De zware voetstappen van de bewaker leken eindelijk richting de uitgang van het museum te verdwijnen. Hij luisterde hoe ze steeds zachter en verder weg klonken. Pas toen hij zeker wist dat hij alleen was, kroop hij onder zijn schuilplaats vandaan en strekte zijn lichaam. De dief had, nadat hij overdag stiekem de bewegingsmelders had afgeplakt, zich enkele uren lang verscholen onder een lijkkist die destijds in het museum stond; urenlang had hij de schoenen van bezoekers voorbij zien gaan, haastend naar het volgende kunstvoorwerp dat ze wilden zien. Nu was hij alleen en knipte hij zijn zaklamp aan. Nadat zijn ogen gewend waren aan het felle licht, ging hij over tot actie. Hij omzeilde het beveiligingssysteem en liet zijn mededaders stilletjes binnen.
Het was fris toen Westfries Museum-huismeester Ben Olijve op 10 januari 2005 voor de deur van het museum stond. Op zijn gemak opende hij de donkergroene deuren van het gebouw en stapte naar binnen. Tot zijn schrik zag hij overal kleine spijkertjes op de houten vloeren liggen. Verbijsterd liep hij door het museum; de dieven hadden een spoor van ravage achtergelaten. Terwijl hij de glasscherven van gebroken vitrines in zich opnam, dacht de huismeester: ze hebben gewoon hun gang kunnen gaan. Tien jaar later, in 2015, hangen er lege lijsten aan de muren van het Hoornse museum, waar voorheen de 24 Hollandse Meesters hingen. De politie had onderzoek gedaan, maar kon geen sporen vinden en vermoedde dat de kostbare schilderijen via Oostenrijk richting Oost-Europa waren weggevoerd.
Arthur Brand kreeg een onverwacht telefoontje
Kunstdetective Arthur Brand was uitgeput na twee weken lang interviewen en onderzoeken. Hij had de parel van Hitler teruggebracht naar waar deze hoorde en was toe aan een welverdiende vakantie, even bijkomen. De regen kletterde naar beneden terwijl hij door wind en weer naar het dichtstbijzijnde tankstation fietste; hij had sigaretten nodig. Eenmaal bij de kassa aangekomen om de peuken af te rekenen, ging zijn telefoon. Hij veegde zijn natgeregende scherm af met de achterkant van zijn hand. Het was Ad Geerdink, de directeur van het Westfries Museum. Brand rekende snel het pakje sigaretten af en stapte het tankstation weer uit, de regen in. “Arthur!” zei Geerdink aan de andere kant van de lijn. “Kent u mij? U spreekt met Ad Geerdink, directeur van het Westfries Museum. Wij zijn toen beroofd.” “O ja… daar heb ik wel eens wat over gehoord,” zei Brand verward. “We hebben gehoord dat onze schilderijen misschien in Oekraïne zijn,” ging de directeur verder. “Zou jij daar misschien heen willen?” “O ja, hoor, helemaal geen punt!” antwoordde Brand, terwijl hij dacht: nou daar gaat mijn vakantie.
Een retourtje naar Kiev
De volgende dag stapte Brand vroeg op de trein richting Hoorn. Na een lange treinreis liep hij het museum binnen en begroette de zo’n tien mensen in het kantoortje. Zodra iedereen zat, werden de gebeurtenissen in Kiev aan Brand uitgelegd: militieleider Humenyuk zou enkele van de vermiste schilderijen aangetroffen hebben in de villa van de oud-president. De militieleider was in staat om alle schilderijen terug te geven aan het Westfries Museum, maar wel voor een beloning. De politie en de museumdirecteur legden uit dat zij niet naar het Oostblokland konden gaan vanwege de oorlog. Brand knikte langzaam met zijn hoofd; hij begreep dat zij niet naar het oorlogsland wilden afreizen. Alleen hoorde hij nu pas voor het eerst dat het land in oorlog verkeerde.
