Het is een donderdagmiddag in oktober. 17:10 om precies te zijn. ’Eerst nog even een bakje koffie hoor’ klinkt een vrolijke stem uit de woonkamer. ‘We hebben geen haast.’ Eric heeft vandaag zijn laatste dienst als vrijwilliger bij Philadelphia. Een organisatie waar op donderdagavond wordt gegeten met mensen met een beperking.
Uit de woonkamer komt een luid gerammel van de kopjes die onder het Senseo apparaat staan en tegen elkaar aan klinken. De woonkamer, van een jaren 80 woning, is goed gevuld. Een kast gevuld met lege kratten bier trekt de aandacht. Op de kast staan verschillende flessen drank die vertellen dat er menig feestje is gegeven. ‘Dat is onze voorraad’ vertelt Eric. Zijn mondhoeken trekken iets omhoog en zijn ogen beginnen te glinsteren, als een kind die voor het eerst haar felbegeerde cadeautje ziet. In de woonkamer zitten twee andere jongens onverstoord te typen op hun laptop. Ze kijken niet op of om.
Eric neemt een laatste grote slok koffie en trekt zijn jas aan. De jongens, die in de woonkamer zo druk op hun laptop bezig waren, kijken even op. ‘Gaan jullie?’ ‘’Ja, we moeten echt gaan anders zijn we te laat’’ antwoord Eric. ‘Succes man, geniet van je laatste dienst’. ‘’Thanks, komt goed.’’
De jongens steken hun vuist uit, waar Eric op zijn beurt met zijn vuist tegenaan tikt. ‘Yo’ klinkt het bijna synchroon uit de jongens hun stem.
De buitendeur wil maar moeilijk open. Eric moet even zijn gewicht in de strijd gooien om de oude deur open te krijgen. Piepend gaat hij open. Maar met een enorme klap wordt hij dicht gezogen. De bruine bladeren dansen in het rond. Het lijkt een andere wereld. Het contrast met het rustige binnen is enorm. Alsof je vanuit een klassiek concert direct een feest café binnenstapt. Eric trekt zijn rits zo hoog als deze kan, en verstopt zijn kin in zijn jas. Zijn ogen staan op spleetjes en met grote stappen begin hij zijn tocht. ‘Het is niet zo ver hoor, hooguit vijf minuten lopen’. Bomen dansen onstuimig in het rond. De lucht is grauw en de wolken razen als raceauto’s voorbij. Een donderdagmiddag in oktober.
Exact vijf minuten later vermindert Eric de snelheid van zijn looppas. ’We zijn er’ klinkt het uit Eric’s mond. Even staat hij stil voor een grote glazen deur. Door het glas is amper te zien wat erbinnen afspeelt. Het stilstaan eindigt in een diepe zucht. Dan trekt Eric de deur open, er is geen weg terug.
De overgang van buiten naar binnen lijkt op die van 5 minuten geleden. De glazen deur is nog niet dicht of er klinkt een schreeuw door de zaal; ‘’Ha, Eric! Je bent er weer, goed je te zien’’. In de stem klinkt de onwetendheid door dat dit de laatste keer is dat hij Eric op deze manier zal begroetten. Misschien maar goed ook. Eric’s mondhoeken gaan weer omhoog en met een brul antwoordt hij ‘Hey Harry, ouwe gek’.
’Let niet op hem hoor. Die is niet helemaal goed’ fluistert Eric zacht.
De, tot boven toe dicht getrokken, jas gaat langzaam in de weg zitten. Met een harde ruk trekt Eric zijn jas open en gooit hem op de kapstok. Een grote houten kapstok die nog voller is dan een gemiddelde trein in India. Even kijkt Eric om zich heen. Zijn ogen glijden door de zaal.
In de zaal staan zo’n zes grote ronde tafels. Met veel gelach en luid gepraat vinden mensen hun weg naar een plekje. De ene in een rollator de ander moeilijk lopend. De vloer is bedenkt met vloerkleed, en aan het plafond hangen grote, iets te felle, lampen. Helemaal achterin bevindt zicht de keuken. Een volledige grijze, van ijzeren, horecakeuken. ‘Daar moeten we even heen’ knikt Eric. Hij loopt door de zaal naar de keuken, waar een groepje van vier mensen, al leunend tegen het aanrechtblad Eric vriendelijk begroeten. Een vrouw van middelbare leeftijd neemt het woord. ‘’welkom jongens, we zijn vandaag weer met weinig vrijwilligers en veel bezoekers, dus het wordt aanpoten.’’ Eric zijn ogen vallen naar beneden. De vouw vervolgd; ‘’Dit is de laatste keer voor de verbouwing, dus hierna zijn we anderhalf maand dicht. Laten we er een leuke avond van maken. Zijn er nog bijzonderheden?’’ Eric’s wenkbouwen trekken langzaam wat omhoog. Nu is het moment om te zeggen dat hij er na de verbouwing mee stopt. In zijn hoofd schiet de gedachte van de toenemende druk bij zijn mede vrijwilligers. Hij denkt terug aan het gesprek van vorige week met één van zijn collega’s. Ze hadden het over dat alle vrijwilligers verdwijnen en het bijna niet meer te doen is zo. En nu gaat hij zelf vertrekken. ‘’Nee geen bijzonderheden?’’ klinkt de vrouwenstem vragend. Even lijkt er beweging in zijn mond te komen. Dan tuit hij zijn lippen nonchalant en schut zijn hoofd van links naar rechts. ‘’Mooi! Eric en Anniek, jullie lopen vandaag rond in de zaal. Peter en Marianne doen het eten, en ik fiets er een beetje tussen in.’’ Allen knikken ze en lijken meteen te weten wat ze moeten doen.
