Oscar’s ontdekking

Oscar’s ontdekking

Het is een koude herfstochtend, zo begin oktober. Het dorpje Scherpenisse kent veel dijken, die langs het water van de Oosterschelde zijn aangelegd om de bewoners te beschermen. Hier liep de negenjarige Oscar die bewuste herfstochtend. Tot zijn frustratie was het te koud om te zwemmen, wat hij de hele zomer trouw elk weekend deed. Het heldere water van de Oosterschelde is namelijk perfect geschikt om te snorkelen. Een dierenliefhebber als Oscar is dan ook dol op het spotten van verschillende onderwatersoorten. Gehuld in zijn blauwe wetsuit betreedt hij regelmatig de Ooster en ziet verschillende krabbetjes, vissen, kwallen en met een beetje geluk een gigantische kreeft.

Maar vandaag dus niet. Zijn pak is er een voor de zomer met een dikte van 2mm, dus mocht hij van Sophie niet te water gaan. Gefrustreerd rent Oscar naar de andere kant van de dijk, waar hij koud wordt ontvangen door een forse windvlaag. Tot zijn verbazing is het eb. De Schelde heeft zich, zoals zij meerdere keren per dag doet, teruggetrokken en haar dichtbevolkte bodemleven getoond. Met een flinke vaart rent Oscar de dijk af richting het water. Hij heeft sinds de lente een appetijt ontwikkeld voor schelpdieren, met name de Zeeuwse platte, die te vinden zijn in de wateren van Scherpenisse. Op zijn zwarte antislip-waterschoenen galoppeert Oscar over de schelpen. Onder zijn voeten kraken wat scheermessen. Dit zijn niet dezelfde die de kapper gebruikt om Oscar’s krullen bij te werken, maar een specifieke soort schelpdieren, die bekend staan om hun langwerpige platte uitstraling.

Gewapend met een emmer doorzoekt hij de nu ontblote zeebodem. “Ah, daar ligt er een.” Inmiddels herkent hij het uiterlijk van de oester op zijn duimpje. Met zijn handen probeert hij de scherpe randen van het schelpdier te vermijden. Met veel gewrik krijgt hij de oester los van de omliggende stenen. “Oké, ik wil er nog twee. Dan heb ik er genoeg voor vandaag.”, mompelt Oscar tegen zichzelf. Zijn zoektocht vordert, nog steeds in een rap tempo. Om hem heen vliegen wat wulpen op, deze vogels komen jaarlijks naar de Nederlandse kustgebieden om zichzelf vol te proppen met zeedieren en er vervolgens weer vandoor te gaan. Starend naar de kromme snavels van de wulpen, vallen Oscars ogen op iets opmerkelijks. Een lang lichtbruin object, elk ander persoon had het afgedaan als een tak, maar Oscar niet. Nieuwsgierig stapt hij erop af en als hij dichterbij komt, ziet hij wat het is. Dit is geen gewone tak, dit is iets unieks.

Zonder aarzelen raapt Oscar de vondst op, gooit hem bij de Zeeuwse platte in de emmer en rent terug naar de dijk. Eenmaal aangekomen bij Sophie, roept hij hijgend “Ik heb iets bijzonders gevonden.” Langzaam loopt Sophie naar hem toe en pakt het object aan. Ze tikt er een paar keer op met haar zilveren ring en fronst haar wenkbrauwen. “Ja, Oscar dit is zeker bijzonder. Je hebt een bot gevonden.”

Oscar vindt wel vaker bizarre dingen. Met name restanten van dieren. Door zijn nieuwsgierige houding ziet hij dingen die anderen niet zien. Deze interesse heeft geleid tot zijn eigen museum. Dit museum bevindt zich in zijn slaapkamer in een houten vitrine. Naast de wat gebruikelijke hazenkaken, uilenballen en haaientasjes, liggen er ook wat specialere vondsten. Een paar maanden geleden vond hij een 40.000 jaar oude rendierteen onder de pier van Scheveningen. Zijn nieuwste vondst het nog onbekende bot is ook in het museum geplaatst.

Met trots houdt Oscar het bot vast, hij legt het op tafel en speculeert met zijn gezin wat het zou kunnen zijn. “Ik denk zelf dat het van een bizon is.” Zegt Oscar met wijdgeopende ogen. Twijfelend kijkt zijn zus hem aan “Nee, daar is het echt veel te dun voor. Ik zou eerder denken aan een hert, of misschien een grote hond”, stelt ze voor. “Waarom laten we het niet testen?”, oppert Sophie enthousiast. Een glimlach verschijnt op het gezicht van Oscar. In zijn achterhoofd zit nog de trots van de uitslag van de eerdere vondst.

