Het is 78 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog is beëindigd. Wij herdenken de oorlog en vieren dat we sindsdien weer in vrijheid leven en dat wij samen verantwoordelijk zijn om de vrijheid door te geven aan de volgende generaties. Maar er leven heel veel mensen met een oorlogstrauma, bewust of onbewust. Hoe is het om op te groeien tijdens de oorlog als joods meisje? Wat voor impact heeft dat gehad en heeft de derde generatie ook last van de oorlogstrauma’s, gebeurtenissen van hun grootouders? Wat voor impact hebben de trauma’s van de oorlogsslachtoffers van de Holocaust op de derde generatie?
Esther Barendse-Boas is 80 jaar oud en geboren als joods meisje geboren in de Tweede Wereldoorlog
Salomon en Seraphina Boas-Prins woonden tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam-Zuid, op de Van Tuyll van Serooskerkenweg. In de zomer van 1942 werd hun dochter Esther geboren. Begin 1943 werd het gezin gedwongen naar Amsterdam-Oost te verhuizen. Op 26 mei vond in het centrum van Amsterdam een grote razzia plaats. Salomon had vernomen dat op 20 juni opnieuw een razzia zou plaatsvinden. Gealarmeerd door dit bericht besloten Esthers ouders haar in onderduik af te geven bij de familie Assman, kennissen van de familie op de Van Tuyll van Serooskerkenweg.
De familie Assman was betrouwbaar, maar de meeste buren waren dat niet. Esther lag in de kinderwagen en werd gereden door de straat waar zij gewoond had. Een buurman herkende de kinderwagen; ‘Dat is de kinderwagen van die joden’, riep hij en heeft Esther verraden bij de Gestapo, waarvoor hij 7,50 gulden ontving. De bijna één jaar oude Esther werd opgepakt en ondergebracht in de crèche, tegenover de Hollandse Schouwburg. Door kinderverzorgster Virrie Cohen werd zij hieruit weg gesmokkeld en via verschillende familieleden van de familie Assman ondergebracht in Groningen en later in Leeuwarden. Esther haar ouders waren op dat moment nog in kamp Westerbork en kregen te horen dat als zij hun kind konden achterlaten, dat dan de familie op de Barneveldlijst geplaatst kon worden. In de Tweede Wereldoorlog was er een plan van leiders binnen de Nederlandse regering die werkten onder de Duitse bezetting. Dit plan had tot doel een specifieke groep Joden die in Nederland verbleef te beschermen met medewerking van de Duitse bezetter. De reden hiervoor was dat deze groep Joden voorafgaand aan de oorlog een belangrijke rol had gespeeld in de maatschappij van Nederland of Duitsland. Dit heette de Barneveldlijst.
Salomon en Seraphina zagen zich voor een groot dilemma geplaatst: ofwel hun kind bij vreemden achterlaten, met het risico dat het verraden zal worden, ofwel met de familie naar Barneveld afreizen en te vertrouwen op de bescherming die de lijst bood. Ze besloten tot het laatste. Esther werd op 28 augustus door haar onderduikgevers naar Barneveld gebracht. Bijna drie weken later volgden haar ouders. Op 29 september 1943 moesten de Barnevelders naar Westerbork. Krap een jaar later werd het gezin Boas op 4 september 1944 naar concentratiekamp Theresienstadt gedeporteerd, dat zij alle drie gelukkig hebben overleefd.
De kinderwagen van Esther, met Esther erin
Net geboren Esther in de armen van haar vader, vader met een ster op zijn borst.
Papieren en gegevens van mensen die in een concentratiekamp hebben gezeten, alles werd bijgehouden.
“Ik zat op een joodse basisschool na de oorlog. Ik was vrijwel het enige kind in de klas dat nog twee ouders had na de oorlog. Er werd nooit meer gesproken over de oorlog, ook uit angst, dat kwam ook door de niet-joodse-Nederlanders. Zij waren onaardig tegen de joden en riepen naar ons; ‘Wat jullie hebben meegemaakt stelt niet zoveel voor, wij hebben de hele hongerwinter doorstaan! Jullie hebben lekker in een kamertje ondergedoken gezeten en konden naar een kamp en daar hebben jullie toch eten gehad? Wij leden honger!’ In januari was ik tweeëneenhalf in Theresienstadt en ik sprak nog niet en was zwaar ondervoed. Mijn ouders konden mij geen liefde en vertrouwen geven, wat heel belangrijk is voor een kind in de eerste levensjaren. Misschien dat ik dat onbewust nog steeds voel en daardoor zelf minder liefde kan geven.
