2014
Op een benauwde dag in juni zit de veertienjarige Aya samen met haar moeder in een kleine kamer op de EHBO van het OLVG West. De zomermaand is net begonnen. De zon gaat laat onder, de temperatuur stijgt en het leven op straat broeit. De paracetamol begint uit te werken, wat aangeeft dat ze zich al uren in het ziekenhuis bevindt. Dat en het feit dat de eerst zo blauwe lucht de kleur heeft overgenomen van het heelal. Haar hartslag is net onder de 60, maar de steken in zowel haar maag als hoofd maken het moeilijk voor haar om zich te ontspannen. De kamer lijkt te draaien als gevolg van al het bloed dat is afgenomen.
Vele uren geleden meldde ze zich bij de huisartsenpost waar ze al gauw te horen kreeg dat er iets goed mis is met haar. Met haast werd ze overgebracht naar de EHBO. Toch gaan er nog geen alarmbellen af. Vastberaden maakt ze zichzelf wijs dat ze deze kamer zo verlaat met antibiotica en binnenkort weer te vinden is in de vertrouwde schoolgangen. Haar ogen verwijden enkele secondes later wanneer drie vrouwen met lange witte doktersjassen de kamer betreden. Haar ademhaling verandert en ze kijkt snel naar haar moeder terwijl de artsen plaats nemen tegenover hen. De middelste arts heeft nog geen enkel moment oogcontact met haar verbroken. Ze schraapt eerst haar keel en brengt het nieuws met een zachte stem. “Je hebt leukemie.”
In Aya’s gedachte eindigt hier haar levensverhaal. Hoofdschuddend luistert ze naar het nieuws van de artsen, niets komt binnen. Ze maakt er één ding uit op: ze zal niet oud noch gelukkig worden. Nooit zal ze haar broertje zijn droom zien waarmaken en zien voetballen in het stadion. Of met haar zusje kunnen lachen om de gekke dingen die hun vader doet. Haar vader zal haar niet naar het altaar brengen en haar moeder zal haar hand niet vasthouden tijdens haar bevalling. Maar niets is minder waar. Dagen worden weken en deze veranderen in een maandenlange strijd tegen de agressieve kankercellen. Aya vecht en breekt, maar wint uiteindelijk van de leukemie. Er is weer hoop voor haar toekomst.
2017
Alles lijkt weer te zijn zoals het hoort. Aya gaat naar school, pakt voetbal een tijdje op en schakelt over naar volleybal. Nieuwe vrienden nestelen zich in haar leven en ze voelt zich langzaam maar zeker weer een normale tiener. Tot de week voor haar achttiende verjaardag. Na een lange dag op de huiswerkbegeleiding wandelt ze zorgeloos ze haar binnen. Tot haar verbazing zitten haar moeder en oma met gebogen hoofd op de bank. Met een trillende stem vraagt ze wat er aan de hand is, maar stiekem weet ze het antwoord al. “Dokter Cor belde..”, haar moeder krijgt de kans niet om haar zin af te ronden. Tranen vullen Aya’s ogen en een grote gil vult de ruimte. Haar handen trillen. Het voelt alsof de zwaartekracht als een betonmuur op haar neer valt en haar kleiner maakt dan dat ze al is. Haar evenwicht raakt verloren en enkele seconden later merkt ze dat ze op de grond ligt. Het blijkt dat de leukemie zichzelf wederom een weg heeft gevormd en deze keer is de ziekte meedogenlozer dan eerder tevoren.
Het is eind oktober. De donkere lange nachten lijken een weerspiegeling te zijn van Aya’s gemoedstoestand. Ze kan zich niet herinneren wanneer haar ogen voor het laatst droog waren. Dagelijks stelt ze zichzelf de vraag of ze wel de kracht bezit om weer ten strijde te trekken. “Nee,” zegt ze dan. “Maar ik heb geen keus.” Haar vertrouwde krakende hoofdslaper is ingewisseld voor een ziekenhuisbed in het AMC. Als Aya denkt aan de dagen die gaan komen beginnen haar handen te trillen. Haar hart gaat tekeer en ze merkt dat haar ademhaling versnelt. Ze draait zich op haar zij en neemt een diepe zucht. Druppels rollen vanuit haar ogen naar haar lippen.
