Een Sherlock Holmes-mysterie in Ghana

Een Sherlock Holmes-mysterie in Ghana

Shit, wat ben ik nou aan het doen hier?
Dat was de enige gedachte die door zijn hersens ging toen hij zijn eerste passen buiten het vliegtuig zette, verwelkomt door de koele avondlucht en de geur van diesel.
‘Tom? Rustige Tom? Naar Ghana?’ herhaalden zijn vrienden destijds met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Dat had ik niet achter hem gezocht.’
Hadden ze gelijk? Was dit misschien niet het beste idee? Tom begon er zelf ook aan te twijfelen. Hij merkte dat hij de enige Nederlander in de vrijwilligersgroep was, omringt door een taal die hij nog niet meesterde: Engels.
Een subtiele zucht. Hou het hoofd koel.
Veel tijd om na te denken had de jonge Tom echter niet. De groep verplaatste zich van het vliegveld naar de drukke weg en om niet als een verdwaald schaap achter te blijven snelde Tom achter hen aan.
Auto’s zoefden over de drukke weg alsof toeters de nieuwe richtingaanwijzers waren. Tom was nooit buiten Europa geweest, dus het verbaasde hem dat mensen deze chaotische drukte simpelweg negeerden. Twijfelachtig keek hij om zich heen. Het logo van een Burger King-restaurant, weerspiegeld in de voorruit van zijn Taxi, heeft nog nooit zo vertrouwd gevoeld. Hij forceerde een glimlach.
Vier weken voetbaltraining geven, dacht hij terwijl hij de taxi instapte, dat moet wel lukken.

***

Het lukte niet heel soepel.
Tom was een nuchtere jongen. Kwam niet vaak uit zijn bubbel of comfortzone. Maar hij was er hoe dan ook zeker van dat hij deze zomer iets wilde doen wat betekenis had. Hij wist niet precies waar de drang om vrijwilligershulp te verrichten opeens vandaan kwam, maar in zijn ogen was er niets mooiers dan mensen verbinden doormiddel van sport. Hij kon zelf ook helemaal opgaan in het spel. Mee sprinten met de bal over het veld, teamleden aan zijn zijde.
Hij had alleen één ding over het hoofd gezien: de vreemdelingen waar hij vier weken mee opgescheept zou zitten. Vijftien andere goedwillende buitenlanders, zes Ghanese begeleiders, een schoonmaakster en een kokkin verbleven in het vrijwilligershuis.
Tom genoot tijdens de voetbaltrainingen van elk moment met de strenge, maar zeer bekwame voetbalcoach aan zijn zijde. Die momenten verbonden hem en de andere bewoners als één team. De lachende kids en hun aanstekelijke energie maakten die lange, warme trainingsdagen alleen maar leuker.

De sfeer in het vrijwilligershuis verbleekte hierbij. Voor de trip waren er blijkbaar onderling al vriendengroepen ontstaan en door de taalbarrière had Tom een extra drempel om te overbruggen. Hij keek om zich heen. Je had de Spanjaarden, de Britten, een Amerikaan en…
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg een lange, Ghanese begeleider aan Tom. ‘Zin in een potje voetbal?’ Hij had een cool krulletjeskapsel en stelde zich voor als Eben. Hij regelde vaak tripjes en wedstrijden voor de vrijwilligers.
‘Er is altijd zin in een potje!’ vulde een tweede begeleider lachend aan. Deze bebaarde, mollige man schudde Toms hand en stelde zich voor als Sam.
Tom leerde gauw dat Sam en Eben het lollige duo in huis waren, altijd paraat voor een goeie grap of gesprek. Telkens als hij Eben in de buurt zag of Sam zag grappen met de kokkin, relaxte zijn houding en begon hij spontaan te glimlachen. Goeie kerels.

