Doktersassistent

Doktersassistent

De schuifdeuren openen zich als een ruimteschip die zijn vracht gaat uitladen, maar dan zonder het sissende geluid. Ze kijkt de open, witte ruimte in. De steunpilaren in de ruimte zijn bijna ontelbaar door de jaren 80’ bouwstijl van het pand. Gele stickers op de vloer geven aan dat er nog steeds anderhalve meter afstand gehouden moet worden. Het gezondheidscentrum komt met de eerste patiënt om acht uur ‘s ochtends altijd tot leven. De balie is verhoogd waardoor Anouk als een soort rechter over de wachtkamer uitkijkt. ‘’Goedemorgen’’ zegt zij. De eerste patiënt lacht vriendelijk terug. Soms wil het in de ochtend nog wel eens anders, zoals vorige week. Toen kwam de eerste patiënt, een al wat ouder vrouw, druk benend richting de balie gelopen. Die vrijdag daarvoor was ze te laat voor de griepprikken en kon ze niet meer geholpen worden. Nu wilde ze toch echt die prik hebben want anders zou ze ’het niet trekken deze winter’. Tuurlijk zou ze het wel trekken, en dat wist Anouk ook. Deze vrouw kwam wel meerdere malen per maand de praktijk binnen gestormd en probeert altijd haar zin door te drukken. Rustig en vakkundig loodste Anouk de vrouw naar een stoel in de wachtkamer. ‘’Rustig aan mevrouw van Zwieten. U weet ook dat u niet gelijk geholpen kunt worden als het niet direct een spoedgeval betreft. Als u rustig gaat zitten komen we zo naar u en zullen we kijken wat voor u kunnen doen, maar of u ook direct vandaag geholpen kan worden kan ik u niet beloven’’. De ogen van mevrouw van Zwieten keken strak voor zich uit. Verstijfd bleef ze in de stoel zitten. Plotseling sprong ze overeind, pakte haar tas, zette twee stappen in de richting van Anouk, en kwam met woedende ogen op haar afgelopen. ‘’Dit is niet de eerste keer dat ik hier kom en dat ik niet de zorg krijg die ik nodig heb!’’, gilt ze. ‘’Jullie stelletje kutwijven weten het hier altijd doodleuk voor iedereen te verzieken! Jullie kunnen mijn uitschrijving uit deze praktijk vandaag nog verwachten!’’ Ze liep richting de deur en fluisterde nog zachtjes: ‘’Stelletje zweefteven’’, en de deur schoof weer even rustig dicht als dat hij openging voordat deze tirade begon.