De terugkeer van de kanker betekent dat Aya zich weer moet voorbereiden op een periode vol ingrijpende behandelingen. Eén van de velen ingrepen zijn de beenmergpuncties die plaatsvinden op de Intensive Care. Na de zoveelste chemotherapie wordt haar bed in het midden van de kamer geplaatst. Deze ruimte is al vele malen groter dan haar vaste kamer op de oncologie. “Eindelijk,” denkt ze, “een plek waar de muren niet op me af komen”. De palen met medicijnzakjes maken de herkenbare korte piepjes. Na al die tijd kan ze er maar niet aan wennen, zelfs in haar slaap hoort ze het nog. De verpleegkundige sluit Aya met plakkertjes aan op de monitor. Dit is een proces waar ze altijd een rilling bij krijgt. De draadjes liggen in de weg. Ze merkt dat haar huid ruw aanvoelt door het kippenvel die de pleisters bezorgen. Nadat ze volledig is aangesloten, arriveert de slaapdokter. Hij zegt Aya en haar moeder gedag. Het is elke keer weer een ander gezicht, maar dat maakt voor haar niet uit. De dokters dragen hetzelfde groene pak en doen exact hetzelfde: ze controleren de monitor met een geconcentreerde blik en vertellen wat ze vandaag zullen doen. Samen met de verpleegkundigen en haar moeder benaderen ze haar standaard met een zachte stem voor de punctie. Waarschijnlijk gaan ze ervan uit dat ze er tegen op ziet. Wat niet gek is, natuurlijk. Binnen enkele minuten zal haar bot betreden worden met een scherpe naald van ongeveer 5 centimeter om een stuk beenmerg af te nemen. En daar houdt het niet bij op, deze keer moet er met een soortgelijke naald ook een lumbaalpunctie worden verricht. Zo kan er onderzocht worden of de leukemie zich wellicht heeft verspreid naar haar centrale zenuwstelsel.
“Mag ik de naald zien?” Vraagt Aya nieuwsgierig waarop de slaapdokter plagerig reageert met de vraag of ze dat wel zo zeker weet. Ze beweegt haar hoofd ferm op en neer, wat de arts interpreteert als een knik. Hij haalt een aanzienlijke naald met een blauw handvat tevoorschijn. “Ik had hem groter verwacht”, liegt Aya. Er verschijnt een glimlach op het gezicht van de dokter. Vanuit haar linkeroor hoort ze het gelach van haar moeder en de verpleegkundige de kamer vullen. “Zullen we dan maar beginnen?” Vraagt de arts. De verpleegkundige overhandigt hem het sedatie middel dat de kleur en substantie heeft van melk. Hij pakt de twee uitpuilende slangetjes boven haar borst, dit heet een broviac. Het is een lange lijn die rechtstreeks naar haar aorta loopt. Daarna spuit hij de substantie langzaam in. “Slaap lekker, meis.” Haar moeder buigt zich naar haar oor en wenst haar zachtjes hetzelfde toe. Ze legt haar hand op het kaal hoofdje van haar dochter en wrijft er langzaam overheen. De metaalachtige geur van het ziekenhuis neemt de zoete geur van haar moeder over. Aya grijpt haar moeders koude hand en knijpt er zachtjes in. Haar moeder heeft haar haar voordat ze vertrokken naar de IC snel bij elkaar geborsteld. Rondom haar ogen hangen grote donkere cirkels. Het valt Aya op dat haar moeder niet de zieke is, maar er allesbehalve gezond uit ziet. Ze denkt terug aan wat haar moeder deze ochtend zei, en alle ochtenden daarvoor: “We zijn een team.”
