Een onvergetelijk avontuur

Een onvergetelijk avontuur

Tentenveld op de Jamboree

Quincy Weijers komt aan op het vliegveld en er staan allemaal bussen om haar en Eline naar het terrein te vervoeren. Alleen niet genoeg om de rij aan mensen weg te brengen. ‘’Gelukkig staan we in de hal en niet buiten’’, zucht Quincy. Wanneer je door het raam kijkt, zie je de hitte op de grond opstijgen. ‘’Hier is het nog lekker koel, koester het maar’’, zegt Eline, Quincy haar zus. In alle uithoeken van de hal hoor je verschillende soorten talen. Overal zie je badges uit verschillende landen, zoals Frankrijk, Amerika en natuurlijk Korea. Allemaal in dezelfde rij als Quincy. Wanneer ze haar telefoon pakt, kijkt ze verbaasd op. ‘’Wat is er?”, vraagt haar zus. Een grote zucht klinkt. ‘’We zijn al vier uur onderweg om in zo’n bus te komen.’’ Gelukkig voor de twee zussen zitten ze nog geen tien minuten later in de eerstvolgende bus. 

Wanneer de bus een harde stop maakt, pakt Quincy zo snel mogelijk haar spullen bij elkaar. ‘’Eindelijk’’, zucht ze. Wanneer de bus leegloopt, staat iedereen plots stil. ‘’Wat is er met deze mensen? Waarom lopen ze niet door?’’ Eline blijft ook staan en wijst naar de leegte voor hen. ‘’Ik denk daarom’’, zegt ze. Er zijn een paar witte partytenten te zien, maar dat is het ook wel. Iedereen staat met de mond open. ‘’De Jamboree begint over een paar dagen’’, zegt Eline zachtjes. Er klinkt een korte stilte. ‘’Ik wist wel dat we onze tenten moesten opzetten, maar er staat letterlijk niets klaar’’, reageert Quincy. Het eerste maanlicht verlicht het terrein. ‘’Laten we maar onze tent opzetten, zus.’’

Tent-drama

Stap voor stap sleept Quincy zich voort. Backpack op de rug, tent in de linkerarm en matjes in de rechterarm komt ze aan bij het subkamp. De meiden kijken om zich heen. De spullen liggen inmiddels op de grond. Met gezichten op onweer lopen ze het eindeloze stuk terug. Helemaal doorweekt lopen ze door naar het pallet-ophaalpunt. Haar maag maakt een raar borrelend geluid. ‘’Voel je ook zo’n samentrekkend en leeg gevoel?’’, vraagt Quincy. Het lange gras snijdt langs haar benen. Haar zus knikt: ‘’We hebben al sinds vanmiddag niet meer gegeten en het is inmiddels…’’. Quincy pakt haar telefoon. ‘’Het is al negen uur!’’

Na uren heen en weer sjouwen met plastic pallets die even groot zijn als henzelf, hebben ze er twee op het terrein gekregen. In totaal zijn er drie nodig, zodat ze hun tent daarop kunnen zetten. Hiermee zou de tent droog blijven als er een heftige regenbui komt. Zo kletsnat als een otter besluit Quincy haar buren te vragen of ze een pallet kunnen sparen. Hun tent staat namelijk op vijf pallets om ook de voortent droog te houden. ‘’Mag ik alsjeblieft een pallet lenen? Morgen breng ik hem meteen terug en zal ik zelf een nieuwe halen. Ik en mijn zus moeten nog eten, de tent opzetten en het liefst ook nog slapen’’, brengt Quincy uit. Er klinkt wat gerommel en de buurman stapt uit zijn tent. ‘’Wat denk jij nou? Nee, natuurlijk niet. Ga zelf lekker je eigen pallet halen.’’ Quincy haar gezicht vertrekt. Vanuit de tent achter haar klinkt wat geritsel. ‘’Neem de onze maar’’, zegt de overbuurman. Quincy draait haar om en neemt de pallet aan. Ze sleurt hem naar haar plek, maar loopt nog wel terug naar de vriendelijke helpers. ‘’Heel erg bedankt. Dankzij jullie kunnen wij nu ook eindelijk een hap eten’’, klinkt Quincy opgelucht. De buren kijken elkaar aan. ‘’Het restaurant is al gesloten. Er zit wel een supermarkt verder op. Misschien kunnen jullie daar nog iets scoren.’’

