Vluchten
Met haar twee volgepropte koffers in haar ene hand en haar paspoort in haar andere hand staat ze op het treinstation, mensen lopen haar in alle paniek omver en ze hoort schreeuwende kinderen op de achtergrond. Van de douane mogen mensen die vluchten maar twee koffers en 100 euro meenemen, het voelt als een trap na. De overheid wil namelijk helemaal niet dat iemand vlucht uit hun land, daarom hebben ze dat bedacht. Inna heeft om die reden veel dierbare spullen moeten achterlaten, zoals haar armbandje met gekleurde bedeltjes die ze een keer van haar moeder heeft gekregen toen ze zestien werd, en haar roze fotocamera waar ze lang voor heeft moeten sparen. “Paspoort, nu”, ze hoort de schelle stem van de douane en geeft vlug haar paspoort. De man van de douane kijkt haar doordringend aan en ze voelt zich ongemakkelijk. “Is dit de eerste keer dat je het land uitgaat?” vraagt hij. Inna realiseert zich dan dat hij denkt dat ze op vakantie gaat, was dat maar zo, denkt ze. “Ja, dit is mijn eerste keer”, liegt ze. De overheid vindt het niet leuk als er mensen uit hun land vluchten, daarom houdt ze dat maar voor zich. “Fijne reis dan, he!” glimlacht de man. “Dankjewel, moet lukken!” zegt Inna schoorvoetend, ze pakt haar paspoort en loopt snel door naar haar perron.
Ze voelt de baby zachtjes schoppen in haar buik en denkt terug aan haar thuis, dat ze nu achterlaat. Als ze eraan denkt, schieten de tranen in haar ogen. Ze moet vluchten, vluchten omdat de situatie in Rusland onhandelbaar is geworden vanwege de Koude Oorlog, vluchten omdat het geld op is en ze, tot haar grote verdriet, geen vooruitzichten meer heeft in haar thuisland. Ze moet alles achterlaten, haar huis, haar werk, haar leven. Ze heeft alleen haar kind van zeven maanden, dat nog geboren moet worden. Voor haar gevoel staat ze al dagenlang op het uitzichtloze perron te wachten. Het perron ziet er lelijk en grijs uit, op sommige plekken zitten er zelfs gaten in de grond waardoor je moet uitkijken dat je er niet over struikelt. Ze moet via Moskou de trein naar Boedapest pakken, om vervolgens vanaf daar de bus te pakken naar een stad in Israël. Dat is het enige land dat haar wil opvangen, heeft ze gehoord van haar ouders. Haar ouders hebben haar afgezet op het station, maar mochten niet met haar mee. Ze hebben niet genoeg geld om nog twee treintickets te kopen voor zichzelf. Inna haar ouders hebben haar een opvangadres in Israël gegeven, daar woont een vriendin van haar ouders die bereid is om haar te helpen. “Wees sterk, Inna, uiteindelijk komt alles goed”, zijn hun laatste woorden geweest tegen haar.
Trein komt aan
Ze hoort de oorverdovende claxon van de trein en voor het eerst is ze opgelucht om die te horen. Ze weet nog hoe ze altijd zo’n hekel aan dat geluid had, hoe ze er altijd zo van schrok, maar op dit moment hoort ze niks liever. Ze is niet de enige die opgelucht is, het lijkt alsof de rest van de mensen ook eindelijk tot bedaren komen. De trein remt brommend en piepend, maar het gevoel van opluchting blijft niet lang. Inna kijkt om zich heen en ziet dat er een enorme stoet de trein in wil stappen, terwijl er lang niet genoeg plek voor allemaal is. Wanneer de deuren van de treinen opengaan, beginnen mensen te duwen en te trekken. Toch lukt het haar om snel in de trein te stappen en zich door de menigte te wurmen, ze loopt door het propvolle gangpad en probeert nog te kijken voor een zitplek. Het duurt twee, volle dagen om met de trein naar Boedapest te rijden, ik trek het niet als ik dan moet staan, denkt ze in zichzelf. De tranen schieten haar weer in haar ogen, maar ze houdt zich sterk. Haar gedachten worden onderbroken als een meisje van ongeveer zeventien jaar, die wel een zitplek heeft gevonden, voor haar op staat. “Alstublieft, omdat u zwanger bent en ik zie dat u het harder nodig hebt dan ik”, Inna kan wel in tranen uitbarsten, maar houdt zich alweer sterk. Ze bedankt het meisje met heel haar hart en ploft neer op de net te harde en oncomfortabele, blauwe leren stoel, maar ze is al lang dankbaar dat ze tenminste kan zitten. Terwijl de trein haar stad waar ze is opgegroeid verlaat, laat ze de tranen eindelijk vallen. Ze is immers niet de enige die aan het huilen is, veel mensen om haar heen zijn aan het huilen. Door de tranen die haar uitzicht waziger maken, probeert ze door het smalle raampje te kijken hoe ze haar stad, waar ze al 25 jaar lang waardevolle herinneringen heeft gemaakt, kleiner en kleiner ziet worden. “Een nieuwe start”, mompelt ze tegen zichzelf. Ze droogt haar tranen af en wrijft zachtjes over haar bolle buik.