‘’Even een gokje. Zou van Zwieten weer de eerste van vandaag zijn?’’ zegt Khadija. Khadija is een van Anouk haar collega’s en werkt voornamelijk in de ochtend zodat ze haar kinderen nooit naar school hoeft te brengen. Ze heeft drie kinderen waarvan er twee asperger hebben en haar ochtend is heilig voor haar. Het is eigenlijk het enige moment op de dag dat ze wat rustiger aan kan doen want haar man kan dan makkelijker de kinderen opvangen. ‘’Ik dacht dat het opstarten vandaag wel rustig kon, maar het tegendeel is weer bewezen’’, zegt ze. Anouk kijkt haar hoofdschuddend aan. ‘’Ik weet ook niet met die vrouw. Ze staat voor vanmiddag trouwens weer voor het spreekuur ingepland. Dat zij toen bij die psycholoog is ontslagen vind ik nog altijd zo wonderlijk. En als we haar dan weer in een traject willen plaatsen accepteert ze de hulp weer niet.’’ ‘’Laat het maar gaan voor vandaag’’, zegt Khadija. ‘’Het zal wel weer storm gaan lopen hier.’’ Anouk gaat weer rustig achter de verhoogde balie zitten. De laatste jaren hebben zij als doktersassistenten gepleit voor een hogere balie. Als zij dan achter de balie zitten kijken de patiënten niet meer op hen neer, maar zijn zij op ooghoogte met de patiënten. Het heeft Anouk zeker geholpen in haar werk want je kan als assistente meer autoriteit uitstralen en op de een of andere manier nemen patiënten ook dingen eerder aan. ‘’Oh heerlijk!’’ Khadija komt aanlopen met een cappuccino. ‘’Ik denk dat we dat wel verdiend hebben’’, zegt ze. Anouk gaat rustig in de bureaustoel achter de balie zitten en ziet de grote berg papieren op de rechterhoek van het bureau liggen. Als een soort grote wolkenkrabber kijkt ze er tegenop. Alleen deze stapel moet al doorgewerkt zijn voor de pauze, daarna komt de stapel met alle behandelingen van vandaag. Wat er nu ligt is allemaal nog van gisteren. Om half 11 staat er een jonge vrouw voor de balie. Anouk denkt dat ze nog geen 25 is. Ze stelt zich voor als Sanne. Haar donkere krullen hangen als een soort lianen over schouders. ‘’Wat kan ik voor je doen?’’ vraagt Anouk. ‘’Ik kom als invaller’’ zegt Sanne. In Anouk sloeg denkbeeldig een diepe zucht. Door de grote tekorten in de zorg krijgen veel praktijken hulp van zogenoemde waarnemers, huisartsen die niet aan praktijk verbonden zitten maar aan een bureau. Zij werken dus dagelijks in een andere praktijk. Anouk had er helemaal geen zin in om vandaag met een waarnemer te moeten werken. Elke keer moet je hen weer laten zien waar welk apparaat ligt en waar op de computer ze bepaalde dingen kunnen vinden. ‘’Jullie hebben wel een mooie praktijk. Heel open en licht!’’ zegt Sanne terwijl ze met haar handen over de witte wanden van de gang voelt. Anouk hoopte maar dat Sanne zo haar handen zou wassen. ‘’Zit ik helemaal achter op de gang?’’ vraagt Sanne verbaast. ‘’Ja, want dokter Wilkers is er blijkbaar niet, daar ben jij voor en die heeft nou eenmaal de achterste kamer op de gang’’. Ze stappen de kamer in en de steriele lucht stroomt hen tegemoet. De opgepoetste instrumenten liggen in de daarvoor bestemde bakjes en de stethoscoop ligt op de hoek van het bureau. Sanne gaat in de stoel zitten en maakt een soepele beweging naar achteren om de witte doktersjas van de kapstok te pakken. ‘’We hebben ook nog een andere maat als je die liever hebt’’, zegt Anouk. Sanne knikt, wat Anouk opvat als een ‘ja’ en loopt richting de witte, afgesloten kast op de gang om een nieuwe jas te pakken. Ze veegt de vouwen nog even uit de jas en loopt terug richting de behandelkamer, waar Sanne net het zakje rooibosthee uit haar kopje haalt. ‘’Succes vandaag Sanne. Als je me nodig hebt dan zit ik bij de balie in de wachtkamer.’’
De schuifdeuren gaan met een zucht open en een bezorgde blik loopt op snel tempo de wachtkamer in. In de ene hand houdt de jonge vrouw van rond de 30 een huilend jongetje vast. Het gehuil gaat door merg en been. De harde tonen van het gekrijs nestelen zich in je gehoorgang als een vogelnest die vastzit in een schoorsteen. Nog tien meter tot de moeder en het kind de balie hebben bereikt. Anouk gaat komt alvast uit haar stoel om richting het gegil te lopen. De hand van het jongetje staat wel in een onnatuurlijke positie. Ze loopt naar het kind toe en pakt voorzicht zijn pols vast. Als ze zijn hand zou pakken, en het is gebroken, dan is de kans dat je meer schade aanricht groot. Ze neemt de moeder en het kind mee richting een van de behandelkamers. Langzaam legt ze haar hand tijdens het lopen op de nek van het jongetje om hem gerust te stellen. Ze voelt de blikken van de patiënten, die hierdoor nog niet geholpen kunnen worden, steken in haar rug. In de behandelkamer gaat het jongetje snikkend op de behandeltafel zitten. Zijn moeder legt haastig haar tas op een stoel en begint in haar tas te graven op zoek naar haar telefoon. Ze klapt het hoesje van haar Iphone open als een groot dik boek. Haar vingers bewegen vlug over het scherm en met een snelle handbeweging gaat de telefoon naar haar oor. ‘’Jeroen? Je moet nu komen naar de huisarts komen! Sem zijn vinger staat er helemaal verkeerd bij en zijn hand is gebroken!’’ ‘’Maar ik heb nog helemaal niks gezegd over zijn hand’’, zegt Anouk op dwingende toon tegen de moeder. Ze wordt het langzamerhand zat. Steeds vaker nemen ouders allemaal conclusies of aannames zonder dat de dokter er überhaupt iets over heeft gezegd. Anouk voelde het alweer aankomen en bereidde zich al voor op een discussie met de overbezorgde moeder. Het zijn een van de dingen die veranderd zijn sinds Anouk 31 jaar geleden als 22-jarige de doktersassistentenopleiding afrondde. Ze wilde als jong meisje altijd al in de zorg werken. Dat beeld werd door haar verslaving van Medisch Centrum West alleen maar geromantiseerd een toekomst in de zorg zag ze dus helemaal zitten. Bij de huisartsenpost had ze altijd de avonddienst en zag van alles voorbijkomen. Van vingertoppen die eraf lagen tot mensen die dronken van hun fiets waren gevallen. Het was precies wat Anouk wilde, maar de wens voor kinderen gooide roet in het eten. De nachtdiensten waren niet meer te combineren en dus ging ze bij een huisartsenpraktijk werken. De werkdruk zag ze laatste tijd alleen maar stijgen en haar werkplezier alleen maar dalen. Zeker nadat verschillende collega’s met wie ze het altijd erg goed kon vinden weggingen en ander werk ging doen waar de werkdruk een stuk lager lag. Zelf heeft ze ook een carrièreswitch overwogen, maar het bureauwerk van de baan vond ze toch niet bij zichzelf passen. Maar als een patiënt diagnoses in twijfel gaat trekken of als er weer een discussie ontstaat dan klinkt dat bureau haar toch heel aantrekkelijk.

