Eerst carrière maken, dan moeder worden

Eerst carrière maken, dan moeder worden

Sinds de jaren zeventig stijgt de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, blijkt uit cijfers van het Centraal bureau voor Statistiek. Kregen vrouwen in de jaren ’70 hun eerste kind nog op 24,3-jarige leeftijd, ligt dat getal in 2021 gemiddeld zes jaar hoger; 30,1 jaar oud.  Dat is wellicht te koppelen aan de beroepsparticipatie onder vrouwen dat ook toeneemt.

(Grafiek 1, ingezoomd)

Grafiek 2

Grafiek 2. De grote grafiek bovenaan (grafiek 1) is een ingezoomde versie van de grafiek hierboven (grafiek 2). Door de toppen van de grafiek te tonen, is de stijging beter waar te nemen.

 Verdubbeld
Tot een aantal decennia geleden werd er van de vrouw verwacht te stoppen met werken na het krijgen van haar eerste kind. Maar dat is veranderd. Slechts een aan aantal vrouwen stopt nog met werken nadat ze getrouwd is of een kind heeft gekregen.
De netto beroepsparticipatie vrouwen tussen de 25 en 45 jaar, is vanaf het jaar 1985 enorm toegenomen. Was dat in de jaren 70’ nog ‘slechts’ 37,4 % van de vrouwen, 572.000 in getallen. Verdubbelt zich dat in vijftien jaar naar 1.114.000 vrouwen in 1985.

Helft van vrouwen werkzaam
Zoals de annotatie in de grafiek aangeeft bij het jaar 1981, is 50,4% van de beroeps geschikte vrouwen werkzaam. De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen stijgt in diezelfde periode met twee jaar.  In 1970 was een vrouw bij de geboorte van haar eerste kind gemiddeld 24,3 jaar oud. In het jaar 1985 is dat gemiddelde gestegen naar 26,5 jaar.

Tweede Demografische Transitie
Volgens Ruben van Gaalen, auteur rapport van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, heeft er in de jaren ’60 en 70’ een grote verandering plaatsgevonden in de demografische ontwikkeling in veel westerse landen. De zogenoemde ‘Tweede Demografische Transitie’. Volgens van Gaalen heeft het stijgende arbeidsniveau door het gestegen onderwijsniveau, grote invloed gehad op het leven van vrouwen. Zowel mannen als vrouwen richtte zich sindsdien, steeds minder op traditionele opvattingen als het gaat om belangrijke keuzes in hun persoonlijke leven. De opvatting van het traditionele gezin; de man verdient de kost, de vrouw zorgt voor de kinderen, nam gestaag af. Vrouwen volgenden meer onderwijs en gingen aan het werk. Daarnaast was anticonceptie in opkomst en werd het ouderschap uitgesteld. Met als gevolg een daling in kindertallen. Volgens het Nederlands Interdisciplinair Demografisch heeft de stijgende leeftijd van moeders vooral te maken met ‘het stijgende opleidingsniveau en de sterk gestegen arbeidsparticipatie van vrouwen’ dit samen heeft invloed gehad op de keuze voor het moederschap.

Verantwoording datavisualistie:

Er is gekozen voor data dat de leeftijd aangeeft van vrouwen bij geboorte 1e kind, van 1970 tot 2021. Daarnaast is er gekozen voor data dat de netto beroepsparticipatie vrouwen 25 tot 45 jaar aangeeft, ook van 1970 tot 2021. Aangezien deze leeftijden overlappen met de leeftijd van vrouwen geboorte bij 1e kind. Hierin is goed te zien dat de arbeidsparticipatie invloed heeft gehad op de leeftijd van vrouwen bij het krijgen van hun eerste kind.
Er is gekozen voor een netto arbeidsparticipatie percentage omdat deze participatiegraad aan geeft hoeveel procent van de beroepsgeschikte vrouwen er daadwerkelijk werkzaam is. In tegenstelling tot de bruto participatiegraad, dat aangeeft hoeveel procent van de beroeps geschikte vrouwen behoort tot de beroepsbevolking.
De blauwe lijn in de grafriek geeft het percentage arbeidsparticipatie vrouwen woonachtig in Nederland aan. Deze lijn stijgt gestaag mee met de gele staven, dat de gemiddelde leeftijd aangeeft.

Over de auteur