Een moeder zonder haar levende zonen

Een moeder zonder haar levende zonen

Bron: Pixabay

De wolken kleuren grauw aan de hemel waardoor het leven triest en deprimerend aanvoelt. Een gevoel dat voor een moeder die vandaag haar zoon moet begraven niet draaglijker maakt. Het is voor Roos als de dag van gisteren dat ze voor het eerst een schepje zand op de kist van haar zoon gooide. Nu, nog niet eens drie jaar later maakt ze weer precies hetzelfde mee. “Toe maar mam, huil maar. Het mag”, zegt haar dochter Anita tegen haar. Roos, die als een emotieloze en zwartgeklede pop naar het donker gat staart, krijgt niks gezegd. Zelfs haar tranen zijn op dit moment niet zichtbaar. Daar in het donkere hol ligt haar tweede zoon tussen zes planken. De begraafplaats gaat voor Roos als thuis voelen en is het enige rustgevende gevoel dat haar tweede zoon hier niet alleen ligt. Ze kijkt rond en ziet vele huilende gezichten en mensen die troost bij elkaar zoeken. “Niemand zal mij ooit optimaal kunnen troosten Anita, zelfs papa niet”, antwoordt ze terug. Al haar vijf kinderen en haar geliefde staan aan de klif van de hel waar je liever niet in wil belanden. “Waaraan heb ik dit verdiend. Ben ik misschien een slecht persoon dat ik daarom al dit ongeluk heb?”, denkt ze hardop. De grafkist met daarop een zee van bloemen gaat langzaam naar beneden en verdwijnt ondergronds. “Daar gaat mijn Richard. Een jonge, rustige en vooral lieve jongen die nooit iemand heeft kwaad gedaan. Je zult straks daarboven herenigd zijn samen met je broer Willem. Let goed op elkaar”, zegt Roos hardop. Vanaf dat moment breekt Roos zoals een glas breekt op een stenen vloer; namelijk in duizenden stukjes. Ze zakt in elkaar en haar man Jan kan haar nog net opvangen. De zakdoek die ze in haar handen vasthoudt is niet nat van de regen, maar van haar tranen die over haar wangen glijden. Een waterval die waarschijnlijk nooit zal ophouden met stromen. Haar zakdoek is net een washand die al een eeuwigheid onder de kraan hangt en dus maar niet droog wordt. Moeder Roos gaat van zeven levende kinderen naar nog maar vijf levende kinderen toe. Het is vandaag de tweede zwarte bladzijde die de familie De Jong moet lezen.

Het is nog niet eens twee jaar geleden dat de woonkamer met daarin alle visite precies hetzelfde eruitziet toen Willem overleed. Alle vijf de kinderen van Roos zitten in hun zwarte kleding op de bank. In precies dezelfde houding toen Willem overleed.  Alleen zitten er nu geen zes kinderen naast elkaar, maar vijf. Niemand zegt wat. Het is muisstil en kan je zelfs een speld horen vallen. Roos kijkt verdrietig en meedogenloos naar al haar kinderen, maar extra naar haar jongste dochter Evelien van nog maar negen jaar oud. “Dat arme meisje. Negen jaar oud en nu al twee van haar broers moeten verliezen”, denkt Roos. “Evelien, kom eens bij mama knuffelen.” Snikkend klimt het negenjarige meisje bij haar moeder op schoot. “Mama ik kan mij nog zo goed herinneren dat de politie aan de deur kwam toen Willem was verongelukt.” “Ja, mijn kind en anders ik wel. Maar Willem is nu niet meer alleen in de hemel, Richard is vanaf vandaag bij hem.”