Op advies van de dokter ademt Aya een aantal keer met volle kracht in en uit. Haar borst houdt ze een paar seconden sterk omhoog en laat ze vervolgens rustig zakken. Aya voelt een lichte tinteling haar lichaam overnemen en merkt dat het moeilijker wordt om in en uit te ademen. Ze probeert het nog één keer voordat haar hoofd naar de zijkant valt en haar ogen oogleden geleidelijk sluiten. Hoe gek het ook klinkt, ergens mist ze deze ingrepen. In haar hoofd dwaalt er in deze periode een continue luide stem die de overhand lijkt te nemen. “Geef het op, maak er een einde aan voordat het een einde maakt aan jou.” Het slapen onder het roesje heeft een symbolische betekenis voor haar. Er is geen sprake van chaos of iets dergelijks. Er is niets anders dan uiterste stilte. Haar ogen sluiten vanzelf en alle ellende, pijn en verdriet consumeren haar voor een seconde niet. Maar niets is permanent. Het ontwaken uit een roes verloopt geheel anders bij een nachtrust. Zodra ze wakker wordt, moet ze haar weg weer terug weten te vinden naar de realiteit. Aya moet weer bedenken wie ze is, waar ze is en wat ze hier doet. Verwarde emoties overrompelen haar telkens opnieuw en de realisatie komt telkens even hard aan. “Ik ben Aya. Ik lig hier voor een beenmergpunctie. Ik heb kanker.”
2023
Op een frisse maandagochtend verlaat Aya het overvolle centraal station van Utrecht. De lucht kleurt felblauw en is gevuld met wolken. De zon is nog ver te bekennen, maar als ze het weerbericht moet geloven zal ze haar zonnebril over een paar uur tevoorschijn kunnen halen. Het is vroeg, half negen om precies te zijn. Haar stappen worden groter en vlugger wanneer Aya zich realiseert dat ze niet heel lang meer heeft. Ze merkt dat haar ademhaling ook onrustiger wordt. “Ik heb zoveel moeite gedaan om vroeg op te staan”, denkt ze. “Ik moet en zal deze tram halen!”. Na een lang weekend gehad te hebben met minimale slaap, is haar energie lager dan normaal. Of misschien komt het door haar keuze om weer eens schaars te ontbijten met een appel. Haar maag maakt een brommend geluid als gevolg van deze keuze. Toch weerhoudt haar dit niet om vaart te zetten. Eenmaal op de roltrap houdt Aya zich aan de linkerkant en passeert ze de mensen die stilstaan. Tot haar geluk staat de felgele sneltram er nog.
Eenmaal in de tram klampt ze zichzelf vast aan een paal. Een gemene steek valt haar borst aan en haar hoofd bonkt. Helaas is er geen vrije zit plek waarop ze haar ademhaling op peil kan krijgen, maar gelukkig zal ze wel op tijd bij haar les zijn. Voordat Aya het weet, stopt de tram al bij de halte van de Heidelberglaan. In de verte kijkt ze richting het gebouw van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Vijf jaar geleden was dit de plek waar ze tijdens haar maandenlange ziekenhuisopname kwam voor frisse lucht. Haar moeder reed haar rolstoel naar de Spar en op een bankje dronken ze gezamenlijk wat. Aya weet nog heel goed hoe ze erbij zat. Opgezwollen van al het vocht dat werd toegediend. Geen haar te bekennen op haar bolle hoofd en ook geen enkele sprankel in haar diepbruine ogen. De studenten die langsliepen keek ze altijd vol bewondering aan, alsof het een geromantiseerde speelfilm was. De gedachte dat ze ooit één van hen zou zijn, was iets waar ze nooit van had durven dromen. Het stond simpelweg niet in haar sterren geschreven, maar dat had ze mis. Nu, jaren later, is die sprankel teruggekeerd en valt haar lach van mijlenver te horen. Aya stapt de tram uit met een glimlach en kijkt tegelijkertijd op haar rooster. Hoe haar verhaal verder loopt, is een raadsel. Maar één ding is zeker: dit is niet het eind.