Ik was jong en ging mijn leven leiden, ging trouwen en kreeg kinderen. Maar ik ben nu, denk ik, meer bezig dan ooit met de Tweede Wereldoorlog. Toen ik hoorde dat je gastlessen kon geven op school over de oorlog, leek dat mij wel wat en ik doe dat nog steeds. Ik ben er niet de hele dag mee bezig en denk dat ik een gewoon leven heb gehad, maar Salo, mijn zoon, zegt tegen mij dat ik niet kan stoppen met praten over de Tweede Wereldoorlog.
Na de oorlog in 1955 gingen wij verhuizen in de buurt van het Concertgebouw in Amsterdam. Er waren daar kinderen die tijdens het buitenspelen ons uitscholden uit voor joden. Maar ik heb mijn joods zijn nooit verdoezeld en mij altijd geprofileerd als jood.
Iedereen is een mens en in feite hetzelfde, discrimineer daarom niet en wees lief voor elkaar.”
Esther staat op links, met haar moeder, zoon en kleinzoon
Eden Barendse is twintig jaar oud, joods en de kleindochter van Esther.
“Door het trauma dat is doorgegeven door de generaties heen, ben ik gevormd tot wie ik ben. De opvoeding die ik heb gekregen is anders dan de opvoeding die mijn ouders kregen en die gebaseerd is op een leven met de ervaring van oorlogsslachtoffers.
De oorlog speelt een rol in mijn leven, het is er gewoon. Ik heb op een joodse basisschool gezeten, waar het veel over de oorlog ging en mijn oma praat er veel over. Mijn oma is geboren in de oorlog en heeft op jonge leeftijd geen veilige thuisbasis gehad. En ook al heeft zij geen echte herinneringen eraan, zij is als kind wel gevormd door een gebrek aan liefde, zonder ouders in haar eerste jaren. Mijn oma kan best hard zijn en vindt het moeilijk om liefde te geven. Ik denk dat dat een grote impact heeft gehad op mijn vader en dat hij daardoor ook weer is gevormd is tot de persoon die hij nu is. Het gedrag van mijn vader heeft weer impact op mij, zo interpreteer ik het. Mijn broertjes en zusje hebben daar misschien andere meningen over. Hoe ik het zie is dat mijn oma nooit echt liefde heeft gehad in haar eerste levensjaren. Dit heeft ook veel invloed gehad op de opvoeding van mijn vader en ook dit heeft weer impact op mijn opvoeding.
Mijn oma eet altijd alle kippenkluifjes op, soms denk ik dat ze het bot ook nog opeet. Wij waren ooit met de hele familie op vakantie in Israël en onze stukjes kip waren bijna op, dus gooiden m’n broertjes en ik het in de afvalbak. Oma Esther viste ze eruit en at de laatste restjes op. Je ziet veel in joodse families dat eten nooit wordt verspild, wat een gevolg is van het gebrek aan voedsel in de oorlog.
Ik zou een andere band met mijn familie hebben gehad als de oorlog niet was gebeurd. Ik spreek met mijn oma veel over de oorlog, dus misschien zou ik haar minder spreken als de oorlog niet had bestaan. Het hoeft niet per se negatieve invloed te hebben.
Mijn oma kan niet over gevoel praten. Laatst zei ze tegen mij; ‘Oh Ed, ik had laatst gehoord van een vriendin dat je moet praten over je gevoel, ik wist helemaal niet dat dat moest om zo gebeurtenissen te verwerken.’ Ze is bloedserieus! Zij heeft nooit geleerd om over haar gevoelens te praten. Ik denk als zij de eerste jaren bij haar ouders was geweest en opgroeide met liefde, dat ze dan een heel ander kind en mens was geweest.
Ik denk dat cultuur en identiteit een grote rol spelen bij het doorgeven van oorlogstrauma’s. Ik zat op de joodse basisschool Rosj Pina en heb daar leraren gehad die van de oorlog hun identiteit maakten. Het is heel belangrijk om er veel over te leren en we moeten het nooit vergeten, maar ik vind wel dat er een grens moet zijn in hoeverre je kinderen moet opzadelen met oorlogsverhalen. Je moet de oorlog niet je eigen maken, want het is niet iets wat van jou is. Wij hadden op onze basisschool een soort ‘sterrensysteem’, iedereen kreeg een ster als je iets goeds had gedaan. Op een gegeven moment was er een juf die vond, omdat de joden in de Tweede Wereldoorlog sterren moesten dragen, dat dat haar te veel deed denken aan de oorlog. Terwijl het normale sterren waren die wij kregen, toen is het systeem veranderd naar het uitdelen van falafelballen.
