Het magische verhaal van Elizabeth Johnson

Het magische verhaal van Elizabeth Johnson

Het gedreun op de voordeur doet haar wakker schrikken. Voorzichtig stapt ze uit bed, om het lichaam dat naast haar slaapt en haar warm houdt in deze koude nachten, niet te storen. De zon kruipt al voorbij de horizon de kamer in maar niet genoeg om iets te zien. Ze pakt een nog brandende kaars van haar nachtkastje en loopt naar de hal. Opnieuw wordt ze opgeschrikt door een luid geklop op haar voordeur. Het lichaam dat in het warme bed blijft liggen, bedekt met een troostende deken, begint wakker te worden.

“Het is waarschijnlijk niets mijn liefste, ga maar weer slapen”, spreekt Elizabeth zachtjes. Het lichaam draait zich om en legt het hoofd weer in het kussen.

Ze loopt de krakende trap af. Angst vult haar lichaam bij elke stap die ze zet. Het huis is akelig stil, maar de stilte wordt verbroken door drie luide bonzen op de deur. Een stap op het koude steen van haar gangtegels stuurt een schok door haar lichaam. Ze is nu dicht bij de deur, ze voelt haar hart kloppen in haar borstkas, haar ademhaling wordt zwaarder naarmate ze dichter bij de gouden deurklink komt. Het ontgrendelen en opendraaien voelt alsof het uren duurt, ze weet wat er komen gaat. De puriteinen* hadden altijd al de gewoonte om vrouwen uit huis te slepen omdat ze buiten de norm handelen. Ze had zichzelf al duizend keer gezegd zich geen zorgen te maken, maar ze wist dat dit ging gebeuren. Vanaf het moment dat de kolonie naar Massachusetts was verhuisd, had ze er een slecht gevoel over. Te veel mannen die dachten dat ze macht hadden, nu ze niet meer in Engeland verblijven. Biddend, naar wie er ook maar luistert, opent ze de deur en ze bevriest. Angst neemt haar lichaam over alsof het een eigen wil heeft.

“Elizabeth Johnson, u staat onder arrest wegens beschuldiging van hekserij.”

Mary, die tijdens alle commotie naar beneden is gekomen, staart geschokt voor zich uit terwijl ze haar meenemen. Het is het laatste wat Elizabeth ziet voordat ze uit haar huis wordt gesleept. Vier eenvoudige woorden verlaten haar mond als een smeekbede, of misschien een belofte.

“Ik hou van je.” Ze herhaalt het in haar hoofd als een mantra, om zichzelf en haar vriendin, die nog steeds met een blik van angst in haar portiek staat, eraan te herinneren dat het dit allemaal waard was.

*

Dikke druppels regenwater vallen neer op de straten van Salem, de kou ijzig en omarmend als een strop rond haar nek. Elizabeth baant zich een weg door de drijfnatte straten, vastbesloten om zo snel mogelijk thuis te komen. Doordrenkte kleding maakt haar passen zwaarder, maar het lood in haar schoenen houdt haar niet tegen. Als de bliksem schiet ze de hoek om, met één arm strak onder haar jas gestoken. Ze knijpt het pakje vast alsof het elk moment op magische wijze uit haar greep kan verdwijnen. Wanneer ze de stenen oprit oploopt, laat ze de lucht ontsnappen die ze voor haar gevoel had ingehouden, sinds ze de winkel verliet. Ze is thuis.

Druipend als een natte handdoek stapt ze de gang binnen. Enkel het kraken van de houten vloer en het getik van de regen galmt door het huis. Elizabeth draait haar hoofd om en kijkt goed naar de klok. Haar vriendin, Mary, komt vanmiddag op de thee. Nadat ze de doorweekte kleren heeft afgeworpen, hangt ze de ketel boven het vuur van de haard. De geur van kruiden vult de ruimte. Het pakketje, dat verstopt was onder haar jas, ligt nog onaangeraakt op de keukentafel. Het cadeau is verpakt in bruin papier, gekreukeld door Elizabeths handen die het pakket omarmden.

De klok slaat 4 wanneer er op de deur wordt geklopt. Elizabeths gezicht licht op bij het zien van haar vriendin. Ze trekt de andere vrouw in een omhelzing die iets te lang duurt. Ze trekken zich allebei snel terug terwijl een blos in Elizabeths nek kruipt bij het zien van de stralende glimlach. Terwijl Mary het zichzelf gemakkelijk maakt in de woonkamer, staat Elizabeth in de deuropening met een lichte grijns op haar gezicht en haar handen achter haar rug, met het bruine papier in de hand.