Samen met Sophie schrijft hij een mail naar het Naturalis museum in Leiden. Oscar maakt een foto van het bod met zijn iPad. Naast het bot legt hij, volgens de duidelijke instructie van Naturalis, een liniaal om de schaal en grootte van het bot mee te nemen.

Nog in afwachting van wat de uitslag zou kunnen zijn, besluit Oscar toestemming te vragen aan zijn juf om het bijzondere bot mee te nemen naar school. Eerder deed hij dit ook met zijn prehistorische rendierteen en gooide hoge ogen in het klaslokaal. “Yes, de juf vindt het goed!”, schreeuwt Oscar de volgende dag terwijl hij luidruchtig van de traptreden af rent. Met het bot in zijn handen trekt hij dolblij zijn legergroene jas en schoenen aan, om vervolgens de bus richting school te nemen. Tijdens de rit kan hij zijn ogen niet van het bot afhouden. Eenmaal op school gearriveerd, mag hij tijdens de weekendbespreking zijn vondst laten zien. Verschillende kinderen vragen het bot vast te houden. Oscar is hier wat aarzelend over “Als je het niet laat vallen mag het.”, zegt hij met enige tegenzin, terwijl hij het bot aan het klasgenootje overhandigd.

Na drie weken in spanning te hebben gewacht, kijkend en speculerend naar dit mysterieuze bot, wordt Oscar ‘s ochtends wakker gemaakt door Sophie. “Het Naturalis heeft gereageerd.” Sophie pakt haar laptop en leest de email voor;

“Beste Sophie en Oscar,

Bedankt voor het delen van de foto’s. Deze zijn gezien door onze bottenexpert Hansjorg Ahrens. Dit bot uit de Oosterschelde is het rechterdijbeen van een mens. De gewrichten ontbreken.

Misschien schrikken jullie hier een beetje van, maar aan onze kust worden af en toe botten van mensen gevonden. Volgens Luc Amkreutz, conservator collectie prehistorie bij het Rijksmuseum van Oudheden, is het bot niet (sub)fossiel, maar vrij recent.

 

In dit geval kunnen jullie het beste melding maken bij het Nederlands forensisch instituut. Zij kunnen het bot verder onderzoeken. Het kan zijn dat het bot toch oud blijkt te zijn, bijvoorbeeld uit de Romeinse tijd. Wanneer het niet ouder is dan ongeveer 100 jaar, volgt er een DNA-onderzoek.”

Met grote verbazing luistert Oscar naar de mail. Hij kan het bijna niet geloven, dat hij op deze vroege ochtend wakker wordt met dit nieuws. Hij kan de hele schooldag aan niets anders denken. Tijdens gym is zijn hoofd telkens bij het bot in zijn museum. Ook in de pauze blijft het rechterdijbeen niet weg uit zijn gedachten.

Toen Oscar thuiskwam, was zijn museum ineens een stuk minder vol. Het bot was weg. In opdracht van Naturalis wordt het been in een plastic zak gedaan en uit het museum van Oscar gehaald. Treurig kijkt hij uit zijn raam hoe Sophie het bot in de schuur legt. De volgende dag wordt de politie gebeld en het bot definitief uit Oscars bereik weggehaald. Dit voelt voor hem als een verlies. Waarom mag hij het niet in zijn museum houden? Hij heeft het toch gevonden?

Een paar dagen na het verdrietige nieuws, deelt Oscar opnieuw zijn museum in. Op de prominente midden plaats, ligt nu weer de rendierteen en de hazenkaak ligt ook meer naar de voorgrond. Denkend aan het missende bot, ratelt hij door over wat ermee gebeurt zou kunnen zijn en van wie het is. Volgens Oscar is het meest aannemelijke verhaal dat het dijbeen-bot, toch die van een stoere Romeinse piraat is. “Romeinen zijn erg goed in de zee bevaren. Ik ben er best wel zeker van dat dit bot van een Romeinse piraat is. Hij was de leider van een groot leger en kreeg een zeemansgraf, toen hij stierf in de strijd.”, Aldus de fantaserende Oscar.

 

 

Over de auteur