In Auschwitz kreeg je als jood een nummer getatoeëerd op je arm. Ik weet nog dat een paar jaar geleden er een beweging was van kinderen in Israël die het nummer van hun grootouders lieten tatoeëren. Dit deden zij om het leed van hun grootouders te voelen en te begrijpen wat hen is aangedaan. Ik vond dat heel heftig.
Ik ben naar de concentratiekampen gegaan in Polen, wat ook een controversieel onderwerp is. Eerst wilde ik helemaal niet mee, waarom zou ik? Uiteindelijk heb ik het gedaan en vond het heel indrukwekkend. Het wordt persoonlijker en ik dacht even écht te voelen wat daar is gebeurd. Mijn oudoom vertelde mij hoe ik met de ervaringen in de concentratiekampen moest omgaan: “Het is goed om naar Polen te gaan, naar Auschwitz, dat moet je doen om het onrecht om te draaien in het recht, wat jullie nu kunnen doen. Maar zie het ook als een boek dat je openslaat, waar je even ingaat en weer dichtklapt als je weggaat. Draag het niet met je mee. Het is ons verhaal van de oorlogsslachtoffers en onze pijn, jullie als derde generatie hoeven dit niet te herbeleven.”
Eline Bollen is negentien jaar oud en joods
“De Tweede Wereldoorlog speelt een prominente rol in mijn leven. Ik heb altijd meegekregen van mijn moeder dat ik dankbaar moet zijn dat ik er ben, het is niet vanzelfsprekend. Daar ben ik mij bewust van. Vanwege het feit dat ik joods ben word ik in een hokje geplaatst dat ik ‘anders’ ben, iemand die een andere achtergrond heeft. Ik heb op een joodse basisschool en middelbare school gezeten, dat zijn dingen waar bewust voor is gekozen om die joodse identiteit te behouden en dat is gedaan omdat dat in het verleden ons bijna is afgenomen.
Mijn oma is een getraumatiseerde vrouw, elke keer als ik bij haar ben dan begint ze altijd even over de oorlog. Mijn oma is naar een kostschool gegaan omdat haar ouders door de oorlog niet meer voor haar konden zorgen. Je merkt aan de manier waarop mijn oma mijn moeder heeft opgevoed dat mijn oma zelf ook niet wist hoe een goede moeder te zijn. Omdat zij nooit de liefde heeft meegekregen vanuit huis. Ze kan niet over haar emoties en gevoelens praten. Ik denk dat als mijn oma niet die trauma’s had meegemaakt op jonge leeftijd dat zij dan een hele andere vrouw was geweest. Omdat mijn moeder een goede moeder heeft gemist, heeft zij zelf die liefde proberen op te vullen en wel aan mij en mijn broertje gegeven. Mijn moeder wilde niet nog een generatie het leed laten meedragen. Dus zij heeft het tegenover gestelde gedaan van wat haar moeder bij haar deed. Mijn moeder heeft alle liefde en zorg aan ons gegeven. Daar ben ik zó trots op. Het trauma blijf aanwezig, de herinnering eraan wordt doorgegeven en dat ga ik ook zeker aan mijn kinderen doen. En dan bedoel ik het op een positieve manier, ik zou alle verhalen willen blijven vertellen en willen uitspreken dat je dankbaar moet zijn dat je er bent.
Al mijn vrienden hebben ongeveer hetzelfde verhaal, al hun grootouders moesten onderduiken of hebben in concentratiekampen gezeten. Het is een gespreksonderwerp waar we het regelmatig met elkaar over hebben. Een groot deel van mijn vrienden is ook lid van de joodse beveilig, die helaas ook écht nodig is, omdat het antisemitisme nog steeds bestaat en zeker nog niet voorbij is. Ik denk dat ik dat nog het lastigst vind. Er is al zoveel gebeurd met joden en het gebeurt nog steeds, er worden kreten geroepen als ‘alle joden aan het gas’ bijvoorbeeld. Dat zijn uitspraken die uit de oorlog komen. Het voelt dan alsof dat over mij gaat, als mensen dat zeggen. Je bent je bewust dat je onderdeel bent van een minderheid en dat je altijd een kwetsbare groep blijft.
Als ik op mijn studie vertel dat ik joods ben en naar Israël op vakantie ga, krijg ik verbaasde blikken. Mensen vragen soms aan mij wat het inhoudt om joods te zijn. In Israël hoef ik dat natuurlijk niet uit te leggen.
Uit onderzoek is gekomen dat 25 procent van de Nederlanders die na 1980 geboren zijn de Holocaust ontkent. Ik merk ook dat steeds meer mensen er zo weinig van afweten.