Maar dat schrok de kunstdetective niet af. Oekraïne is een van de meest corrupte landen ter wereld, nog corrupter dan Rusland, dacht hij. Ze gaan ons die schilderijen niet zomaar teruggeven. “Hoeveel geld is er beschikbaar om die schilderijen terug te halen?” “Vijftigduizend euro,” bevestigde museumdirecteur Geerdink. “Dat gaat nooit genoeg zijn,” zei Brand. “Daar zullen de Oekraïners niet mee akkoord gaan.”
Brand was druk in de weer; hij wist vrijwel zeker dat de Oekraïners niet akkoord zouden gaan met de vijftigduizend euro die het museum hen zou aanbieden. Ze zouden eerder denken aan vijftig miljoen, dacht hij, terwijl hij zijn bewijzen van de echte waarde van de schilderijen netjes in een mapje schoof. Toen hij uit het vliegtuig stapte, stond politieattaché Klaas Valk hem al op te wachten. Samen liepen ze naar een kantoorgebouw naast de Nederlandse ambassade. “Houd er rekening mee dat het gevaarlijk is in Oekraïne,” zei Valk. “Ik ga met je mee, maar jij moet het doen, want officieel ben ik er niet.” Terwijl de attaché hem waarschuwde, dacht Brand: Dit wordt echt lachen. De journalist was niet bang; hij wist dat ze niet zomaar een kogel door zijn hoofd zouden jagen als hij bewijs had van wat de meesterwerken echt waard waren.
Een Ongemakkelijke Onderhandeling
Valk en Brand namen plaats in een klein kantoortje, de twee stoelen tegenover hen waren nog leeg. Terwijl ze wachten op hun gezelschap, probeerde Brand een plan B te bedenken. Toen stapte militieleider Borys Humenyuk binnen, en hij zag er precies zo uit als Brand hem had voorgesteld. Hij was breed, goed doorvoed, met donker haar dat zijn ruwe gezicht omlijste. Hij deed Brand een beetje denken aan een gehaktbal. Humenyuk sprak geen woord Engels, dus had hij zijn tolk, Alexei Orlov, meegenomen (Alexei Orlov is een pseudoniem, gekozen om de privacy van de betrokkenen te waarborgen voor hun veiligheid). De kunstdetective nam beide mannen goed in zich op. Hij wist dat hij niets uit de militieleider zou krijgen; dat was precies zo’n vent die alleen maar denkt: hoe kom ik zo snel mogelijk aan een Mercedes? Maar Orlov was een ander geval. Hij leek intelligenter, kende verschillende talen en wist het een en ander van kunst. Orlov was Brands plan B.
Humenyuk verbrak als eerste de stilte in de kamer: “We hebben een aantal van de vermiste schilderijen aangetroffen in de villa van oud-president Viktor Janoekovytsj.” Terwijl Orlov het verhaal vertaalde, dacht Brand: Wat een lulverhaal is dit! Heel Oekraïne heeft een hekel aan die vent; wel heel toevallig dat ze juist daar de gestolen schilderijen terugvinden.“We moeten de schilderijen nog wel uit het oorlogsgebied terughalen,” vervolgde Humenyuk. “Dat is een gevaarlijke klus en daar willen we dan ook een goede vergoeding voor.” Brand keek hem schaapachtig aan, maar was hem eigenlijk al vier stappen voor. Het was een schaakspel: en de journalist stond voor, maar de militieleider had dat nog niet door. Zodra Humenyuk was uitgepraat, richte Brand zich tot de tolk. “Het Westfries Museum heeft 50.000 euro over voor het terughalen van de schilderijen.” Orlov keek hem geschokt aan; dit is niet wat de baas wilde horen! “50.000 euro? U bedoelt toch 50 miljoen?”
