Uitputting op de werkvloer

Uitputting op de werkvloer

Met een zwaar en kloppend hoofd word ik wakker. Het is weer een korte nacht geweest. Ondanks mijn moeheid heb ik elk uur van de groene wekker naast mijn bed weer meegemaakt. Mijn hartslag voel ik sneller kloppen en mijn maag keert zich om. Het voelt alsof ik zenuwachtig ben zoals dat vlak voor een toets gaat. Maar nee, het is mijn burn-out. Mijn lichaam is gewend geraakt aan de stresshormonen. Ik stap na een uur ontwaken uit bed en schuif met beide voeten in een roze fluweelzachte pantoffel, trek mijn zachte roze met blauwe panter badjas aan en ga ontbijt maken. Tijdens het pakken van een kom vergeet ik al snel wat ik erna wil doen. Een black-out. Iets wat sinds mijn burn-out veel terugkomt. Van de week heb ik een taart gebakken en heb ik drie keer opnieuw in het receptenboek moeten kijken om te weten hoeveel bloem ik nodig had. Ik zit nu twee maanden thuis. Mijn laatste coschap chirurgie heeft erbij ingehakt. Dag in dag uitging mijn wekker om kwart over vijf. Tijdens dit coschap was mijn lichaam signalen aan het geven dat het niet goed ging. Zo ben ik meerdere keren ziek geworden, tot veertig graden koorts aan toe, maar kwam het besef pas echt wanneer ik in het ziekenhuis belandde en aan het infuus moest door uitdroging. Ik moet even een pauze hebben, ik moet even aan mezelf gaan denken.

Twee maanden ervoor maakt een rinkelende toon mij wakker. Het is de eerste dag van mijn coschap chirurgie. Ik haal mijn hand onder de warme dekens vandaan en voel naar een knopje op mijn groene wekker om het uit te zetten. Moeizaam kijk ik door mijn ogen heen naar mijn wekker en zie dat de zwarte getallen kwart over vijf spellen. Spanning heb ik zeker, want het is een van de zwaarste coschappen die je meemaakt. Het is tijd om uit bed te gaan. Ik trek een blauwe spijkerbroek aan en een geel T-shirt met korte mouwen. Tijdens mijn wandeling naar de badkamer kan je een spelt horen vallen hoe stil het is in het huis. Iedereen slaapt nog.  Na het reinigen van zowel mijn gezicht als mijn tanden, pak ik mijn ontbijt en lunch, die ik een dag van tevoren al had klaargemaakt, en loop ik richting de auto. Tijdens de rit geniet ik nog even van een banaan en na veertig minuten reizen ben ik eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis. Stipt zeven uur moete ik en mijn twee mede coschappers ons melden bij de een arts in opleiding (ALO). Wanneer ik aan kom zie ik een medestudent met dezelfde donkere kringen onder haar ogen, ik voel me opgelucht. Blijkbaar ben ik niet de enige die een zware nacht heeft gehad. “Dag, ik ben Alex” zegt een vriendelijke man met donkere ogen en bruin haar. Het is de ALO. Hij geeft ieder van ons een hand. “We beginnen vandaag met een overdracht en ik geef jullie gelijk een pas van het ziekenhuis mee. Daarmee kunnen jullie je aanmelden in het systeem en legitimeren in het ziekenhuis.” Verlegen knikken we met zijn drieën en na een kwartier lopen we met zijn allen achter Alex aan richting de overdracht. De deur gaat open van donkere kamer met achterin een groot raam. Gevuld met bureaus met ieder een eigen computer en aan de muren hangen grote televisie schermen waarop de overdrachten gepresenteerd staan. In totaal staan er ongeveer twintig tot vijfentwintig artsen plus coschappers in de kamer. Er wordt kort samengevat welke patiënten er op de afdeling liggen, wat hun geboortedatums zijn, welke klachten ze hebben en of er vannacht nog iets veranderd is. Eenmaal klaar met de overdracht lopen we richting de operatiekamer. Voordat we naar binnen mogen krijgen we nog een duidelijke instructie zodat we steriel het ok op gaan. “De vrouwen en mannen hebben ieder een eigen kamer waar ze zich kunnen omkleden”, zegt de vrouwelijke assistent van de operatiekamer. “Jullie krijgen een speciaal gemaakt groen pak aan en ook liggen er witte mondkapjes, spatbrillen, haarnetjes en plastic handschoenen klaar. Zo zorgen we ervoor dat iedereen steriel het O.K. op gaat”. Eenmaal op O.K. bedenk ik me dat ik geen eten heb meegenomen het O.K. complex op, wat betekent dat ik pas eind middag weer iets kan eten. Ik weet dat ik dit niet heel lang ga volhouden. Mijn eerste O.K. is gepland om negen uur en mag ik gelijk assisteren bij een borstkanker operatie van een man. Wanneer ik aan tafel sta voel ik de warmte van de felle lampen in het O.K. branden. De zenuwen kriebelen in mijn onderbuik, want ik wil niets verkeerds doen. Na een halfuur kijkt de assistent mij aan en zegt “Voel je je wel lekker? Je ziet erg bleek”. “Nee” denk ik, ik voel het leven weg trekken en mijn benen worden zwaarder. Een paar seconde later val ik flauw.