Op de terugweg met een zakje kale noedels loopt Quincy weer door het hoge gras. Haar gezicht ziet er wat vertrokken uit. Haar pas versnelt ook iets wanneer het einde in zicht is. Eindelijk, denkt ze. ‘’Waarom zou het allemaal zo raar lopen?’’, vraagt Quincy aan haar zus. Eline kijkt richting haar, maar kijkt snel verschrikt naar d’r benen. ‘’Sorry, ik dacht dat er wat was’’, zegt Eline lachend, ‘’Ik heb geen idee. Misschien zijn we toch niet zo voorbereid als we dachten.’’ Quincy lacht mee met haar zus, maar meer als een boer met kiespijn. Bij aankomst van het stapeltje pallets beginnen de zussen meteen met opbouwen. De pallets worden in een driehoek gelegd en daarbovenop komt de tent. Beide pakken ze haringen en proberen de scheerlijnen zo strak mogelijk in de zandachtige vlakte te slaan. ‘’Lukt het bij jou zus?’’, klinkt Eline vanaf de andere kant. Quincy staat op om over de tent heen te kijken. Met gefronste wenkbrauwen op haar gezicht kijkt ze haar zus aan. ‘’Nee, helemaal niet zelfs. Ik heb nu twee hoeken een soort van vast staan.’’ Ze loopt naar haar matjes en rolt deze bovenop elkaar uit in de tent, hierdoor is het beter geïsoleerd in de tent. ‘’Laten we er later naar kijken. Het begint wel bedtijd te worden’’, zegt Quincy. De backpacken liggen tussen de matjes van de zussen als een soort muur. ‘’Het is al één uur ‘s nachts hè. Niet echt het meest makkelijke welkom’’, weet ze nog net uit te brengen.

‘’Schijt aan’’

In de vroege ochtend wordt Quincy met een warme walm de tent uitgejaagd. Ze weet nog net haar spullen te pakken voor het douchen. Dit was gisteravond nog niet gelukt. Ze loopt met haar spullen onder de arm naar de toiletten toe. Eerst maar eens een plasje plegen, denkt ze. Wanneer ze aankomt is haar kleding al helemaal doorweekt. De stank kan je al van ver ruiken. ‘’Ben ik dit nou?’’, zegt ze per ongeluk hardop. Quincy loopt het toiletgebouw in. Overal om haar heen ligt modder. Zelfs voor scouting begrippen was dit vies. Het schoonmaakbedrijf is in dagen al niet geweest. Wanneer ze het hokje in loopt, zitten er overal joekels van spinnen. Snel gaat ze naar de wc en gooit ze haar papiertje op de stinkende, dampende stapel. Bij de wasbak wil Quincy haar handen wassen, maar er ligt alleen een vies zeepje. ‘’Iedereen heeft hier toch met zijn bacteriehanden aangezeten. Dat is dan toch vies’’, zucht ze. Dan besluit Quincy toch maar haar eigen desinfectiegel te gebruiken in plaats van de zeep. 

Goede hoop op dat de douches dan toch iets beter zijn, loopt ze daarheen. Langzaam aan merkt ze dat de stank niet verdwijnt. Wanneer ze het douchehokje in stapt, ligt er een bruine hoop op de grond. De honger die ze voelde is verdwenen als sneeuw voor de zon. Quincy maakt een foto, zodat ze dit aan haar zus kan laten zien. Daarna maakt ze meteen een rechtsomkeer naar de tent. Bij aankomst zegt ze direct tegen haar zus: ‘’Ik ga echt niet meer douchen. Sorry als ik stink, maar ik ga echt niet in een poepdouche douchen.’’ Eline kijkt verbaasd haar zus aan. ‘’Waar heb je het over?’’ Quincy pakt haar telefoon en scrollt naar de foto. ‘’Hier. Kijk maar!’’ Eline haar gezicht vertrekt: ‘’Dat is echt ranzig Quins’’

Muggenbulten

Midden in de nacht klinkt er luid gezoem in de tent. Overal vliegen er handen om de dader te pakken. Omstebeurt hoor je Quincy en haar zus zuchten. ‘’Heb jij dat beest nou al te pakken of niet?’’, klinkt Eline haar stem. Quincy probeert haar zaklamp te pakken. Na meerdere keren misgrijpen, lukt het haar om een lichtje te creëren. ‘’Ik zie toch geen reet. Hoe moet ik dan zo’n beest vangen? Ik denk trouwens niet dat het er één is hoor.’’ Eline knikt en wrijft de slaap uit haar ogen. ‘’Het is een heel leger hoor. Echt niet normaal. Elke avond weer hè’’, klinkt ze indringend. Uiteindelijk doet het gezoem er niet meer toe en vallen ze in slaap. Al is dit niet van lange duur. 

Nog geen paar uur later wordt Quincy voor  de zoveelste keer haar tent uitgejaagd door die vreselijke warmtewalm. Na wikken en wegen besluit ze haar verschrikkelijke afritsbroek en zweetabsorberende sportshirt aan te doen. Na veel plakken en kleven heeft ze eindelijk haar kleding aan. ‘’Laten we vandaag met goede hoop beginnen. Het is tenslotte nu pas echt de officiële start van de Jamboree’’, zegt Quincy met hese stem tegen haar zus. Ze knikt en kijkt naar haar benen. ‘’Kijk wat die muggen ons aangedaan hebben’’, zegt Eline. Overal zitten grote plakkaten met vieze korstjes op en zien er bont en blauw uit. ‘’Heb jij er eigenlijk last van?’’, vraagt Quincy aan Eline. Er wordt nee-geschud. ‘’Apart, ik ook niet. Ze zien er alleen niet best uit.’’ Niet veel later komt haar zus ook de tent uit. ‘’Misschien laten checken bij het ziekenhuis?’’, vraagt ze. Quincy knikt met instemming.

