijken en zijn gezicht is ingevallen van de rimpels, hij ziet er niet als een vriendelijke man uit. “Ga maar even zitten” zegt hij tegen mijn ouders die aan mijn bed staan gekluisterd, de arts doet het privacy gordijn naast mijn bed dicht en dan weet ik dat het slecht nieuws is. “Er zit een gezwel in je hoofd.” Op dat moment springen de tranen in de ogen van mijn ouders en worden hun gezichten rood van verdriet. Ik weet niet zo goed hoe ik me voel. Wel merk ik dat mijn lichaam helemaal aan het rillen is van de kou en ik kippenvel heb. De arts vertelt daarna dat ze denken dat het een hersentumor is, maar hij is waarschijnlijk goedaardig. Ook wel in lastige taal; een laaggradig glioom. Het spijtigste nieuws van de dag komt van Leonie “We gaan je overdragen naar een ander ziekenhuis die hier meer expertise in heeft”. Als Leonie en de arts mijn kamer hebben verlaten springen Chris en mijn moeder op mijn bed. Ze geven me een dikke knuffel, maar ik voel hun verdriet door merg en been. Mijn vader is aan het ijsberen door de kamer. Ik hoor hem schelden door zijn gemompel heen.
Een paar dagen later ga ik naar het andere ziekenhuis. Ik voel me sterk, want de afgelopen dagen heb ik talloze bezoekjes gehad van mijn familie, vrienden en huisgenoten. Met gebalde vuisten loop ik het ziekenhuis in. Chris aan mijn linkerzijde en mijn moeder aan mijn rechter. Tot mijn verbazing zie ik Leonie weer, ze staat me op te wachten. “Ik kon je niet alleen laten dus ik ga met je mee vandaag”. Daar ben ik heel blij mee. Ik moet de hele dag wachten tussen de testen door. Het Zweedse puzzelboek die ik van mijn huisgenoten heb gekregen vorige week komt goed van pas. Hij is al bijna vol en helemaal gekreukt en vies van de koffievlekken, van alle uren die ik heb doorgebracht in de wachtkamer.
Het is een paar weken later. Ik hoor Leonie mijn naam roepen, het is mijn tijd om de arts te zien. Ik slenter door de gang het kantoortje in. Terwijl ik zit begint de arts mij de uitslag te vertellen van alle scans en de allerbelangrijkste, het biopt. Ik zie de arts zijn gezicht vertrekken en dan komt het slechte nieuws. Ik ga dood. Nou niet helemaal maar het ziet er niet goed uit, wat we niet aan zagen komen. Het is een hooggradig glioom in mijn temporale kwab. Dat betekent één van de meest agressieve tumoren in één van de belangrijkste delen van mijn hersens. Ik kan op dat moment geen emotie tonen want ik heb geen idee hoe ik mij voel. Wel merk ik dat zoals de vorige keer weer mijn lichaam aan het rillen is en ik kippenvel heb. Mijn ouders en Chris zijn verscheurd en ontroostbaar. Maar dan komt de dokter met het nieuws dat ze er alles aan gaan doen om mijn leven te rekken.
Een van de moeilijkste dingen vind ik om naar huis te gaan en het aan mijn huisgenoten te vertellen. Ik kom binnen en mijn niets vermoedende huisgenoten kijken mij aan en één zegt “To, wat zie jij er uit je lijkt wel dood!” Dat kan kloppen, ik ben lijkbleek en de wallen onder mijn ogen zijn zo zwart, ik zie eruit als een lopend lijk en zo voel ik mij ook. “Ga maar even zitten jongens ik heb geen goed nieuws.”
Maar toch ben ik niet zo verscheurd als de mensen om mij heen. Ik vraag me af hoe dat kan, ik zie het wel hoe lang ik nog leef. Dat kan maanden zijn of nog 40 jaar, wie weet. Ik blijf positief ook zodat ik er zelf mee kan blijven dealen en mijn omgeving zich geen zorgen moet maken.
De maanden daarna ga ik een loodzware hersenoperatie tegemoet, eindeloze bestralingen chemo. Update: die heb ik allemaal volgens plan doorstaan!!! Dat heb ik te danken aan mijn familie en vrienden. Zij zijn er altijd voor mij geweest en daar haal ik ook de meeste steun uit, ook al laat ik nooit blijken dat ik die steun nodig heb. Maar waar ik nu naar uit kijk is dat ik eindelijk weer normaal kan zijn en kan darten met een biertje. Al gaat het nooit meer helemaal zoals normaal zijn maar ik ga voorlopig nog niet dood (hoop ik).