Al sinds 2005, toen ik zes jaar was, wist ik dat ik later dokter wilde worden. Mijn beste vriendin kwam in het ziekenhuis terecht. In het begin werd ze niet serieus genomen door de dokter, waardoor ze lang rondliep met enorme pijnscheuten in haar buik. Op een gegeven moment is haar blindendarm geklapt en moest ze geopereerd worden. Als klein meisje van zes dacht ik “Dat kan ik beter.” Vanaf dat moment wist ik het, ik word kinderarts. Toch veranderde dit. Een paar jaar later lag mijn opa in het ziekenhuis, een vriend van hem een nog wat andere familieleden. Hierdoor brachten we veel tijd door in het ziekenhuis. Voor mij was dit dan ook altijd een uitstapje om hiernaar toe te gaan. De geur van de wandelgangen, de liefdevolle glimlachen van de verpleging en de warmte die ik voelde zodra ik het ziekenhuis binnenkwam. Ik voelde me er thuis. Maar als kind kan je je snel vervelen in een ziekenhuis en wanneer het tijd was om de pillen rond te brengen nam de verpleging mij mee om te helpen. Vanaf dat moment wilde ik in de verpleging. Maar na een familiegesprek met een arts veranderde dit idee. De mannelijke arts liep naar mij toe en hurkte voor mij neer. Zijn grote bruine ogen keken mij aan en vroeg “Wat wil je later worden?”, waarop ik antwoorde “Ik wil verpleegkundige worden”. De arts keek mij diep aan en met vastberaden stem zegt hij “Nee, daar ben je veel te slim voor. Wordt maar dokter”. Zijn advies heb ik tot op de dag van vandaag niet losgelaten.

Het is dag acht van mijn coschap chirurgie. Op de spoedeisende hulp is er een vrouw binnen gekomen met veel buikpijn. Een scherp alarmerend geluid is vanuit mijn broekzak te horen. Onze pieper gaat af. Ik kijk vluchtig mijn mede coschappers aan en dan rennen we met de chirurgen richting de spoedeisende hulp. Wanneer we ons op de locatie bevinden waar de patiënt ligt, schrik ik even. Een klein Braziliaans vrouwtje van ongeveer vijfenveertig jaar vult het grote ziekenhuisbed. Een aantal maanden geleden heeft ze een maagverkleining in het buitenland gehad. Normaal gesproken is het de bedoeling zo ongeveer dertig kilo af te vallen, maar deze vrouw is vijfenvijftig kilo kwijt. Zwaar ondergewicht dus en vel over been. We haasten haar het O.K. in en na een aantal onderzoeken en uit de scans is af te lezen dat er iets niet goed is gegaan met haar maagverkleining. Doordat er in haar buik al zoveel mis is gegaan is er een complicatie van onze operatie gekomen. Ze wordt gelijk opnieuw geopereerd. “Mes”, schreeuwt de chirurg in de koele kamer. Een zilver scherp mes maakt een snee in de buik van de vrouw. Vanaf de onderkant van haar ribben tot onder haar buik. De hoofdchirurg kijkt door zijn speciale glazen naar de openliggende buik. “Er is iets mis met haar darm”, zegt de chirurg op een kalme manier. “Het is aan het afsterven”. De assistent gaat klaar staan met een schoon mes en een schaar en assisteert de hoofdchirurg bij de operatie. Wanneer we klaar zijn met het weghalen van een stuk darm wordt ze dicht gehecht en naar de intensive care gebracht. Aangezien ze erg zwak is en in slechte conditie is krijgt ze een tragio stoma. Een buisje in je hals waardoor je beademd wordt. Uiteindelijk heeft ze een week of twee op de ic gelegen om op kracht te komen en is ze in totaal drie of veer keer geopereerd door ons. Met als resultaat een wond van veertig centimeter over haar buik heen en haar navel die weg is. Het is sneu dat mensen zo ontevreden over hun uiterlijk zijn en manieren vinden in het buitenland om sneller geholpen te worden of omdat het goedkoper is. Had je toch beter op die wachtlijst kunnen wachten.

Ik pak het receptenboek er weer bij. Wat wil ik vandaag eens gaan maken. Ik merk dat mijn benen weer zwaar aanvoelen en mijn hart weer sneller gaat kloppen. Vermoeidheid. “Misschien toch maar een andere keer uitgebreid koken en is het vandaag tijd om verder uit te rusten” denk ik bij mezelf. Ik duik terug mijn warme bed in en hoop dat ik in de middag energie zal hebben om iets te doen.

Over de auteur