Na 48 jaar weer naar Afrika

Na 48 jaar weer naar Afrika

Foto van Herman (rechts) bij de evenaar in Uganda (Archiefbeeld 2008)

“Ik denk iedere week wel eens aan hoe het was”, zegt de 72-jarige Herman van den Berg tegen Piet met veel verwondering. “Zullen we weer eens teruggaan naar het mooie, groene Uganda? Ik ben echt benieuwd hoe het daar nu is”, vertelt Herman aan zijn vriend. “Ik weet dat ik steeds niet wilde, maar ik wil voor mijn overlijden toch nog een keer terug”, zegt Piet. Herman is erg enthousiast dat hij dit zegt, want hij wil al heel lang terug, maar hij wil niet alleen. “Laten we het maar een keer doen! Zullen we de reis boeken?”

Met de loop der jaren krijgt Herman toch steeds meer de drang om weer terug te gaan. Hij wil terug naar het verre Uganda, het Afrikaanse land waar hij als twintiger naar afreist voor twee jaar van mei 1958 tot mei 1960. Hij verblijft daar om te werken als architect. De 22-jarige Herman heeft voor deze reis nog geen stap buiten Zwolle gezet. Hij wil naar Afrika, omdat hij de behoefte heeft om mensen te helpen. Hij komt uit een katholiek gezin met veel kinderen en daar leert hij dat het goed is om elkaar te helpen. Zijn oudere broers zitten allemaal in het leger en daarom hoeft Herman zelf niet bij het leger. Maar hij wil toch graag iets betekenen voor anderen, want hij vindt dit op jonge leeftijd al belangrijk. Daarom wordt hij via zijn kerk op de hoogte gebracht van een jeugdorganisatie. En die organisatie heeft een mogelijkheid om als vrijwilliger naar Afrika te gaan, maar de jongens moeten wel in de bouw werkzaam zijn. Herman is super blij met deze informatie, want hij heeft aan de middelbare technische school gestudeerd en hij werkt in die tijd al een jaar lang bij een architectenbureau in Zwolle. In die periode dat hij daar werkt, is er wel een bestedingsbeperking in Nederland, dat betekent dat er erg bezuinigd wordt en dat veel mensen werkloos worden. Daardoor wordt Herman ontslagen en schrijft hij in die periode zich in als vrijwilliger. Herman heeft die tijd in Afrika als positief ervaren, maar hij denkt nu, 48 jaar later, nog vaak aan die gedachten dat hij aan het einde van het avontuur in Uganda het leven daar zo zwaar, moeilijke en vreemd vond. Maar toch komen de verlangens er jaren later om het land te bezoeken. Gedachten als ‘Hoe zou het daar toch zijn?’ en ‘Wat is er allemaal veranderd?’ dwalen al jaren in zijn hoofd.

 

De reis naar Uganda

Met het vliegtuig vanaf Brussel gaan ze in september 2008 naar de hoofdstad Kampala. De mannen hebben voor 14 dagen geboekt, omdat Piet dat graag als wens heeft. Herman wil wat langer te blijven, maar hij wil niet alleen reizen. Dat vindt hij saai. De vlucht naar Uganda verloopt vlekkeloos en duurt 10 uur. ‘s Avonds komen Herman en Piet aan op het vliegveld in Kampala. Herman kijkt zijn ogen uit als hij uit het vliegtuig stapt. Het vliegveld heeft een glanzende marmeren vloer en een grote hal. Het vliegveld ziet er heel anders uit dan vroeger vindt Herman, dit komt omdat dictator Idi Amin enorm veel geld in het vliegveld heeft gepompt. Amin, ook wel de ‘slachter van Afrika’, heeft gedurende zijn periode van 8 jaar regeren ongeveer 300.000 mensen gemarteld, ontvoerd en vermoord. In de periode dat Amin het land leidde, is er veel verwoest en veranderd in het land. De dictator wordt in 1979 afgezet en vlucht naar Libië.   