Nadat Humenyuk het ‘slechte’ nieuws van de tolk hoorde, vertrok zijn gezicht en vernauwden zijn ogen tot spleetjes. Woest keek hij de journalist aan, die hem in stilte het mapje met bewijs toeschoof. Toen hun blikken elkaar kruisten, wist Brand precies wat de militieleider dacht: wat een lul die gast, die krijgt die schilderijen nooit. Brand dacht op zijn beurt: jij denkt wat een lul is die gast, die krijgt die schilderijen nooit, maar ik zorg dat ik ze wel krijg en ik ga het je heel zwaar maken. Want nu kom ik achter je aan. Zoals verwacht sloeg Humenyuk het aanbod van het museum af en ging Brand over op plan B.
De kunstdetective kreeg gelijk.
Brand en tolk Orlov liepen samen over de straten van Kiev. Orlov moest Brand gezelschap houden tot Humenyuk een besluit had genomen. Het was een mooie zonnige dag in de hoofdstad van Oekraïne dus besloten de twee mannen om een hapje te eten op het terras.
“Wat denk jij dat Humenyuk gaat doen, meneer Brand?” vroeg Orlov.
“Ik weet het niet,” antwoordde Brand, “maar als jullie niet akkoord gaan, is het wel illegaal.”
Orlov keek verschrikt op van zijn eten. “Maar we hebben toch niks misdaan?”
“Dat weet ik niet, want het punt is: je mag wel geld vragen als je schilderijen terugvindt. Je hebt een risico gelopen en je hebt je kosten gemaakt.”
“Maar dat hebben we ook gedaan,” onderbrak Orlov hem, zijn vork zweefde boven zijn bord.
“Ja, maar als dat bedrag niet hoog genoeg is in jouw ogen, mag je dat niet weigeren. Want dan wordt het afpersen. En daar word je voor opgepakt.”
Orlov schrok van deze openbaring, en Brand wist dat hij hem te pakken had en deed er nog een schepje bovenop: “jullie komen allemaal op de Interpol-lijst en kunnen nooit meer het land uit.”
Brand zag de tolk zweten; Orlov keek hem met grote ogen aan en vroeg: “kom ik dan ook in de problemen?”
“Dat weet ik niet zeker,” antwoordde Brand, “maar je was wel overal bij. Dus ik neem aan van wel.”
Orlov bleef de journalist gechoqueerd aankijken, waarna zijn telefoon begon te rinkelen. Het was Humenyuk. De tolk nam op en hoorde de militieleider zeggen dat ze niet akkoord zouden gaan met de vijftigduizend euro van het museum. “Dat is niet zo goed, Orlov,” zei Brand tegen de doodsbange tolk. “Maar kan jij dan niks voor me doen?” pleitte Orlov. “Als jij meehelpt met het terughalen van die schilderijen, want dat is toch gewoon Nederlands staatsbezit, dan is het probleem opgelost,” zei Brand. Hij zag de tolk denken: of hij hielp de kunstdetective met het terughalen van de Nederlandse kunst en liep het gevaar om door Oekraïense soldaten afgeknald te worden, of hij deed niets en zou op de Interpol-lijst belanden…
In de dagen dat de tolk en de journalist samen optrokken, liet Orlov hem verschillende kunstcollecties in de stad zien. In de laatste paar dagen waren de twee zowat bevriend geraakt en stukje bij beetje vertelde Orlov wat er echt met de vermiste kunst was gebeurd. “Arthur, het is anders gegaan,” vertelde Orlov op de laatste dag van Brands verblijf. “Het schijnt dat een Oekraïner die kunst destijds gestolen heeft en ermee naar Kiev is gegaan. De politie kwam hem op het spoor en heeft een inval bij hem gedaan en al die schilderijen aangetroffen. De speciale politie-eenheid heeft de kunst toen niet teruggegeven aan Nederland, maar voor zichzelf gehouden.” Volgens de tolk probeerden ze het eerst op de markt te verkopen, maar dat mislukte omdat alle schilderijen al gesignaleerd waren. Vervolgens werden de schilderijen binnen de geheime dienst als cadeautjes weggegeven, met het doel er een promotie uit te trekken, want zo werkte het in het corrupte Oekraïne. “Dat is het echte verhaal,” vervolgde Orlov. “De schilderijen zijn helemaal niet gevonden in het huis van de oud-president.”