Aankomend bij een paar witte partytenten, ziet ze verscheidene ambulances rijden. De sirenes doen haar niets meer. Wanneer ze het ‘’ziekenhuis’’ binnenstapt, komt haar een koele bries tegemoet. Deze verkoeling heeft ze al een lange tijd niet meer gevoeld. ‘’Sorry, may I ask something? Do you have anything for these mosquito bites?’’ Een lange Amerikaanse man draait zich om en zegt: ‘’Yeah, of course! I’ll ask someone to get some ointment. I’ll be right back with you.’’ De man loopt naar een zuster en wijst naar Quincy haar benen. De zuster schiet naar achter om een zalfje te halen. ‘’Yeah, it’s just waiting for someone to die’’, zegt de Amerikaanse man die inmiddels weer naast Quincy staat. Ze verslikt zich direct. Voordat ze kan reageren komt de zuster aanhollen en reikt haar een zalfje aan. Quincy pakt deze snel aan en weet niet hoe snel ze weg moet komen.

Hoogtepunt

De nacht begint te vallen en de jeugddeelnemers komen aan. Overdag heeft Quincy nog niet echt het Jamboree gevoel gehad, maar geeft het toch een laatste kans. Ze staat bij het hek helemaal achter op het terrein. Naast haar is de ingang met metaaldetectors en tassencontroles. ‘’Waarom was dit ook alweer?’’, vraagt Quincy. Voordat haar zus antwoord kan geven, zegt een ander meisje: ‘’De president komt. Vandaar de poortjes, beveiliging en controles.’’ Overal staan kinderen, maar het grootste gedeelte is nog niet eens binnen. ‘’Dit klopt niet’’, zucht Quincy, ‘’Ik ga even wat drinken halen. Wil je ook Eline?’’ Ze steekt haar hand uit om de waterfles aan te pakken. Haar zus bedacht zich: ‘’Nee, ik loop wel even mee.’’ Met moeite banen de twee zich door de massa heen. Zo ver je kan kijken zijn er ambulancebroeders met brancards om kinderen op te halen. Na wat wurmen staat ze dan toch op het weggetje naar het vulpunt. Wanneer Quincy achter haar kijkt ziet ze haar zus niet meer. 

Overal klinkt geschreeuw. Er staan rijen voor het waterpunt, de toiletten en de poortjes. Daarnaast rijden er ambulances van en naar ‘’het ziekenhuis’’. Het geschreeuw klinkt nog luider wanneer de zoveelste ambulance langsrijdt. Mensen beginnen zich naar Quincy toe te bewegen. Zij probeert nog naar achter te lopen om wat ruimte te creëren, maar daar staan al mensen. Net een blik sardientjes, denkt ze. Het geschreeuw stopt niet: ‘’Please step away! Let the ambulances through!’’ Naast haar staan er mensen te huilen. De sirenes blijven voorbij sjezen. Is dit waar alle mooie verhalen over gaan? Is dit waar ik van gedroomd heb?, denkt ze. Tegenover haar liggen er mensen bewusteloos op de stoep. Een paniekerig en onbehagen gevoel komt naar boven. ‘’Quincy! Kom we gaan!’’, schreeuwt Eline. Ze probeert zich door de menigte heen te wroeten. Bij het weglopen ziet ze nog een glimps van het veld. De kinderen daarbinnen zien er zielsgelukkig uit. Wat een contrast met hier buiten.

Het plan van de zussen om hierna een leuke rondreis te doen, gaat wat eerder van kracht. De volgende ochtend staat Quincy met haar spullen op het station van Seoul. De komende veertien dagen worden in ieder geval een stuk aangenamer en relaxter. Wanneer ze haar vriend ziet, sluiten ze elkaar in de armen. Tranen gaan over haar gezicht. ‘’Eindelijk is deze horrorreis achter de rug’’, snikt ze, ‘’Ik ben zo blij om jou weer te zien.’’

Over de auteur

Floor Goedegebuure

Ik ben een 20-jarige Rotterdammer die in Krimpen aan den IJssel en Langerak woont. Mijn naam is Floor Goedegebuure en ik ben student aan de Hogeschool Utrecht voor Journalistiek. Ik heb een passie voor waterpolo, lezen, schrijven en natuurlijk films en series kijken. Ik ben als echte Rotterdammer natuurlijk een Feyenoord-fan, wat er wel goed in is gegoten door mijn vader.