De moeder blijft druk telefoneren, terwijl het jongetje langzaam van de schrik bekomt. Het gehuil wordt gesnik maar de krokodillentranen blijven rustig over zijn wangen rollen. Anouk legt het jongetje kalmerend uit wat ze gaat doen. ‘’Ik ga heel rustig je hand vastpakken en dan ga ik heel voorzicht kijken’’. Ze pakt de hand en ziet gelijk dat de wijsvinger is gebroken. ‘’Hoe komt dat?’’ vraagt ze rustig aan het jongetje. ‘’Gevallen met de fiets’’ zegt hij met een grote snik tussendoor. Zijn moeder is ondertussen gaan zitten op de stoel waar eerst haar tas lag. Ze is druk aan het appen. Anouk stoort zich aan het feit dat zij nu bezig is met het jongetje en die moeder helemaal niet betrokken is bij haar zoontje. Het voelt voor haar alsof zij nu alles mag gaan oplossen omdat zij nou eenmaal ‘de dokter’ is. Het jongetje kijkt bedroefd naar zijn hand die door Anouk vakkundig in een strak verband wordt gelegd. ‘’Je moet met mama wel even naar het ziekenhuis.’’ Uit de stoel klinkt een diepe zucht van de moeder. ‘’Ik heb er eigenlijk niet veel tijd voor’’ zegt de moeder. Anouk is er zo langzamerhand klaar mee. ‘’Die vinger zal niet vanzelf helen’’ zegt ze op dingende toon. De moeder pakt haar tas en loop naar het jongetje. Ze begeleidt hem van de tafel. Een cynische ‘’dankjewel’’ richting Anouk komt er nog net uit en ze loopt de gang op. Anouk blijft een beetje verbouwereerd staan en loopt ook richting de gang. De moeder en het kind ziet ze al door de wachtkamer richting de deur gaan. Ze loopt maar weer naar de balie en ploft neer op de bureaustoel. Haar cappuccino is koud. Ze hoort een belletje. Een patiënt zit druk op de bel van de balie te drukken. Anouk kijkt op vanachter de computer. Een oudere man kijkt haar vragend aan en begint zijn verhaal met ‘’Ik weet niet of u druk bent maar…’’.

Over de auteur