Ik moet het bloed onder zijn nagels vandaan halen, zodat hij fouten gaat maken.
Brand was weer terug in Nederland, maar zonder de schilderijen. Hij was niet teleurgesteld; de zaak was niet mislukt, maar gewoon nog niet af! Hij plofte neer op de bank en scrolde wat op Facebook. Ik moet die lui onder druk gaan zetten, dacht hij, terwijl hij op een bericht van Humenyuk stuitte. En wat bleek? Humenyuk was niet alleen militieleider, maar ook dichter. Hij had een boekje uitgebracht en zou de volgende dag een signeersessie houden. Lachend reageerde Brand onder het bericht: Leuk, ik ben er ook bij! De volgende dag werd de sessie afgelast. Lekker stoken, dacht de journalist, ik moet het bloed onder zijn nagels vandaan halen, zodat hij fouten gaat maken.
Alina Petrovna (Alina Petrovna is een pseudoniem, gekozen om de privacy van de betrokkenen te waarborgen voor hun veiligheid). kwam de boekhandel binnen. Ze zag er goed uit en kwam maar voor één iemand: Borys Humenyuk. De militieleider en dichter zou eigenlijk vorige week komen, maar de eerste signeersessie was geannuleerd. De mooie vrouw liep langs de rijen boeken en pakte er een van de hoge houten planken die boven haar hoofd uittorenden. Ze bladerde door het boek zonder echt naar de pagina’s te kijken; haar blik was gevestigd op de dichter, die midden in de zaak handtekeningen aan het zetten was. Hij voelde haar blik en keek op van een nog halfgezette handtekening. Hun blikken kruisten elkaar een seconde voordat Petrovna haar ogen afwendde en het boek terugzette. Toen Petrovna de dichtbundel onder Humenyuks neus schoof en om een handtekening vroeg, keek hij op. Ze was een prachtige vrouw. Haastig zette hij zijn handtekening, en zijn hart maakte een sprongetje toen ze hem mee uiteten vroeg.
“Hij heeft haar alles verteld,” zei Orlov aan de andere kant van de lijn. “Ons plan heeft gewerkt; hij heeft alles opgebiecht aan Alina.” Brand had ook niet anders verwacht: Humenyuk was wel zo’n mannetje dat om stoer te doen alles zou vertellen aan een vrouw. “Nu weten we zeker dat hij die kunst in hadden heeft.” antwoordde Brand. “Dit is grandioos.”
Een Strategische Persconferentie en boze media
Terwijl Petrovna in Oekraïne antwoorden verkreeg van de militieleider, vond Brand dat er ook iets in Nederland moest gebeuren. Oekraïne wilde namelijk graag bij de EU horen, maar daarvoor moest er eerst een referendum ondertekend worden, ook door Nederland. Uiteindelijk stemde de meerderheid van Nederland tegen, maar de kunstdetective hoopte destijds dat Oekraïne de schilderijen zou teruggeven om de relatie met ons kikkerlandje te verbeteren. Samen met Westfries Museum-directeur Ad Geerdink organiseerde hij een persconferentie in het museum. De conferentie liep uit tot een rel. “De schilderijen zijn gestolen. Ze zijn in handen van de Oekraïense geheime dienst. En hun baas is Valentin Nalivajchenko,” verkondigde Brand. Dit liep uit op een enorm mediafiasco dat zelfs de New York Times haalde!
Zowel de Nederlandse als Oekraïense media haalden uit naar Brand, en hij vond het heerlijk. Zo beschreef de Oekraïense media dat de kunstdetective en de museumdirecteur voor Poetin werkten en zijn aanhangers waren. Poetin zou hen betalen in balen hasj om Oekraïne zwart te maken. Brand las de kop en begon hardop te lachen; hij vond het hele mediagebeuren in Oekraïne best grappig — alles wat daar geschreven werd, dacht hij, is toch nep en corrupt. Hij besloot om er nog een schepje bovenop te gooien en haalde een filmpje boven water, waar de president van Oekraïne op een feestje staat met Humenyuk en het hele gajes. “Daarom gebeurt er geen moer, want het zijn gewoon vrienden”. Vertelde hij de pers, waarna het hele mediafiasco weer van voor af aan begon.