Als Herman het vliegveld uit loopt, ziet hij een Afrikaanse man staan met een groot kartonnen bord met hun namen erop. Herman kent de man niet, maar hij heeft de chauffeur geregeld via een pater in Nederland via de mail. Hij loopt met Piet en de koffers naar de chauffeur toe. Ze doen de koffers in de auto en de man rijdt Herman en Piet met een zwarte auto naar een klooster in Kampala toe. In dat klooster, waar Herman en Piet gaan overnachten, zit een Nederlandse pater met andere paters uit landen als Canada en Engeland. Herman en Piet komen aan op de plek van bestemming en Herman gaat snel naar de kamer om te slapen, want hij is erg moe van de reis. De kamer waar hij voor de komende dagen gaat overnachten heeft de kleur van gebroken wit op de muren en heeft een typisch jaren 70 indeling. 

 

Veel veranderingen

Een paar dagen later besluit Herman samen met Piet op roadtrip te gaan naar het Queen Elizabeth National Park. Het wordt Herman afgeraden om als onervaren, witte man alleen te rijden. Want als hij maar iets zou krijgen, bijvoorbeeld een kleine botsing, dan zou je de grootste ellende kunnen krijgen met de bevolking. En dat wil hij liever niet. Dus ze besluiten alle tripjes met een chauffeur te doen, want dat is veiliger. Herman moet wel even wennen, want vroeger konden ze zelf de auto pakken en op zoek gaan naar wilde dieren. Maar nu gaat hij met een chauffeur vanuit Kampala naar het park toe. 

Terwijl hij door de straten van Kampala rijdt, staat hij versteld van wat er gebouwd en veranderd is. Meer moderne wegen en straten. Maar hij schrikt er ook van. Hij vindt het jammer dat zoveel groen weg is gegaan. Voor dat groen zijn er meer mensen voor in de plaats gekomen. Er zijn veel meer woonwijken gekomen op de plekken waar eerst jungle was. Als Herman met de chauffeur over de grote weg rijdt, is het ook veel drukker als 48 jaar geleden. Het is net alsof hij in een hele nieuwe wereld is belandt. In 1960 is het inwoneraantal 6,767 miljoen en in 2008, 30,43 miljoen. In die 48 jaar is het meer dat verviervoudigd. Herman is trots dat het land zoveel welvarender is geworden, maar hij kijkt ook met verdriet neer op alle veranderingen.

Op die dag rijden ze honderden kilometers door de natuur. Het park ziet eruit als een schilderij. Herman denkt tijdens het rijden door het mooie, heuvelachtige gebied, aan de tijd dat het er wemelde van de zebra’s, leeuwen en olifanten. Nu merkt hij op dat er veel minder dieren zijn dan vroeger. Waarschijnlijk door de stroperij, denkt Herman terwijl hij in de auto zit. Hij zegt tegen Piet dat het zonde vindt en praat er nog vaak over tijdens de reis door de natuur.

Herman merkt ook op tijdens de roadtrip dat de plaatselijke mensen uit Uganda anders tegen hem doen. Hij denkt dat het komt door de afschaffing slavernij en dat zwarte mensen daardoor anders zijn gaan kijken naar witte mensen. In Kampala, de stad waar hij verblijft, voelt Herman zich soms ook niet helemaal op zijn gemak, omdat hij echt kan merken dat de stemming en de openheid van de bevolking weg is. Maar Herman denkt dat het in 1960, toen hij in Afrika was, ook niet helemaal goed zat. Toen gingen vrouwen soms op willekeurige momenten buigen voor hem, dat vindt hij nu ook niet meer normaal. Herman vindt dat hij toen veel privilege had en het leek echt alsof hij op een soort eiland woonde destijds. Maar nu voelt het net alsof de hele bevolking is omgeslagen met hoe ze zich opstellen tegenover hem.