Het is een zomerse en zachte dag als de politie bij het huis van nummer 14 arriveert. De geur van knoflook is van vanaf het grindpand te ruiken en de politieagenten snuiven de indringende geur op. De hele buurt weet dat de lekkerste Indische gerechten bij nummer 14 verkrijgbaar zijn. De geuren van diverse specerijen hebben de agenten naar de deurbel toe gelokt en ze bellen aan. Niet voor het vragen van het geheime Indische recept, maar ze komen met afschuwelijk nieuws wat voor een agent nooit zal wennen om het aan nabestaande te vertellen. Een Indisch klein vrouwtje met haar keukenschort om doet verward open. “Goedendag mevrouw, is dit het adres van de familie De Jong”, zegt een van de agenten. “Ja”, antwoordt Roos zenuwachtig. “Mogen we even binnenkomen, we hebben namelijk niet zo goed nieuws”, vult de andere agent zijn collega aan. Ze zijn verplaatst naar de keukentafel waar de jongste dochter Evelien rustig in de hoek van de kamer speelt met haar poppen. Ze stopt met het borstelen van het haar van haar poppen als ze haar moeder schreeuwend en huilend op de tafel ziet slaan. Haar man Jan komt als een sneltrein naar beneden gerend. Evelien ziet haar ouders huilen zoals ze dat nog nooit heeft gezien. Deze zomerse en hete dag verloren ouders Roos en Jan hun eerste zoon. Een stom dom ongeluk waarbij het ongeluk in een klein hoekje zat, zoals de agent de boodschap omschreef. In datzelfde kleine hoekje kijkt de jongste van het gezin verdrietig naar haar ouders met in haar hand de vastgeknelde pop. “Ga maar even boven spelen Evelien”, zegt moeder Roos snikkend. Het enige wat Roos nu nodig heeft waren haar vijf andere kinderen die al het huis uit waren. In een fractie van een seconde loopt ze naar de telefoon en ze toetst met bevende handen de nummers in. Het lukt haar niet omdat haar ogen vochtig zijn van de tranen en kan ze niks meer zien dan alleen maar waterdruppels. “Anita, hallo, Anita?”, zegt Roos paniekerig. “Ja mam, hallo. Wat is er?!.” “Oh, god Anita. Willem is verongelukt met zijn auto. Hij is…” Roos kan haar zin niet eens meer afmaken en komen er alleen geruisloze noten uit haar keel.
Nog niet eens vijf minuten later staat Richard op stoep. “Mam, waar is Willem? Wat is er gebeurd? Ik heb alles gehoord van Anita.” “Mijn lieve jongen Willem is er niet meer”, antwoordt Roos machteloos op haar tweede oudste zoon. Richard en Roos omhelzen elkaar en staan ze meer dan tien minuten in kamer met heel veel pijn. Ze houden elkaar zo stevig vast, dat je op beide handen alle zichtbare en blauwe aderen kan zien en kan tellen. Aderen die niet meer zullen stromen in het lichaam van Willem. Moeder Roos is haar zoon kwijt en broer Richard zijn oudste broer. Niet wetende dat Roos twee jaar later nooit meer haar Richard zou kunnen vasthouden.

Dagen zijn voorbijgegaan in weken en weken in jaren. Het is vandaag de sterfdag van Richard. Roos heeft niet eens de tijd gehad om bij te komen van de sterfdag van haar oudste zoon Willem. De twee jongens schelen maar vijf dagen in hun sterfdatum. Een week waarin het in huis extra zwart en depressief is. Omdat de twee jongens van Roos allebei net voor Kerst zijn gestorven, heeft ze een hele lange tijd geen kerstboom in huis gehad. Ze kan op het gezicht van haar jongste dochter Evelien zien dat ze dat heel erg vindt dat er dit jaar weer geen kerstboom in de kamer staat. Ondanks de lichte teleurstelling van haar jongste dochter, kan Roos zich er niet toe zetten om vrolijk en met veel blijdschap een kerstboom uit te zoeken. Kerst zal in haar ogen nooit meer hetzelfde zijn. Er zullen altijd twee plekken, twee bordjes, en twee glazen missen aan het zalige Indische kerstdiner.

Roos is niet alleen moeder van nog maar vijf levende kinderen, maar is ze inmiddels oma geworden. Het enige lichtpuntje voor haar aan de horizon. Een kleinzoon. Ze kijkt in de bruine en donkere ogen van de pasgeboren baby van vijf dagen oud. Hij heeft het pakje van Willem aan toen hij een baby was. 43 jaar geleden werd ze ook voor het eerst moeder van een zoon. En drie jaar later kreeg haar eerste zoon een broertje erbij voor het spelen. Om het mannelijke nageslacht af te maken kwam Pieter een jaar later ook op deze wereld terecht. Allemaal zijn ze geboren in het noorden van Friesland. Roos was gezegend met deze drie jongens en ook nog eens vier meiden. Echt een huis vol.

Jaren verstrekken en wordt de pijn bij Roos minder, maar haar hart heelt niet. Ook bij haar man Jan kan ze zien dat hij nooit van de pijn afkomt. “Ik moet doorgaan, al is het alleen voor mijn andere kinderen. Ik moet ze nog steeds liefde en moederschap geven. Zoals een vogel moet doen als het kuiken net uit het ei komt, denkt ze. Op 92-jarige leeftijd komt haar man te overlijden. Roos heeft uiteraard verdriet want was haar man haar steun en toeverlaat en haar grote jeugdliefde. Alhoewel de pijn minder is dan toen bij de begrafenis van haar twee zonen. Het grootste verschil bij deze dood, is dat ze afscheid heeft kunnen nemen van haar man. Bij Willem en Richard kreeg ze niet eens de kans. Roos had nog zoveel willen zeggen aan haar twee zonen, maar het lot heeft bepaald dat het haar niet werd gegund. “Let je goed op de jongens daarboven schat?”, zegt ze aan het graf. Ze kijkt met een droevig gezicht naar links en naar rechts. Als drie op een rij liggen daar al mijn geliefdes spreken Roos haar ogen uit. Ze sluit haar ogen en er ontsnapt één traan die blijf hangen aan haar kin.

