Ze huilt niet. Ze ademt niet eens. Haar kleine roze lijfje ligt in een aparte ruimte op een bedje en is omringd door artsen en verpleegkundigen. Bezorgde blikken en snelle handelingen zetten de toon in de ruimte. Pjotr kan net door het raam van de behandelkamer over de artsen heen kijken en ziet dat het helemaal niet goed gaat met zijn pasgeboren dochter. Hij kijkt weg. Alle denkbare apparatuur wordt op haar aangesloten. Ze verdwijnt in een zee van piepjes en draadjes. Ze geeft geen kick. Ze ligt daar maar. De dokters doen hun uiterste best om haar te helpen, maar het lijkt reddeloos. Haar kleine hartje is niet sterk genoeg om het zelf te doen en valt steeds uit. Een kwartier zijn ze haar al aan het reanimeren. Veel te lang om er zonder schade vanaf komen. Als het team de strijdbijl wil neerleggen geeft ze gehoor. “Daar is ze!”, roept de arts. “Doorzetten nu!”
Het is oudejaarsdag en goede vrienden Mark en Ivar zouden nog even langskomen om gelukkig nieuwjaar te wensen. Vandaag is de dag. Moira is vandaag uitgerekend. Ze klinken het glas en als de oude vrienden vertrekken naar een feestje voelt ze ineens een bedompte druk. Het is niet heftig, maar ze weet precies wat het is. Ze is al eens eerder bevallen en de doffe pijn van een wee herkent ze direct. Het blijft even aanhouden. Na 2 uur verdwijnen de weeën net zo snel als ze waren gekomen. Het gebeurt wel eens, voor weeën, echt vreemd is het niet. Toch zit het Monique niet lekker. Ze belt de volgende ochtend de verloskundige en die adviseert haar naar het ziekenhuis te gaan. ‘s Middags gaat ze met haar schoonvader naar het ziekenhuis om een CTG-scan te laten maken. De dokter en verpleegster verdwijnen in een andere ruimte nadat ze de band hebben aangelegd en dan moeten Peter en Monique wachten. Heel lang wachten. Het ongeduld begint bij beide te spelen. Peter staart uit het raam, loopt heen en weer. ‘Ik ga het toch even navragen’, zegt hij tegen Monique. Ze knikt. Ook zij wil nou wel graag weten of alles goed is met haar kind. Peter loopt de kamer uit en laat Monique achter in het ziekenhuisbed. Ze vindt het maar raar. Het zou toch niet zo lang moeten duren? De verwarring wordt alleen maar groter als Peter terugkomt met een verpleegkundige en zij op laconieke toon zegt; “Alles is oké hoor, je mag gaan!”. Monique is overdonderd. Mag ze echt gaan? Het zal wel. Alles is altijd oké geweest met Moira dan zal dit ook wel goed zijn.
Op de dagen die volgen is Monique extra alert. Elke dag houdt ze in de gaten of ze Moira nog voelt. Ze is een rustige baby, maar niet afwezig. Vier dagen gaan zo rustig door tot ze op 5 januari vruchtwater verliest. Ze belt weer de verloskundige. Ze adviseert Monique even een maandverbandje in te doen en ze zal even langskomen om te controleren. “Het vruchtwater is groenig, dus je baby heeft in het vruchtwater gepoept.”, zegt de verloskundige terwijl ze haar medische handschoentjes uitdoet. Monique en Pjotr kijken elkaar aan. “Ga maar rustig jullie spullen pakken en iemand bellen die jullie naar het ziekenhuis kan brengen want je moet nu niet zelf gaan rijden.” Pjotr, die nooit zijn rijbewijs heeft gehaald, belt zijn vader. Monique pakt ondertussen zorgvuldig een klein koffertje, dat ze speciaal voor Moira had bewaard, in met kleertjes.
