”Dat zou mij nooit gebeuren”

”Dat zou mij nooit gebeuren”

Zwart, zo ziet Saar’s wereld plotseling uit. Haar ogen zijn dichtgevallen, haar lichaam voelt zwaar. Bijna alsof het niet haar lichaam is, maar dat van een ander dat ze mee moet dragen. Ze voelt iets glibberigs in haar mond. Is het haar eigen tong? Het lijkt of haar spieren ermee zijn opgehouden, alsof alles in slow motion gaat. Voordat Saar zich kan afvragen wat er aan de hand is, lukt het om haar ogen te openen.

*

Iedereen wil altijd aan het raam zitten. Saar ook, maar dat ze daarvoor nét te laat had ingecheckt, is ze al snel vergeten. De oude vrouw die naast haar zit, geeft bij een mooi uitzicht een zachte elle boog en laat Saar af en toe over haar heen buigen om uit het kleine vliegtuigraampje naar beneden te kijken. Lange, witte lokken die elegant om het gezicht van de vrouw golven, stralen wijsheid uit: ‘’Wat is de wereld toch mooi en vredig van boven, he’’, zegt ze. De raakheid van haar woorden intrigeren de eenentwintigjarige studente. Als de vliegtuigwielen de grond raken, ontstaat op het gezicht van Saar een grote glimlach. Als een paard dat de stal ruikt, geeft het contactmoment met de aarde haar de aftrap voor het nóg meer verheugen op het weerzien van haar vriend, David.  Elke minuut dat het vliegtuig daarna nog stilstaat, lijkt een uur te duren.

Een streep zon verlicht de cabine, de deur gaat open. Saar heeft haar koffer al vast en kan als eerste naar buiten. De lucht van Rome omringt Saar als een warme deken. Ze voelt haar wangen rood worden. Na de weg te hebben gevonden naar de uitgang, bestelt ze een Uber naar de stad. De geur van heet asfalt dringt Saar’s neus binnen. ‘Lungotevere Flamino 22’, daar gaat de reis naartoe. De chauffeur weet precies waar het is. Hij kan nauwelijks Engels, maar aan humor is er geen gebrek. Italiaanse muziek klinkt door de speakers van de, voor zo’n klein ritprijsje, veel te decadente BMW. Saar’s dag kan niet meer stuk; eindelijk twee dagen vakantie.

Vol vastberadenheid loopt Saar naar de voordeur. Ze tilt haar arm al omhoog, maar voordat haar hand de deurbel kan raken, gaat de deur open. Daar staat David dan. Blozend, ietwat verbrand door de zon, in zijn ‘net-niet gestreken’ overhemd. Het was al eventjes geleden dat ze zijn geur geroken heeft en ze verheugt zich nu al op dat ene kusje voor het slapengaan. Maar eerst: de stad ontdekken.

*

Voldaan lopen Saar en David door de straten, over de sampietrini, typisch Romeinse keitjes. Ze zijn onderweg naar een groep vrienden van David, die zitten ergens in een bar. Saar heeft ze nog nooit ontmoet. Door het lopen in combinatie met de warmte voelen haar voeten zwaar als lood. Ze besteedt er geen aandacht aan, niks lijkt haar gemoedstoestand te kunnen aantasten. De groep blijkt ook nog eens heel gezellig te zijn; het zijn stuk voor stuk leuke jongens. Na een poosje voelt Saar dat het tijd wordt om een rondje te gaan halen. Onderweg naar de bar belandt ze aan tafel met een paar Italiaanse meiden waarmee ze enorm kan lachen. Ze doen dezelfde studie en zitten ook nog eens in hetzelfde jaar. De meiden leren Saar Italiaanse woorden en nadat ze ook een paar scheldwoorden heeft opgestoken, gaat ze nu toch echt in die lange rij staan.

Aan de duwende mensenmassa lijkt geen einde te komen. Normaliter is het een van Saar’s specialiteiten om de snelste weg naar de barman te vinden, maar nu lijkt het alsof hij haar niet ziet. Ze voelt een hand op haar schouder en draait zich, zoals ze daar wel eens fel op kan reageren, in een ruk om. Het is David maar. ‘’Ik was je al een tijdje uit het oog verloren, heb je het wel naar je zin?’’, vraagt hij. Saar antwoordt blozend dat ze het erg gezellig heeft en ze blij is om hem te zien, waarna hij weer naar zijn tafel loopt. Na een minuut of twee krijgt ze aardig de pest in dat wachten en besluit ze terug te lopen naar de vriendengroep, dan maar zonder drankje.