 

De kerk in Kisubi

Herman is erg benieuwd naar hoe de kerk in Kisubi, die hij gebouwd heeft, eruit ziet na al die jaren. Dus hij besluit de kerk te gaan bezoeken. Eenmaal aangekomen op de plek van bestemming ziet hij de school ‘Kisubi College’, die eigenlijk diende als een soort internaat voor jongens, met tegenover de desbetreffende kerk. De kerk is in 1958 gemaakt met roodbruine stenen. Bovenop de kerk staat een kruis van Jezus. De kerk ziet er niet heel oud uit en is Westers en modern voor een land als Uganda. “Het lijkt net alsof de tijd heeft stil gestaan”, zegt Herman tegen Piet. Terwijl hij naar de kerk aan het lopen is, ziet hij de grote, brede trap die hem moet denken aan een merkwaardige gebeurtenis. Hij grinnikt en Piet vraagt waarom Herman aan het lachen is. Herman vertelt dan aan Piet over de familieleden die op bezoek kwamen bij hun zoons op het internaat. “Die familieleden hadden toen nog nooit op een trap gelopen en zagen het toen voor het eerst. Die mannen en vrouwen gingen toen kruipend over de trap naar boven, want ze begrepen het niet”, zegt hij lachend. Herman en zijn vriend wandelen weer verder op het terrein om de kerk te bekijken. 

Lopend door de kerk denkt Herman aan het bouwen van de kerk. Al die muren en kerkbanken heeft hij met Piet voor gezorgd, want zij gaven de leiding. Met de plaatselijke bevolking heeft hij het allemaal gemaakt. Hij heeft toen niet echt een band gekregen met de anderen bouwlieden, want de mensen zijn daar van komen en gaan. Vaak waren ze mensen kwijt en de communicatie ging stroef, want Herman spreekt niet heel goed Engels en de Afrikanen ook niet. Achteraf vindt hij het wel jammer dat hij niet echt een band heeft met mensen daar, nu zou hij zich meer verdiepen in bepaalde mensen en de taal. Herman heeft meer een band met het land. 

Hij is trots dat hij die kerk 48 jaar geleden heeft gebouwd met die middelen, beperkingen en het onvermogen van die plaatselijke mensen die er toen was. Hij vindt het goed dat ze de leiding hebben gegeven aan die Afrikanen, ondanks dat het contact stroef ging. Herman kijkt erop terug met een voldaan gevoel. De kerk ziet er nog steeds even mooi uit als in 1960, vindt hij. Herman is blij dat alles er nog staat, want het gebied waar de kerk is gebouwd heeft soms aardbevingen. Ook vindt Herman dat alles goed is onderhouden en er schoon uit ziet. Het wordt goed gebruikt door de bevolking, en dat was ook de bedoeling van het hele bouwplan. “We hebben het niet voor niets gedaan”, zegt Herman tevreden tegen Piet.  

Terug in Nederland

Als Herman weer in Enschede is wil hij graag met de rest van zijn omgeving delen hoe de reis in Uganda was. En daarom schrijft hij een kort artikel over zijn avontuur voor de parochie krant. Hierin laat hij duidelijk merken dat het indrukwekkend was, in positieve en negatieve zin. Hij geeft ook aan dat deze reis een bezoek was. Hij noemt de reis geen vakantie, omdat als iemand op vakantie gaat, dan ga je lekker uit je bol en dat was daar niet, vindt Herman. 

Herman denkt bij tijden na over Uganda, het land waar hij verliefd op is geworden. Hij houdt de ontwikkelingen van het land in de gaten. Vooral aan zijn huis kan je zien dat hij van het land houdt. Want het huis van Herman en zijn vrouw Mieke staat vol met herinneringen van Uganda. Zo hangen er verschillende maskers uit Afrika aan de muur en meerdere bronzen sculpturen op de planken. En achterin de boekenkast liggen stapels met boeken over zijn geliefde land Uganda.

 

 

[aesop_image img=”https://svjmedia.nl/specialisaties/wp-content/uploads/sites/735/2022/04/Schermafbeelding-2022-04-12-om-13.53.06.png” panorama=”off” credit=”De kerk die Herman en Piet gebouwd hebben (Archiefbeeld 2008)” align=”center” lightbox=”on” captionsrc=”custom” captionposition=”left” revealfx=”off” overlay_revealfx=”off”]

Over de auteur

Isabelle Welling

21 jaar | Journalist | Student SvJ | Minor gedaan in Ierland | Eerder: Afstuderen bij RTL Nieuws, Stagiair NOS Evenementen & Freelancer NUjij | Utrecht/Nijmegen