De eerste dag dat ik naar mijn studie ging – dit was overigens ook de eerste school voor mij waar ook niet-joodse mensen opzitten – had één meisje een halsketting om met een adelaar, waarop een ander meisje zei: ‘Dat vind ik echt zo’n Hitler ketting’, ik schrok zo erg. De mensen hebben geen idee! Ik vertelde dat ik joods ben en zij vroegen mij of ik kon uitleggen wat dat inhoudt.
Het belangrijkste wat ik heb meegekregen is dat ik mij totaal niet hoef te schamen dat ik joods ben, ik moet er trots op zijn en ervoor uitkomen.
Het is zo belangrijk dat kinderen blijven leren over de Holocaust en dat we met z’n allen het gesprek blijven aangaan.”
Yigal Blazer is achttien jaar oud en joods
“Ik kan mij niet voorstellen hoe mijn leven zou zijn zonder de Tweede Wereldoorlog. Mijn hele familie heeft er mee te maken gehad en heeft eronder geleden. Aan mijn moeders kant is bijna de helft van de familie vermoord in Auschwitz, dus ik weet niet hoe mijn familie eruit zou hebben gezien zonder de Tweede Wereldoorlog.
Mijn oma praat niet graag over de oorlog, want het is het grootste trauma van haar leven. Met mijn moeder praat ik wel eens over de oorlog, ik ben ook benieuwd hoe de familie in elkaar zit. Maar er zijn zoveel familieleden vermoord dat het bijna niet bij te houden is hoe mijn familie voor de oorlog in elkaar zat.
Op 4 mei herdenken wij met de hele familie en zie wat dat met mijn oma doet. Mijn moeder wordt dan ook erg verdrietig en dat doet mij veel pijn. De oorlog heeft een grote impact op mijn leven, want mijn hele leven is daardoor zoals het is. Het is meer een onderdeel van mijn leven, maar ik denk niet elke dag aan de oorlog.
Voor mijn barmitiswa ging ik met mijn oma naar Israël en toen zijn we naar het Yad Vashem museum gegaan, dat is een holocaust museum. Dat deed ons beide veel, het was heel bijzonder om samen met haar daar te zijn.
Toen ik met mijn oma bij Yad Vashem was zei ze tegen mij; “Yigal ik wil dat jij ervoor zorgt dat er niet meer zoiets als dit gaat gebeuren.” Je kan natuurlijk niet in je eentje een oorlog voorkomen, maar het is wel een reden dat ik nu bij de joodse beveiliging in Amsterdam werk. Ik probeer mijn steentje bij te dragen aan de veiligheid van iedereen. Ik vind het belangrijk dat je de mensen die de oorlog hebben meegemaakt en de generaties daarna een veilig gevoel geeft. Bij de synagoge sta ik soms als beveiliger en zorg ervoor dat er geen verkeerde mensen naar binnen komen, zodat mensen in rust kunnen bidden en niet angstig over hun schouder hoeven te kijken. Het is jammer dat er beveiliging moet zijn, maar het is helaas wel nodig.
De oma van mijn moeders kant had laatst een filmpje gevonden van de bruiloft van haar ouders tijdens de oorlog. Je zag op dat filmpje hoe het eraan toeging in die tijd, ze mochten niet met een keppeltje over straat lopen en ze moesten in een klein achterkamertje stilletjes een feest geven, omdat dat door de Nazi’s verboden was. Op die beelden zie je hoe groot mijn familie was, van de twintig mensen op de beelden hebben maar slechts vier mensen de Holocaust overleefd.
Als de Tweede Wereldoorlog niet had bestaan, dan had mijn leven er anders uitgezien. Ook de band met mijn ouders en grootouders zou anders zijn geweest. Dan had Nederland een grote joodse gemeenschap gehad, en zou een heel groot deel van Amsterdam joods zijn geweest.
Ik ben een paar jaar geleden naar het concentratiekamp Dachau geweest en later als ik kinderen heb, zou ik graag, als ze dat aankunnen, met hen zo’n kamp bezoeken. Want je kan je altijd inlezen over de oorlog, maar als je een keer naar een concentratiekamp bent geweest dan krijg je een totaal ander beeld. Het is heftig om daar te zijn, maar ook bijzonder om na te gaan wat die mensen hebben meegemaakt.
Er is veel antisemitisme en haat ten opzichte van joden, maar ik kan mij niet voorstellen dat er ooit nog een genocide tegen joden zal plaatsvinden. Maar er moet nog wel veel veranderen. Er is te veel haat en ik vind het belachelijk dat er zoveel mensen zijn die de Holocaust ontkennen of niet weten hoeveel joden er zijn vermoord tijdens de oorlog.”