Na jaren van ellende kan Roos weer voorzichtig lachen, zoals een kind doet als hij weet dat hij stout is geweest; een onschuldig lachje. Elke zaterdag nodigt ze al haar vier dochters, haar zoon Pieter en aanhang uit voor een heerlijke Indische rijsttafel. Dat zijn de geluksmomenten voor Roos. Ze staat in de keuken te zwoegen en is het zweet zichtbaar op haar voorhoofd, zoals condens dat op de ramen verschijnt als het te heet is binnen. Ze wil nergens liever zijn dan in haar eigen keukentje van vier bij twee meter. De keuken is het enige wat haar kan troosten. Bij het snijden van de uien komen er geen tranen tevoorschijn. “Al mijn tranen zijn op”, zegt ze zachtjes tegen zichzelf. Ze wil niet bij de visite zitten want dan is ze bang dat haar verdriet zichtbaar is omdat ze weet dat er drie belangrijke mensen in de kamer ontbreken.

Nadat Roos als moeder alle narigheid, ongeluk en tegenslagen heeft kunnen verwerken, breekt het noodlot opnieuw toe en kleurt haar dag wederom weer zwart en grauw. Haastig loopt Roos de parkeerplaats van het ziekenhuis op om haar zoon Pieter te bezoeken. Ze komt hijgend en uitgeput naast het bed staan waar ze haar lieve jongen ziet liggen. “Mam, het is goed zo. Ik heb lang genoeg gestreden. De dokters kunnen niks meer doen. De kanker is helemaal uitgezaaid en ik ga straks het witte licht tegemoet”, zegt zoon Pieter met een dappere stem. Hij is bang om zijn moeder pijn te doen en hij probeert haar te kalmeren. “Stil maar mam…”. De ogen van Roos staan machteloos en ze wenste diep van binnen dat zij in dat bed lag.

Voor de vierde keer op rij staat ze op precies dezelfde begraafplaats. Een nachtmerrie die uitkomt. “Ik ben inmiddels vaste klant geworden. Het begint bijna een ritueel te worden”, denkt Roos. Al haar dochters, wederom gekleed in zwarte kledij, staan naast haar. “Mijn lieve meiden. Het is een wonder dat ik nog tranen kan laten vandaag. Een moeder die al haar drie jongens heeft verloren, dat toeval bestaat toch niet? Waaraan heb ik dit verdiend? Ben ik een slecht mens, of berust dit allemaal op puur ongeluk?”, zegt ze met een trillende stem. “Ik zal nooit meer echt het geluk kennen. Het spijt me, maar mijn moederhart is niet meer te helen, net zoals een verlepte roos die al dagen geen water heeft gehad. Het duurt een lange tijd om die verlepte roos weer tot leven te kunnen brengen. En als die uitgedroogde en verlepte roos weer ooit tot leven komt, dan ben ik tegen die tijd wellicht niet meer hier op aarde. Ik zal dan herenigd zijn met de jongens en papa. Ik kijk uit naar de dag dat ik ze daarboven weer kan omhelzen. Voor nu doe ik dat met jullie mijn lieve en mooie dochters.” Ze pakt het schepje en gooit het zand voor de vierde keer in haar leven op de kist van een van haar jongens. Het gesnik en ophalende neuzen verbreken de stilte op de uitgestorven begraafplaats.

De minuten, dagen, weken en jaren daarna probeert Roos van de kleinste dingen te genieten. Maar diep van binnen weet ze dat ze nooit meer hetzelfde zal zijn als toen haar jongens en man nog leefde. “Het leven is oneerlijk, en ik als moeder, als mens kan dat zeggen”, zegt ze hardop tegen de ingelijste foto’s van haar zonen en man. Ze staat voor een tafeltje, dat een plekje heeft gekregen in de woonkamer, waarop een kaarsje en de ingelijste foto’s staan. “Nu zal ik het moeten doen met jullie portretfoto’s waar jullie alle vier glimlachend naar mij kijken. Dat is de enige manier dat ik nog van jullie kan genieten, maar op een dag zal ik jullie weer zien. Nog even geduld mijn lieve mannen, mama zal hoe dan ook straks met jullie herenigd worden’, zegt de inmiddels 92-jarige Roos glimlachend tegen de ingelijste foto’s.

About The Author