Er loopt een Italiaan langs. Zijn gympen lijken wel licht te geven, zo wit zijn ze. Hij vraagt of Saar een biertje lust en gebaart sympathiek dat ze bij hen aan de ietwat volle tafel kan komen zitten terwijl hij een extra barkruk voor haar probeert te bemachtigen. Saar hoort zichzelf denken dat de wonderen de wereld nog niet uit zijn en proost dankbaar met het volle, goudgele glas dat voor haar op tafel is neergezet. De Italianen besluiten door haar komst het gesprek in het Engels voort te zetten. Ze vragen geïnteresseerd het een en ander over Nederland totdat een jolig, door hen aangevraagd nummer luid begint af te spelen.

*

Saar’s ogen vormen zich tot dunne spleetjes; het licht is veel te fel. Een kloppend hoofd en een ruis van omgevingsgeluid maken het moeilijker om te focussen. Ze ziet een neus, heel dichtbij. Ze kan haar gedachten niet vastgrijpen, die flitsen in een ongelofelijke snelheid voorbij. Het lijkt eeuwen te duren tot Saar beseft dat iemand haar aan het zoenen is. En daarna lijkt het eeuwen te duren voordat ze in staat is hierop te reageren. Ze heeft geen flauw benul wie de man is. Een ding weet ze wel: ze wil het niet, ze wil hem niet. Saar zwaait haar arm omhoog, met alle kracht die ze kan opbrengen en deinst terug terwijl haar hand het gezicht van de man raakt. Ze moet hier weg, de bar uit. Zonder na te denken of haar benen nog wel werken, staat ze op. Haar hoofd doet niet mee en blijft als een blok beton hangen. Lopen lukt, maar ze ziet in alle duizeligheid de grond onder haar voeten bewegen. Rechtdoor is nog nooit zo’n grote bocht geweest. Het wordt weer donkerder. Saar snapt er niks van. Door een zachte windvlaag, waait er een pluk haar in een oog. Dan pas kan ze het beseffen. Hé, ze is buiten.

Na een tijdje doet het opkomende geluid van schreeuwende stemmen Saar ontwaken. Ze herkent er één, het is David. ‘’She’s my girlfriend, go away!’’, schalt op hoog volume over het plein. Een groep Engelsen heeft zich over Saar ontfermd en zijn als de dood dat David haar iets aan wil doen. Ze schreeuwen terug dat David op een afstand moet blijven. Hij staat machteloos, met zijn handen in zijn wilde, krullende haar. De Engelsen vragen Saar of het waar is wat hij zegt, maar ze lijkt haar tong verloren. Praten lukt niet, ook al doet ze zo veel moeite. Ze snapt de hele situatie niet: hoe ze hier is beland, wie die mensen zijn en waarom ze David niet geloven. Een meisje van ongeveer 1,50 schudt Saar aan haar schouders: ‘’Girl, tell us. Do you know him?’’. De bast van de boomstam waar Saar tegenaan hangt, schuurt in haar rug. Ze geeft geen kik. Niet omdat ze dat niet wil, maar omdat ze het niet kan. Met een glazige blik kijkt ze de meid aan. Saar probeert haar keel te schrapen en plots lukt het om ‘ja’ zeggen. David rent op haar af en omhelst haar. Hij schrikt ervan; hoe Saar’s ogen regelmatig wegdraaien. Even lijkt er lijkt weinig van haar over. Als er één iemand voor zichzelf op kan komen is Saar dat wel. Ze is van een vrouw die altijd sterk in haar schoenen staat veranderd in een hulpeloos meisje. David heeft haar nog nooit zo gezien. In de Uber blijft Saar een zin herhalen: ‘’Ik wilde het niet.’’, is het enige wat ze zegt. David bedankt de chauffeur en tilt haar uit de Uber die precies voor de deur gestopt is. Als ze veilig in het appartement zijn aangekomen, valt ze als een blok in slaap. Bij David maakt de adrenaline maakt plaats voor emotie. Hij begrijpt niet wat er aan de hand is, maar weet één ding zeker: dit was Saar niet.