Aangekomen
Eenmaal aangekomen op Ramla station in Israël, na een reis die in totaal vijf dagen heeft geduurd, weet Inna niet of ze moet lachen of huilen. Haar benen doen pijn van het lang zitten, haar hart bonst in haar keel en haar maag rammelt door het tekort aan eten omdat ze de laatste paar dagen weinig heeft gegeten, waar haar baby niet blij mee is. Toen ze afscheid nam van haar ouders en haar normale leven, heeft ze van haar ouders een opvangadres gekregen in een Israëlisch dorp genaamd Ramla. De wolkenkrabbers toren overweldigend boven haar uit, maar even lijkt Inna haar problemen en haar vlucht te vergeten wanneer ze de blauwe lucht ziet en de zon die genadeloos op haar hoofd brandt. In Moskou was het bijna nooit zo warm namelijk. Maar het momentje vervaagt al snel als ze realiseert dat ze het opvangadres nog moet vinden. Wanneer ze een vrouw van ongeveer haar leeftijd ziet lopen stelt ze de vraag, in haar gebroken Engels, of ze misschien weet waar haar opvangadres is. “Weet u toevallig waar dit adres is”, wijst Inna op de kaart aan. De vrouw buigt zich over de kaart heen en knikt al snel met haar hoofd. “Je moet de hoofdweg volgen en wanneer je naast de eerstvolgende verkeerslichten staat, moet je naar rechts. In die straat vind je je opvangadres.”
De straten zijn grijs maar toch lijkt het alsof er nieuw leven in wordt geblazen door de zon. Inna voelt dat haar voeten blaren beginnen te krijgen, maar toch loopt ze stug door. Ze merkt dat ze haar ouders vreselijk mist, hoe ze zich altijd ontfermen over haar wanneer ze zich niet goed voelde en hoe ze er altijd voor zorgde dat ze zich veilig voelde. Nu voelt ze zich alsof ze elk moment kan instorten. Terwijl ze daarover nadenkt, ziet ze het verkeerslicht er trots bovenuit steken. Ze keert naar het straatje rechts van het verkeerslicht en het valt haar op dat de straat er anders uitziet dan de andere straten waar ze net door heeft gelopen. Ook is hier bijna niemand te bekennen, het enige wat ze hoort is het geluid van haar koffer die over het asfalt heen rijdt. De gebouwen zien er hier armoediger en grauwer uit. Als ze het huis waar ze zometeen haar toekomst op moet bouwen ziet, snakt Inna naar adem van verbazing. Een raam is ingeslagen, de verf is eraf aan het pellen en wat ooit een wit huis is geweest, is verkleurd naar grijs. Als ze door het raam kijkt ziet ze de kleurloze keuken, maar wanneer haar oog op het eten wat op het aanrecht valt, is ze overtuigd om naar binnen te gaan. Haar favoriete Russische salade staat er, waar aardappelen, groente, eieren en mayonaise in zitten. Ook ziet ze een grote gebraden kip staan en haar favoriete toetje, namelijk tiramisu. Ze kan de geur bijna ruiken, het water loopt haar in de mond van het alleen al kijken naar het eten. Ze ademt nog een keer goed in en uit, en ze belt aan.
Zes maanden verder
Inmiddels woont Inna al zes maanden in haar opvanghuis, de mensen zijn vriendelijk en geven haar alles wat ze te bieden hebben. Toch voelt ze zich ongelukkig. Ze woont in een vochtige, krappe en donkere zolderkamer waar ze de spinnenwebben van alles af moet slaan. Nu heeft Inna ook werk gevonden als schoonmaakster, het is niet veel maar ze moet wat om haar baby te onderhouden. Ze is al vier maanden terug bevallen, ze herinnert zich de pijn die door haar lichaam aan het razen was nog heel goed. Hoe hard ze aan het gillen was en aan het zweten. Op het moment dat ze de baby in haar armen vast kon houden, zwoor ze dat ze altijd van hem zou blijven houden en voor hem zou blijven zorgen. Ze heeft hem Daniël genoemd.
