Al ruim twintig jaar vraagt Arjan Spannenburg zich af wat het effect is geweest van zijn missie in Kosovo. Na 23 jaar gaat hij dan ook terug om te kijken naar de effecten van zijn missie destijds “Heeft het geen wat we daar toentertijd hebben gedaan wel nut gehad en kun je daar nog wat van terug zien?”
Heeft het geen wat we daar hebben gedaan nut gehad? Een volmondige nee, dat is het antwoord dat Spannenburg geeft als het we het hebben over Afghanistan, zijn laatste uitzending. “De missie in Afghanistan heeft voor zowel de lokale bevolking als de stabilisatie uiteindelijk niets gebracht, ik had er net zo goed niet heen kunnen gaan.”, vertelde hij. Het geniehulpbataljon waar hij tijdens zijn eerste missie deel van uitmaakte, werd destijds naar Kosovo gestuurd om het gebied te stabiliseren en te ondersteunen in de wederopbouw net zoals in Afghanistan. Vandaar dan ook de brandende vraag hoe het er daar nu aan toe gaat. Afghanistan daar zal hij nooit meer naar terugkeren, maar zijn allereerste missie in Kosovo dat hield hem nog sterk bezig.
Vanuit de vele foto’s die hij destijds maakte en de locaties die hij heeft bezocht, heeft hij een selectie gemaakt om deze te vergelijken met de huidige situatie. De vraag is of de ontwikkelingen ook werkelijk zichtbaar zijn en of het land erop vooruit is gegaan in de afgelopen 23 jaar. Iets wat alleen te achterhalen is door ernaartoe te reizen. Dit heeft hij echter niet alleen gedaan, ik ben met hem meegegaan om zijn bevindingen vast te leggen.
zijtekst: De oorlog in Kosovo
In 1989 ontnam de Servische president Milosevic de autonome status van Kosovo. In de jaren daarna verloren de Kosovaarse Albanezen alle rechten die hun taal en cultuur konden garanderen. Dit leidde uiteindelijk tot een gewapend conflict die in 1998 zelfs een dreiging werd voor de omringende landen. De NAVO en de VN probeerde dan ook in februari 1999 de partijen aan de onderhandelingstafel te krijgen. Gedurende deze periode werd Kosovo etnisch gezuiverd door de Serviërs. Zij weigerde een akkoord te tekenen waarop de NAVO bombardementen op Servische doelen uitvoerde. Pas op 9 juni 1999 ging Servië akkoord met een staakt-het-vuren en de gefaseerde terugtrekking van alle eenheden uit Kosovo.
Na dit akkoord stuurde de NAVO, eenheden om het gebied te helpen in de stabilisatie en wederopbouw. Nederland besloot op 10 juni een geniehulpbataljon te sturen als bijdrage aan de NAVO. Dit hulpbataljon bestond uit 857 militairen, 230 voertuigen, 30 rupsvoertuigen en 12 bouwmachines.
Rakovina
1999/2022 – De route naar Rakovina, toen en nu. Enkele woningen zijn bijgebouwd, maar zelfs de elektriciteitspalen zijn terug te vinden.
“Nou, de route na de twee bruggen is al aardig verbeterd. Waar we vroeger er bijna twee uur over deden, hobbelend over een zandpad zijn we er nu binnen een kleine 50 minuten via de nu verharde weg.”, zegt Spannenburg lachend terwijl we onderweg zijn met de auto. Niet veel later komen we dan ook aan op de locatie waar we naar opzoek zijn. De twee bruggen bij Rakovina die door rakketen van de NAVO waren vernietigd, om zo destijds de opmars van de Serviërs te stoppen.
1999/2022 – De noodbrug bij Rakovina is inmiddels vervangen door een betonnen brug die nog vele jaren mee kan.
Vol verwachting kijkt hij naar de infrastructuur die voor hem ligt. “Ik had verwacht meer terug te zien van de bruggen die we toentertijd hebben gebouwd”, geeft Spannenburg aan met een teleurgestelde blik op zijn gezicht. Een echt grote verassing was het niet voor hem, omdat hij van een lokale bewoner al te horen had gekregen dat de bruggen vrij snel waren vervangen nadat de Nederlanders vertrokken waren. Maar toch droop de teleurstelling van Spannenburg zijn gezicht, “Waarom hebben ze dan niet gelijk de nieuwe bruggen gebouwd, als deze toch zo snel weer vervangen zouden worden?”
Echter zijn er nog verschillende sporen van de oorlog terug te zien rondom de bruggen. Aan de zijkant van de weg staat Spannenburg dan ook enthousiast te wijzen naar verschillende lijnen in het wegdek. Duidelijke plekken waar de oude door KFOR aangelegde infrastructuur overgaat in de nieuwe moderne brug. Ernaast staat een indrukwekkend monument voor de slachtoffers die toentertijd op de brug zijn overleden. Kijkend naar het monument zien we verschillende pilaren met daarop gezichten van zowel soldaten in uniform, als burgers. “Ik kan me nog goed herinneren dat bij het bij herstellen van de brug, ze eerst de restanten van een auto moesten bergen. Dit zullen waarschijnlijk dan ook de inzittenden zijn geweest.”, concludeert Spannenburg terwijl hij kijkt naar de goed onderhouden bloemenkrans.