*

‘’Niet schrikken, maar ik denk dat je gedrogeerd bent.’’.  Zegt Saar’s beste vriendin terwijl ze eenmaal in Nederland, een lange wandeling door het bos maken.  De vriendin stelt alleen maar rake vragen. Over hoe het de volgende dag was om wakker te worden en waarom ze het gevoel had dat ze toen niet kon bewegen. Wat het moment was dat ze zich niet meer goed voelde, het omslagpunt. En wat daar precies aan voorafging. Saar heeft het gevoel dat op eens alle puzzelstukjes in elkaar vallen. Ze weet het meteen, ze heeft gelijk. Even lijkt het een film. Zo eentje waar je er op het eind achter komt dat de held eigenlijk al die tijd de verrader is geweest en je bij de aftiteling nog even blijft zitten om het allemaal te laten bezinken. Was het maar een film, denkt Saar. Ze probeert zich groot te houden, maar het besef zorgt voor een golf aan emoties. Woede, verdriet, onbegrip. Saar barst in tranen uit. Het duurde niet lang voordat schaamte en schuldgevoel de overhand nemen. Hoe moet je zoiets aan dierbaren vertellen? Je wil alles behalve dat ze zich zorgen over je maken. En David, die gaat zich natuurlijk schuldig voelen terwijl hij er echt niks aan kon doen. Hoe breng je zoiets?

*

Saar was er altijd onbewust van overtuigd dat haar zoiets nooit zou gebeuren. Ze kent de ongeschreven ‘uitgaansregels’ en trekt haar bek open wanneer dit nodig is. Maar soms krijg je hier niet eens de kans toe. Soms wordt die je niet gegund. Tussen David en Saar is het onderwerp gespannen. David heeft het er het liefst niet over, hij heeft er nachten van wakker gelegen; dan zag hij het weer allemaal voor zich. Hij vindt het lastig om op zo’n moment niet te verdrinken in gevoelens van schuld. Saar ook, want ze wil David geen slapeloze nachten bezorgen. Toch snijdt ze het onderwerp soms aan. Dan moet David huilen. Hij is ook slachtoffer, hij heeft alles gezien. Nog nooit heeft hij zich zo machteloos gevoeld als toen hij Saar zo zag. David lijkt zich soms zelfs te schamen; hij heeft het nog aan niemand verteld. Saar vindt dat hij zichzelf tekortdoet. Niemand heeft haar ooit zoveel steun heeft gegeven als hij. Niemand is ooit zo lief en beschermend geweest. Ze is hem enorm dankbaar en dat mag hij weten ook.

Het had allemaal veel slechter kunnen aflopen. Dat is iets wat Saar zich realiseert, elk moment dat ze dit verhaal moet vertellen. Die nacht houdt haar niet meer bezig, elke dag. Maar als iemand ernaar vraagt, is de woede die ze voelt onbeschrijfelijk. De onmacht speelt een hoofdrol. Waarschijnlijk was het ghb, maar niemand zal het ooit weten. Behalve die ene dan, die Saar zich alleen nog als een schim herinnert. De man waarvan ze vindt dat hij het niet verdient om een ‘man’ genoemd te noemen. Ook al is zijn geslacht, naast de witte gympen, ongeveer het enige wat ze nog van hem weet. Hij is het niet waard. Ze is gaan beseffen dat we in een wereld leven waar je, hoe graag je het ook wil, niet altijd uit kan gaan van het goede van de mensheid. Het voelt oneerlijk. Dat elke kleine handeling grote gevolgen kan hebben. En dat ze nog steeds, ondanks dat ze nooit meer een drankje van een onbekende aan zou nemen, gevaar loopt. De laatste tijd is er veel in het nieuws over drogeren via een naald. Bij het horen van dit soort verhalen kreeg Saar het altijd al Spaans benauwd, maar tegenwoordig krijgt ze er zelfs kippenvel van. Hoe kan je zoiets in je hoofd halen? Ze wordt er boos van en is misschien wel opgelucht dat ze zijn gezicht niet meer herinnert. De kans is klein dat ze hem ooit tegenkomt, maar als ze hem tegen het lijf zou lopen weet ze niet of ze voor zichzelf in zou kunnen staan. Ze hoopt vooral dat hij ooit zichzelf tegenkomt. Dat hij kijkt in de spiegel en ziet wie hij echt is. Dat hij beseft wat hij kapot heeft gemaakt. Hij heeft haar waardigheid ontnomen en waarschijnlijk nog wel van meer andere vrouwen. Saar hoopt dat hij wordt gestraft. En vooral dat hij zoiets nooit, maar dan ook nooit meer doet.

Over de auteur

Imke Kleingeld

Mail voor vragen, tips of opmerkingen naar ikimkekleingeld@gmail.com