Militieleider/dichter Humenyuk maakte fouten
De Oekraïense journalist ging een klein stukje bij militieleider Humenyuk vandaan staan. Hij had hem net geïnterviewd over de Nederlandse meesters die hij aan het front zou hebben gevonden. Helaas had Humenyuk zich keurig aan het ‘script’ gehouden, en was er niets nieuws uitgekomen. De crew om hen heen was aan het opruimen, en de journalist vroeg: “Maar je hebt die schilderijen wel gewoon, toch?” “Ja, natuurlijk,” antwoordde Humenyuk triomfantelijk, een vals lachje spelend om zijn lippen. “Natuurlijk heb ik die schilderijen. Maar dat ga ik toch niet op camera vertellen.” Helaas voor Humenyuk had hij dat precies wél gedaan, want de camera stond nog aan. Het interview werd uitgezonden op de Oekraïense tv, en toen wist iedereen waar de schilderijen écht waren. De Oekraïense media stopte abrupt met het lastigvallen van Brand en Geerdink.
Op 14 april 2015 werpen de tactieken van de kunstdetective hun vruchten af. Er vond een persconferentie plaats in Oekraïne. De Nederlandse ambassadeur liep de conferentiezaal binnen en zag overal camera’s. Hij dacht: Wat gaat hier gebeuren? Opeens werden de vier belangrijkste vermiste schilderijen van het Westfries Museum de zaal binnengedragen. Verbaasd keek de ambassadeur door zijn zilveren bril; Brand had dus toch gelijk. Toen de schilderijen op hun plek stonden, nam Pavlo Klimkin, de Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken, het woord: “Het succes van vandaag zal de relatie tussen Nederland en Oekraïne bevorderen en invloed hebben op de discussie in Nederland na de uitkomst van het referendum.” Brand onderhield zijn contacten in Oekraïne, en een paar weken nadat de eerste vier schilderijen waren teruggevonden, is het raak! Petrovna had het vijfde schilderij opgespoord bij een kunsthandelaar en hem zover gekregen dat hij het aan Nederland wilde teruggeven.
Terugkerende schilderijen en feest in het museum
De terugkeer van de eerste vijf schilderijen werdt groots gevierd in het Westfries Museum. Dan blijft het bijna tien jaar lang stil. Rusland valt Oekraïne binnen en de vermiste schilderijen verdwijnen naar de achtergrond. Tot afgelopen mei, wanneer het zesde schilderij opduikt in Polen. Een Oekraïner blijkt daar een van de Hollandse meesters in handen te hebben gekregen. Brand vermoedt dat de meesterwerken van hand tot hand gaan als een soort borg en dat de achttien nog missende schilderijen druppelsgewijs terug zullen keren naar Nederland. Geerdink is ook hoopvol: “Dit sterkt ons in de overtuiging dat de nu nog missende achttien kunstwerken ooit ook weer in het museum te zien zullen zijn.”
Het teruggevonden schilderij, Rebecca en Eliëzer van de Hoornse schilder Jan Linsen, bevindt zich momenteel nog in Krakau. De Polen hebben een kleurenfoto gestuurd waarop het schilderij nog in goede staat lijkt te verkeren. Of de resterende achttien lege lijsten in het Westfries Museum ooit nog opgevuld zullen worden, zal de tijd ons leren. Brand heeft nog veel contacten in Oekraïne en is nog steeds bevriend met Orlov. De zes belangrijkste schilderijen zijn inmiddels terug. Zodra de oorlog voorbij is, gaat Brand verder met de zoektocht naar de overige achttien…