In het Amstelveen ziekenhuis worden ze direct naar een behandelkamer gebracht. Na een korte check krijgt Monique via een infuus weeën opwekkers. Ze kijkt toe hoe de oxytocine in wordt gespoten en bedenkt hoe ze straks eindelijk haar dochtertje kan vasthouden. Ze sluit haar ogen en wacht geduldig op de drukkende pijn van de eerste golf weeën, maar er komt niks. Helemaal niks. Het enige wat ze voelt zijn de lakens van het bed en de bijgekomen adrenaline die zich langzaam een weg door haar lichaam weet te vinden. Ze kijkt op naar de dokters en verpleegkundigen. De zakelijke afstandelijkheid van de dokters wordt groter en de vriendelijke blikken van de verpleegsters worden star. “Ze valt terug. Als ze zo blijft terugvallen gaan we handelen.”, zegt een tengere vrouw met rossig haar tegen haar collega. En dat gebeurt ook. Het zuurstofgehalte in de baarmoeder is nu zo erg gedaald dat Moira inderdaad achteruitgaat en ze er eigenlijk wel uit moét. In eerste instantie leek een gewone keizersnee de optie, maar dat wordt nu een spoedkeizersnee onder narcose en ze wordt overgeheveld naar een ander bed. “Maar ik wil gewoon bij zijn!”, probeert Monique nog, maar de verpleegkundige is haar voor. “Mevrouw, u moet nu naar ons luisteren en doen wat wij zeggen.” Ze heeft geen keuze. De verpleegkundigen binden haar vast aan het bed en duwen een kapje op haar gezicht. Ze zakt langzaam weg in een stroperig, zwart gat.
“Waar is mijn kind?”, zegt ze, als ze moeizaam wakker wordt. Moira ligt niet bij haar. “Ze zijn nog even met haar bezig, je kan straks waarschijnlijk wel naar haar toe.”, zegt Pjotr. Ze is in de war. Ze had verwacht dat hij daar met hun dochter in zijn armen had gestaan, maar hij zit stil op een stoel bij het bed. Naast hem staat het kleine koffertje. Na wat een eeuwigheid lijkt te duren komt een verpleegkundige binnen. ”Jullie mogen haar even gedag zeggen voordat ze naar Amsterdam gaat.” “Hoe bedoel je?”, vraagt Monique. “Moira moet naar de VU omdat ze op die IC de juiste apparatuur hebben.”, antwoordt de verpleegster kalm. “Ik wil met haar mee!”, de pijn klinkt door in Monique haar stem. Al moet ze er kruipend heen, het risico dat Moira onderweg weer zou wegzakken en ze alleen zou zijn als dat gebeurt, wil Monique niet nemen. “Ik voel me prima! Ik kan best met haar mee.”, zegt ze. Dus nog geen twee uur later wordt ze op de brancard gelift en in de ambulance gezet. Ze snapte nu wel waarom de verpleegster vertwijfeld naar haar buik hadden gekeken toen ze zei dat ze zich prima voelde. De nietjes die de spoedkeizersnee dichthouden, doen best wel zeer.
Het is al donker buiten als ze aankomt bij de VU in Amsterdam. Ze mag nog niet naar Moira en wordt eerst in een nieuw bed geholpen. Monique heeft Moira nog maar een keer gezien en niet eens mogen vasthouden of aanraken. Een lieveheersbeestje in een spinnenweb leek ze wel. Zo veel draadjes had ze aan zich vast. Het eeuwige beeld van de verpleegster die door de deur loopt speelt zich voor haar af en langzaam dringt door wat er tegen haar wordt gezegd. Ze mag even naar Moira, maar ze mag haar nog niet vasthouden, want dat doet waarschijnlijk nog te veel pijn had hoofdarts dokter Eccard haar verteld. Ook moesten ze zich voorbereiden. Moira haar ductus Botalli, de verbinding tussen de longslagader en lichaamsslagader, was niet vanzelf dichtgegaan waardoor haar longen zich niet konden openen. Ze klapten juist dicht en hierdoor begaf haar hart het vervolgens ook. Het kwam vervolgens maar moeizaam op gang en ze hadden het bijna opgegeven. “Het is zeldzaam, maar kan gebeuren. ”, had hij gezegd. “Ze heeft een kwartier geen goede toevoer van zuurstof gehad en hierdoor is een beschadiging aan de hersenen onvermijdelijk.”. Dat eerste gesprek met de arts was een hel geweest.