Eric loopt naar de grote ronde tafels en beweegt zich soepel door de zaal. Het gaat met een gemak dat je zelden ziet. Hier een praatje, daar een grapje en als het nodig is een arm om de schouder van een bezoeker. Als een vis in het water.
De avond verloopt soepel. Er klinkt luid gelach door de zaal en na het eten is er ruimte voor een spelletje.
Als de eerste mensen opstaan om hun jas te pakken, en langzaam huiswaarts keren, wordt Eric wat onrustiger. Zijn ogen beweging snel door de zaal en het gemak van een uur of twee geleden is er wel af. Hoe leger de overvolle kapstok wordt, hoe zenuwachtiger Eric zich door de ruimte beweegt. Het moment komt steeds dichterbij.
‘’Doei jongens! Tot over anderhalf maand’’ klinkt het uit de mond van de laatst vertrekkende. De laatste. Eric zwaait hevig en de grote glazen deur valt dicht. ‘’Jongens, even evalueren in de keuken’’ klinkt de doordringende stem van de vrouw die ook eerder op de avond het woord had. Eric komt als laatste aan in de keuken. Zijn altijd rechte houding heeft plaats gemaakt voor hangende schouders. ‘’Goed gewerkt mensen, het was een gezellige avond. Iemand nog wat bijzonders opgemerkt?’’ Even fronst eenieder zijn wenkbrauwen om daarna in het luchtledige te staren en de avond af te spelen in hun hoofd. Waarna, alsof het afgesproken is, langzaam iedereen het hoofd van links naar recht beweegt. ‘’Nee, eigenlijk niets bijzonders’’ klinkt het uit de groep. Eric is als enige stil en kijkt strak naar de grond. Nu is het moment. Nu moet het. Langzaam wordt zijn gezicht volledig zichtbaar, en slaakt een diepe zucht. Met een dichtgeknepen keel, als dat van een man in nood, opent hij zijn mond. ’Ik moet nog wat zeggen jongens’. ‘’Vertel’’ klinkt een iets wat strenge stem. Daar gaan we. Eric kijkt iedereen kort aan, zijn ogen glijden angstig van de ene collega naar de andere. ’Ik ga stoppen als vrijwilliger, na de verbouwing zal ik er niet meer zijn. Ik had het eerder moeten zeggen, maar ik kon het niet. Sorry! Ik red het echt niet meer naast mijn werk en studie. We zijn al veel mensen kwijtgeraakt, maar ik moet echt voor mezelf kiezen’. Het is eruit, eindelijk. Een doodste stilte volgt. Het enige wat je hoort is de afzuigkap die zachtjes maar onverstoord doorblaast. Eric kijkt de groep aan met opgetrokken wenkbrauwen. ‘’Tjonge, die zag ik niet aankomen’’ antwoord Anniek, een van zijn collega’s. ‘’Je had het inderdaad eerder moeten vertellen, en ik vind het heel jammer. Maar als het niet meer kan, kan het niet’’ klinkt de stem van de vrouw in leiding. De directe en soms wat strenge toon, heeft plaatst gemaakt voor een mild en bijna moederachtig geluid. Eric’s mondhoeken gaan omhoog en zijn ogen sprankelen hoop en opluchting. Eindelijk. Het hoge woord is eruit. Was dit nou zo moeilijk? De groep praat nog wat na en binnen een half uur ziet de zaal eruit alsof er niemand geweest is vanavond. ‘Het is tijd om te gaan’ fluistert Eric zacht, en beweegt zijn hoofd naar de grote glazen deur. Elke collega krijgt een stevige handdruk en Eric wordt bedankt voor zijn diensten. Aan de grote houten kapstok hangen nog maar een paar jassen. Eric trekt zijne aan, kijkt nog één keer om en lacht. Dat was het dan. De glazen deur slingert open en valt met een smak dicht. Weer een vrijwilliger minder.