***

De avond viel en het huis maakte zich klaar voor een borrelavond in de “Zen Garden”, een nabijgelegen openluchtcafé. Zen was het zeker. De groep werd verwelkomt door live muziek met rustige vibes en Ghanees gezang begeleidt door ritmische trommels. Zwiepende lichamen dansten op de achtergrond terwijl Tom gesprekken voerde met de andere vrijwilligers.
‘Je bent een schrijver?!’ vroeg Tom onder de indruk aan de man tegenover hem. De middeljarige, Spaanse vrijwilliger lachte hartelijk en haalde nonchalant zijn schouders op.
‘Ik heb net mijn eerste boek uitgegeven. Het is eigenlijk niet heel bijzonder, maar als je me dan al een schrijver kunt noemen, dan ja.’
Tom knikte aanmoedigend. Hij was zo opgeraakt in het gesprek, dat hij niet doorhad waar hij zojuist een hap van had genomen.
‘Héét!’ proestte Tom uit. Zijn gezicht nam de kleur aan van een Pink Lady-appel. De hele tafel barstte in lachen uit en sloeg hem op z’n rug. Hij lachte onwillekeurig mee en negeerde zijn waterige ogen.
‘Is die fufu te pittig voor je?’ grapte Sam. Zijn lichaam deinde van voren naar achteren van het lachen. Tom probeerde het woord “fufu” te herhalen, maar er kwam niet meer uit dan een scherpe hoest.
‘Fufu, beste man,’ lachte Eben. ‘Wat vind je er zo pittig aan: het geitenvlees of de koeieningewanden?’ Het gelach werd luider en Tom probeerde gauw te vergeten wat hij zojuist had gehoord.
Hij hield een plakkerig, wit deegballetje in zijn hand en doopte het opnieuw – ditmaal een stuk minder royaal – in de rode soep. Behendig ontweek hij de taaie stukjes vlees.
‘Kon de coach er niet bij zijn?’ vroeg een van de andere vrijwilligers opeens. Eben schudde zijn hoofd.
‘Hij is druk.’
‘Drukke man moet vroeg op,’ voegde Sam toe met een volle mond. ‘We moeten eigenlijk zijn voorbeeld nemen. Het wordt al laat.’
De voetbalcoach was een drukke man, dat wist Tom, maar niet alleen door de trainingen of wedstrijden. Hij was een keer met de coach meegegaan naar zijn voetbalacademie, iets waar de coach heel trots op was. Wat Tom echter niet verwachtte, was het huisje naast de academie, waar een kleine slaapzaal en eenpersoonslaapkamer in zaten met niets meer dan simpele matrassen en dekens.
‘De kids die geen contact meer hebben met hun ouders wonen hier,’ had de coach hem toen verteld. ‘Het is niet veel, maar in ruil voor hun inzet en discipline krijgen ze eten en onderdak.’
Een alleenstaande vader van twaalf… had Tom toen gedacht. Het deed hem denken aan zijn bezoek aan het traditionele huisje van de ouders van Eben, waar niets anders in stond dan wat noodzakelijk, simpel meubilair. Tom had dit soort armoede nooit gezien, tenminste niet in levende lijven.
Wat hem het meest verbaasde waren de mensen zelf. Elk met hun eigen verhalen, tegenslagen en moeilijkheden, maar toch allemaal met de grootste en oprechtste glimlachen die hij ooit had gezien. Het ontroerde hem hoe saamhorig en gastvrij de mensen met elkaar en ook met hem waren, iets wat hij besefte te missen in Nederland.
Iedereen legde wat geld op tafel om te betalen. Tom verstijfde even van het bedrag in zijn zak.
Zo weinig nog maar? Ik had toch een briefje van dertig?

***

Eén keer is toeval, maar twee keer… Tom lette beter op zijn geld nadat hij financieel werd wakker geschud in Zen Garden. Sindsdien telde hij iedere avond zijn geld. Deze avond was er echter iets vreemds aan de hand. Hij telde het geld twee, drie, vier keer opnieuw, maar telkens miste hij hetzelfde bedrag: zestig euro.
Dit kan niet, dacht Tom opgefokt. Ik heb het geld nergens mee naartoe genomen. Het is nooit buiten mijn kamer geweest.
Hij ijsbeerde door zijn kamer, het resterende geld stevig in zijn hand. Halt. Er klikte iets in zijn hoofd. De warme bubbel van goedgezindheid en vertrouwen waar Tom in had gezeten, knapte sneller dan een ballon tijdens een kinderfeestje. De dertig euro die hiervoor ‘miste’ was ook niet zomaar zoekgeraakt… Nee, dit was verraad van binnenuit.