“Wat heb je daar, Lizzie?” vraagt Mary nieuwsgierig.

“Niets” antwoordt Elizabeth “gewoon een kleinigheidje voor mijn favoriete persoon.”

De brunette glimlacht om de liefkozende woorden van Elizabeth.

“Mag ik zien wat het is?”

“Sluit je ogen.”

En zo doet Mary wat haar gezegd wordt en sluit haar ogen. Elizabeth loopt naar haar toe en legt het pakje in de handen van de vrouw. Zodra Mary haar ogen opent, begint ze het bruine papier stuk te scheuren, tot ze de donkerblauwe boekomslag in handen heeft. Mary kijkt vol verbazing op.

“Hoe kom je hieraan?!”

Elizabeth grijnst. “Ik heb zo mijn manieren.”

In haar handen houdt Mary een kopie van ‘The Worth of Woman’, een verboden boek, wegens de feministische gedachtes.

“Ik weet dat je graag over dat soort dingen leest en…”

Elizabeth kan haar zin niet afmaken want Mary vliegt haar al in haar armen. Elizabeth slaat haar armen om haar middel en trekt haar in een omhelzing die langer duurt dan de bedoeling is. Langzaam trekken ze zich terug, maar blijven elkaar vasthouden. Spanning vult de lucht, haar hart klopt zo hard tegen haar ribbenkast dat ze bang is dat Mary het kan horen. Ze heeft hier zo vaak aan gedacht, zo dicht bij haar zijn, haar kussen. Het is een verlangen dat ze in het diepste van haar gedachten heeft begraven, want Mary is haar beste vriendin en deze gevoelens zijn ten strengste verboden.

Mary leunt naar voren en drukt haar lippen op die van Elizabeth. Onmiddellijk dringt een warme sensatie elke centimeter van haar lichaam binnen en beantwoordt ze het gebaar gretig. De brunette pakt haar gezicht met beide handen en trekt haar dichterbij. Jaren van weggestopte gevoelens stromen naar buiten.

*

Een traan rolt over haar gezicht bij de herinnering. Elizabeth ligt wakker in een kamer die naar schimmel ruikt en zo vochtig is als een doorweekte spons. Ze zou zweren dat ze een rat voorbijzag rennen. Ze hoort mensen, vermoedelijk bewakers, door de gang lopen, maar ze stoppen niet voor haar cel. In plaats daarvan lopen ze door. De gang wordt weer stil en voor wat een eeuwigheid lijkt, is het enige geluid dat ze hoort het water dat van het plafond op het stalen frame druppelt dat als bed bedoeld is.

Dagen gaan voorbij, althans dat denkt ze, want er is geen indicatie van tijd. Het is altijd donker, met uitzondering van een vage oranje gloed die de kaarsen op de gang in haar cel werpen. Het eten wordt eens per dag gebracht, door een bewaker die niet spreekt. Het bord met, god weet wat, wordt in de kamer gegooid. Maar zelfs door deze ondraaglijke omstandigheden blijft Elizabeth vechten. Voor het geval ze eruit komt en haar geliefde weer ziet, hoewel ze weet dat die kans praktisch onbestaanbaar is. Ze heeft het zelf gezien, mensen die verdacht werden van hekserij, geëxecuteerd bij daglicht. Menigten die toejuichten terwijl onschuldige mannen en vrouwen werden gedood.

Ze wist dat dit kon gebeuren. Een vrouw, alleenwonend zonder man of kinderen. Voor de gemeenschap was het verdacht. Ze dacht er vaak aan om Salem te verlaten, zelfs toen ze nog bij haar man was. Elizabeth wilde deze vreselijke plaats verlaten en nooit meer terugkeren. Nog meer toen Mary in haar leven kwam. Ze spraken er vaak over, terwijl ze zich verscholen in het comfort van Elizabeths huis. Ze zouden ver weggaan van deze stad. Ze fantaseerden zelfs over een leven op zee, het aansluiten bij een piratenschip en samen de wereld zien. Maar wat ze ook zouden gaan doen, het belangrijkste was dat ze samen waren, buiten het veroordelend oog van anderen.