Op de afdeling neonatologie is een schemerige kamer met meerdere couveuses en maar één baby. In de hoek bij de deur ligt Moira. Omringd met apparaten en in een soort spotlight van licht, ligt ze doodstil te slapen. Ze wordt continue verdoofd om haar de pijn te besparen. Er komt een slang uit haar mondje. Eén uit haar neus en een drain uit haar zij. Overal zijn stickers met draadjes geplakt. Monique mag alleen even haar handje vasthouden en begint te huilen. Het voelt surrealistisch. Een moeder in een rolstoel met nietjes en een van de medicatie opgezwollen dochter in een couveuse die elkaars hand vasthouden.
Precies een week na de bevalling mag Monique dan eindelijk haar dochter in haar armen nemen. Ze is dan zelf al een paar dagen uit het ziekenhuis ontslagen en reist elke dag een of twee keer naar Amsterdam om bij Moira te zijn. Een uur heen en een uur terug met de bus, want met de auto mag ze nog niet. Als ze samen met Pjotr en een zuster richting de couveuseruimte loopt, kan ze haar dochter al door het glas herkennen. Eerst een rij apparaten, dan de couveuse met Moira en dan weer een rij apparaten. Ze is al veel minder opgezwollen als ze bij haar bedje aankomen. Alle draden volgen Moira langzaam omhoog als de zuster haar met uiterste voorzichtigheid uit het bedje haalt. Behoedzaam geeft ze haar over aan Monique. Een klein blauw draadje blijft achter haar vinger hangen en trekt een stuk van een plakker die op Moira haar wang zit los. Het kleine meisje vertrekt van de pijn en Monique schrikt en begint te huilen. “Ach.”, begint de zuster. “Dat zijn slechts de kraamtranen van een jonge moeder.”. De tranen van verdriet en medeleven met haar dochter moeten plaats maken voor een golf van irritatie. Hoe kan ze nou zoiets zeggen, denkt Monique. Mijn meisje vertrekt van de pijn en dan zijn dit mijn kersverse moeder tranen!? Ze staat meteen weer met beide benen op de grond.
Nog anderhalve week moet Moira op de Intensive Care in Amsterdam blijven en vervolgens nog anderhalve week in Amstelveen totdat ze naar huis mag. Voor deze langverwachte dag moet er nog veel geregeld worden. Monique en Pjotr moeten eerst nog een training volgen om de hartbewaking af te lezen en de zuurstof via een tank aan te sluiten en de apparatuur en tanks voor dit alles moeten ook thuis aanwezig zijn. Moira heeft nog een iets te lage saturatie en de zuurstoftoevoer zal haar het laatste beetje mee helpen. Als alles binnen is mag ze eindelijk mee. Een hoop papieren moeten nog ingevuld worden voor Moira haar ontslag, maar Monique is opgelucht dat ze eindelijk mee mag. Ze is met Pjotr en haar oudste dochter gekomen om haar jongste dochter op te halen. Moira heeft nu alleen nog maar een slangetje in haar neus en plakkers op haar borst en heeft al iets meer kleur op haar gezicht. Als ze beneden in de hal van het ziekenhuis zijn aangekomen, moet het ongeduldige vierjarige meisje weer op haar ouders en zusje wachten. Ze worden opgehaald door haar tante en die is er nog niet. Monique gaat even zitten en zucht. De tijd van beter worden is eindelijk aangebroken en ze kan het ‘ziek-zijn’ voorzichtig achter zich gaan laten. Ze kijkt opzij naar de draaideuren. Haar grote kind staat daar met Moira in de Maxi-Cosi die ze onhandig aan haar arm heeft gehaakt, te wachten. Het ongeduld is nu duidelijk te zien en ze heeft een blik die zegt; “Ik neem mijn zusje zelf wel mee naar huis.”. Monique is blij want eindelijk kan ze met haar hele gezin naar huis. Ze pakt het kleine koffertje met kleertjes op en loopt naar de draaideuren waar haar kind staat te stuntelen met haar andere kind. “Ik hou van jullie.”, zegt ze en ze lopen samen naar buiten.