Hij stormde naar de woonkamer en kruiste blikken met Gideon, een vrijwilliger waar Tom het tot nu toe goed mee kon vinden. Gideon zou hij niet als verdachte aanwijzen, maar ja: wie kon hij nu nog vertrouwen in dit huis? Tom deelde zijn ontdekking en Gideon trommelde de rest van het huis bij elkaar. Iedereen was er behalve Eben, die al een paar dagen weg was op een trip. Zijn afwezigheid was op dat moment tastbaarder dan ooit. Tom stond er alleen voor.
Hij vertelde over het gestolen geld, maar zonder bewijs begonnen mensen al snel te speculeren.
‘Het was vast de schoonmaakster.’
‘Het kon de schoonmaakster niet geweest zijn,’  antwoordde de Amerikaanse vrijwilliger. ‘Zij was vanavond niet in onze kamers.’
‘Het is altijd de schoonmaakster! Die zijn het meest verdacht,’ mengde een Spaanse jongen.
‘Nee, idioot, de bútler is altijd verdacht,’ viel een Brits meisje hem in de rede.
‘Toevallig hebben we die niet, dus die valt gelijk af.’
Toms hoofd begon te bonken. Iedereen hield zich van de domme, maar er was één persoon die zich opvallend verdacht begon te gedragen.
Een van de aanwezige begeleiders was opeens verdwenen. Tom kon het nooit goed vinden met deze man, die altijd commentaar had op alles. Na de diefstal begon hij vrolijker te doen tegen Tom en hij begroette hem ook steeds vaker. Tom kon zijn onverklaarbare enthousiasme echter niet delen. Integendeel, hij werd het schijnheilige gedoe spuugzat.
Twee dagen na het incident ging Tom opzoek vaar de verdachte begeleider, maar wat wilde hij precies doen? Hem ondervragen? Hem beschuldigen? Wat Tom ook van plan was, hij kwam niet ver. Een bekende stem liet hem verstijven.
‘Tom? Daar ben je!’
‘Eben?’ Wanneer is hij teruggekomen?
‘Ik zocht het hele huis naar je af, man. Gaat alles goed? Ik hoorde wat er is gebeurd…’
Tom knikte, maar zijn ogen schoten een paar keer langs Eben. Op zoek naar iets, of iemand.
Eben zuchtte. ‘Weet je nog steeds niet wie het heeft gedaan?’
Tom schudde zijn hoofd en friemelde onwillekeurig aan de zoom van zijn shirt. Eben merkte zijn nerveuze trekje op en haalde diep adem.
‘Weetje wat ik denk,’ zei hij terwijl hij een hand op Toms schouder legde. ‘Ik denk dat het die Amerikaan was.’
‘De Amerikaan? Maar-’
Moet je eens horen: die kerel had vóór mijn trip geen cent te makken, maar gisteravond had hij opééns weer geld op zak en zat hij aan de fles alsof zijn leven ervan afhing!’
Eben had een goed punt. Het maakte de opmerking van de Amerikaan over de schoonmaakster wel een stuk dubieuzer. Maar Tom had nog steeds geen bewijs en vingertje wijzen zou hem niets opleveren. Bovendien…
‘Ik denk dat het een begeleider was,’ gaf Tom uiteindelijk toe. Het bleef pijnlijk stil.
‘Het is vast geen begeleider, Tom,’ zei Eben gepikeerd. ‘Dat zie ik gewoon niet voor me.’
Het was een eerlijk antwoord, maar Tom voelde een misselijkmakende knoop in zijn maag ontstaan. Weer een dood spoor.

***

Een voorzichtige vinger tikte op zijn schouder. De plotselinge aanraking deed hem kort opschrikken.
Tom was de laatste tijd een stuk alerter geworden en had wallen onder zijn ogen van zijn onrustige slaappatroon. Toen hij zich omdraaide keek hij recht in de vriendelijke ogen van de oude schoonmaakster.
Hij had nooit veel met haar gepraat, nauwelijks zelfs, maar zij was dan ook een vrouw van weinig woorden. Ze glimlachte naar hem.
‘Slecht geslapen?’
‘Het gaat wel,’ loog hij. ‘Gewoon een beetje onrustig.’
De vrouw gaf hem een herkenbaar knikje. Het viel even stil terwijl ze nadacht.
‘Weet je…’ begon ze medelijdend, ‘je moet dat geld nu echt ergens anders bewaren.’
‘Daar zat ik ook over na te denken, maar-’ Geen enkele plek voelt meer veilig, wilde hij zeggen. De woorden doofden in zijn gedachten. Het oude vrouwtje stak haar hand uit. Tom keek er niet-begrijpend naar.
‘Ik weet een veilige plek. Nee nee, niet bij mij. Ik weet van de grapjes die jullie maakten over de schoonmaakster.’ Ze pauzeerde even. ‘De kokkin is een goeie vrouw. Zij zal het veilig voor je houden.’
Tom aarzelde. Zijn vertrouwen werd wederom getest.
De oprechte blik van de oude vrouw kon hij moeilijk negeren. Het was niet veel, maar met het laatste beetje vertrouwen dat hij nog had, legde hij het geld in haar handpalm.

***

De schoonmaakster had gelijk gehad, dacht Tom. Op zijn laatste avond had de kokkin elke cent van zijn geld teruggegeven. Ze gaf hem een dikke knipoog.
‘Niet kwijtraken, hè?’
Tom lachte weer sinds een lange tijd.
Haar loyale gebaar had hem zijn vertrouwen teruggegeven, evenals de onderdrukte, mooie herinneringen die hij in Ghana had gemaakt. Op dat moment realiseerde Tom zich dat hij niet armer, maar juist een stuk rijker terug zou keren naar Nederland.

Over de auteur

Rogina Hassan

Schrijven en vormgeven is mijn passie, al van jongs af aan maak ik korte of spannende verhalen om met mijn familie en vrienden te delen. Vandaag de dag uit ik mijn schrijfgedrevenheid door het opzoeken en vertellen van echte verhalen voor een groter publiek. Ik heb grote interesses op het gebied van lifestyle, (pop)cultuur en braintainment. Ook zet ik mezelf graag in om met een kritische pen over huidige maatschappelijke zaken in de samenleving te schrijven of crossmediale items hierover produceren. Vertellen alleen, maakt je geen journalist. Onderzoeken, vormgeven en de lezer ook écht iets overbrengen, daar draait het om.