“Hoe voel je je?” vraagt Maria, de vriendelijke vrouw die haar opvangt. In zo een korte tijd is Maria veel gaan betekenen voor Inna. Ze heeft lang, donker haar en een klein, mager postuur. Haar man is tien jaar geleden overleden, sindsdien is er nooit meer leven geblazen in haar huis. Ze heeft altijd al een kinderwens gehad, vertelde Maria op een ochtend, maar haar man wilde het niet. “Prima, vandaag is mijn eerste werkdag dus ik moet zo gaan.” “Gelukkig is het schoonmaakadres in onze straat, dan hoef je niet zo ver te lopen”. “Ja, inderdaad”, maar Inna wil er juist tussenuit. Ze wil ver weg van deze plek. Ze heeft een hekel aan waar ze woont. Tuurlijk is het beter dan niks en ze is ook heel dankbaar want het kon ook erger aflopen met haar, maar het is tijd voor haar om een eigen plekje te gaan zoeken, ver weg van dit huis. Maria is heel vriendelijk en geeft haar veel, maar toch merkt ze dat ze een stukje onafhankelijkheid en privacy in haar leven mist. Ze kan haar kind immers niet haar hele leven in een krap zolderkamertje waar weinig zonlicht doorheen komt, opvoeden. Het land, cultuur en de mensen spreken haar wel aan, maar het biedt haar leven te weinig vooruitzichten. Ze voelt zich alsof ze vastzit in de sleur van haar leven.
“Maria, als ik genoeg geld bij elkaar heb gespaard met het schoonmaken, ga ik hier weg”, geeft Inna toe. Maria is even stil, Inna ziet dat het haar raakt. “Je mag me altijd komen bezoeken, je hebt mij en Daniël immers zo goed behandeld en me alles gegeven wat je te bieden hebt. Maar ik merk dat ik naar meer verlang, naar een eigen plekje. Ik ben je eeuwig dankbaar voor wat je me gegeven hebt.” vertelt Inna. Na een lange pauze van Maria, antwoordt ze. “Ik snap het volledig, ik vind het alleen jammer, want ik beschouwde je als mijn dochter die ik nooit heb gehad. Ik ben een eenzame vrouw, maar met jou voelde ik me weer gelukkig.” Van die woorden viel Inna stil. “Jij hebt me veiligheid laten voelen, terwijl ik me lange tijd onveilig heb gevoeld. Dankjewel daarvoor. Ik weet dat ik niet gelukkig word in dit land en dat ik Daniël niet het beste leven kan bieden, wat hij wel verdient.” “Beloof dat ik mag langskomen”. “Ik beloof het”, antwoordt Inna. Waarna ze beiden in tranen uitbarsten, zenuwachtig wat de toekomst voor hen te bieden heeft.
Een jaar verder
Het heeft Inna bloed, zweet en tranen gekost voordat ze het geld bij elkaar heeft gespaard voor een appartement in Nederland. Het schoonmaakwerk is zwaar en eentonig, maar nu heeft ze een baantje gevonden wat in haar vakgebied valt, namelijk de kinderopvang. Doordat ze naar Nederland komt voor werk, krijgt ze een werkvisum. Dan hoeft ze zich niet als asielzoeker te registreren. Toen Inna het nieuws hoorde, voelde ze zich voor het eerst gelukkig en alsof ze de hele wereld aankan. Dit betaalt veel meer en met dat geld zou ze rond kunnen komen en tegelijkertijd Daniël het beste leven geven. Het is een groot, wit appartementencomplex net buiten het centrum van Arnhem, in een rustige buurt waar ze Daniël goed kan opvoeden. Er spelen veel kinderen en het is vijf minuten lopen van de kinderopvang. “Hier de sleutels voor je nieuwe appartement. Veel plezier ermee.” zegt de huisbaas met een glimlach, Inna kan haar geluk niet op. “Dankjewel, dat gaat lukken.” Met Daniël in haar handen zet ze een stap in haar nieuwe appartement. Nu staat er alleen nog een afgetrapte bank in de hoek en twee matrassen op de vloer. “Het is niet veel, maar het voelt als thuis”, zegt ze tegen Daniël. Waarna Daniël haar met een glimlach aankijkt.