Zonder een woord te zeggen stappen de bewakers de kamer binnen en grijpen Elizabeth bij de armen. De handboeien snijden in haar polsen. Ze voelt dat ze uit haar cel wordt gesleurd, haar voeten achter zich aan slepend terwijl ze door de gangen van de gevangenis wordt gedragen. Het geschreeuw dat ze hoort, moet betekenen dat ze niet de enige is die uit haar opsluiting wordt gehaald. Elizabeth weet wat er gaat gebeuren, maar haar geest voelt verdoofd. Bewakers schreeuwen om haar heen, maar ze hoort geen woord van wat ze zeggen. De kreten van de mannen en vrouwen die achter haar worden gesleept vullen de gangen, maar Elizabeth slaakt niet eens een snik

De kreten gaan over in gejuich wanneer ze de gevangenis verlaten, het heldere licht voelt verblindend. De stedelingen juichen terwijl de gevangenen door de straten worden geparadeerd. Met alle energie die nog in haar lichaam zit, zoekt Elizabeth naar de bekende brunette, in de hoop dat ze zich ergens heeft verstopt in deze zee van lichamen langs de straten.

Voor haar ziet Elizabeth het stadsplein. Het is er rumoerig en mensen schreeuwen allerlei nare dingen tegen haar en de andere gevangenen. Aan handen en voeten geketend, wordt ze gedwongen het plein op te lopen. Waarop een houten constructie hoog boven de menigte uittorent. De touwen wiegen heen en weer in de wind, als een onheilspellend teken van wat komen gaat. Door de geplaveide straat struikelt ze een paar keer. Telkens wordt ze door de bewakers opgetild en opgedragen door te lopen. De gedachten aan ontsnappen zijn uit haar hoofd verdwenen. Elizabeth weet dat ze voorbestemd is om deze dag te sterven. Gebonden door kettingen van wanhoop kijkt ze rond in de hoop Mary te zien.

De bewakers duwen haar de trap op. De kettingen om haar enkels maken elke stap pijnlijk moeilijk. Met haar handen achter haar rug gebonden is Elizabeth nu aan de genade van God overgeleverd. De zon, hoog in de lucht, staart haar fel aan. Ze ademt even in, genietend van de warmte en het licht van de zon die hoog aan de hemel staat. Het is een mooie dag, denkt Elizabeth bij zichzelf, voordat ze zich concentreert op de strop die voor haar hangt. De tijd vertraagt terwijl ze op het kleine houten platform wordt getild. Het touw wordt om haar nek gelegd, haar leven hangt aan een zijden draad. De smeekbeden en kreten van de mensen naast haar, vermengd met het geschreeuw van de stedelingen zijn overweldigend. Maar, een stilte overvalt haar zodra haar blik de blauwe ogen in de menigte ontmoeten. De brunette haar ogen glinsteren in de zon, een droevige glimlach op haar gezicht. Elizabeth kan het niet helpen, de tranen beginnen over haar gezicht te stromen en vertroebelen haar zicht. “Ik hou van je”, dat zijn de woorden die Mary haar toeschreeuwt, zonder een enkel geluid te maken, maar Elizabeth kan het duidelijk horen. Een trieste lach verlaat haar mond terwijl ze naar haar liefde staart.

Terwijl een priester de gebeden voorleest, concentreert Elizabeth zich op Mary. Ze zullen elkaar weer ontmoeten, Elizabeth weet het zeker. En terwijl ze daar staat, handen op haar rug, een strop om haar nek, vertelt ze Mary stilletjes dat het oké is. Ze hoeft geen woord te zeggen, want de brunette begrijpt het, ze knikt lichtjes en werpt Elizabeth een zwakke glimlach terwijl één van de bewakers aan een hendel trekt. De vloer onder haar voeten verdwijnt, het lichaam stort naar beneden, haar val wordt gebroken door het touw. De druk wordt te veel om te dragen, onmogelijk om haar ogen open te houden. En net voordat alles donker wordt, daar hangend, het leven dat langzaam uit haar stroomt, herinnert ze zich die stralende glimlach.

Zo’n 329 jaar nadat het levenloze lichaam van Elizabeth Johnson in de grond werd gestopt, wordt ze, na een schoolproject van een groep jongeren in Salem, in dezelfde stad vrijgesproken. Om zo goed te maken wat er al die decennia geleden fout is gegaan. Nu kan haar ziel eindelijk rusten in het hiernamaals en zal Elizabeth voor altijd samen zijn met haar geliefde.

*Puriteinen zijn een groep protestanten die in 1630 vanuit Engeland naar Amerika vertrokken en zich vooral vestigde rondom Massachusetts. De Puriteinen spelen een sleutelrol tijdens de heksenvervolging in Salem.

Over de auteur

Zoë van Leeuwen

toekomstige film recensent.