2022 – Het monument ter nagedachtenis aan de omgekomen mensen tijdens de aanval op de brug.
Aan de zijkant van de brug waar een zandpad naar beneden loopt, kijkt Spannenburg nog eens aandachtig naar het wegdek. “Ik herinner me nog goed de zanderige paden met kuilen op de route naar de brug als ik voeding en materialen naar mijn collega’s moest brengen. De aanvoerweg voor zowel het voedsel als voor de onderdelen van de brug liep langs de spoorlijn, waar een van de bruggen overheen ging.”, zegt hij terwijl we naar beneden lopen richting spoorlijnen die al jarenlang niet meer gebruikt zijn. De aanvoer van brugdelen ging volgens hem langs het spoor via een speciaal pad, omdat de trekker opleggers anders de bocht niet konden maken.
1999/2022 – De oude brug die op het spoort ligt is inmiddels weer opgebouwd, het spoor is nog altijd ongebruikt.
Tot de grote verbazing van Spannenburg, wat te zien is aan zijn opeens versnelde loopje, was dit pad waar hij vaak overheen had gereden nog enigszins terug te zien. Met aan de rechterkant van het pad het spoorhuisje dat er toentertijd ook al leeg en vervallen bij stond. “Vroeger maakte je jezelf regelmatig zorgen over het raken van die huisjes met je vrachtwagen. Maar ik had niet verwacht dat je het pad waar we toentertijd overheen reden nu nog terug zou zien.”, vervolgt Spannenburg terwijl we langs de huisjes lopen terug richting de auto.
1999/2022 – de vroeger door vrachtauto’s veel gebruikte route is tegenwoordig niet meer dan een voetpad.
Drenoc
De volgende stop was een dorp genaamd Drenoc, daar ging Spannenburg op bezoek bij een basisschool die destijds door KFOR was herbouwd. In de oorlog was deze volledig aan gort geschoten en zat er geen raam meer in. Rijdend over een weg in vrij ruraal gebied komt Spannenburg net voordat we Drenoc inrijden tot een interessante bevinding. Terwijl we namelijk langs het naambordje van het dorp rijden valt het hem op dat er maar één naam op staat. Iets wat opvallend is omdat in Kosovo over het algemeen op de plaatsnaamborden twee talen staan, namelijk Servisch en Albanees.
2022 – Drenoc is een van de weinige plaatsen dat nog maar een taal op de naamborden heeft.
Deze naamborden zijn dan ook vaak het slachtoffer van nationalistische uitingen, waarbij vaak de Servische of Albanese vertaling wordt besmeurd. Dit is afhankelijk van het gebied waarin je bent waardoor je duidelijk kunt herleiden dat er nog onderliggende spanningen zijn tussen de bevolkingsgroepen. “In het verleden heette dit dorp Drenovac. Maar omdat het door de Serviërs is afgebrand, hebben ze uit haat alles wat Servisch is het straatbeeld gehaald. Ook hebben ze het dorp hernoemd met alleen een Albanese naam, nu dus Drenoc.”, legt Spannenburg uit terwijl we het dorpje inrijden.
Aangekomen in het dorp, met de auto geparkeerd vlak voor de basisschool, stappen we uit. Ook nu ziet Spannenburg weer iets opvallends, namelijk dat recht voor de basisschool een UCK-monument staat. “De UCK was het vrijheidsleger van Kosovo die net zoals het Servische leger verschrikkelijke dingen hebben gedaan gedurende de oorlog om zo controle te krijgen over Kosovo”, vertelde Spannenburg terwijl we naar het imposante beeld van twee oorlogshelden kijken. Het is een beeld waar twee mannen trots naast elkaar staan, beide gewapend met onderaan de sokkel een bloemenkrans.
2022 – Nationalisme is op veel plekken terug te zien via UCK-monumenten.
Na een wandeling van nog geen 2 minuten stonden we voor de ingang van de basisschool, waar we werden opgewacht door onze drie gastheren. De directeur van de school, de cultureel leider van het dorp en de docent Engels onthalen ons met een paar stevige handrukken en een vriendelijk dankwoord, die de docent Engels gelukkig voor ons weet te vertalen. Niet veel later zitten we in het kantoor van de directeur waar Spannenburg uitlegt wat hij in 1999 gedurende zijn missie heeft gedaan. Vol interesse zitten zowel de directeur als de cultureel leider van het dorp te luisteren en al snel wisselen ze verhalen uit over die tijd, om aansluitend de school te bekijken.
2022 – De kinderen spelen op het schoolplein slechts bewust van de oorlog via de verhalen en foto’s van anderen.
In de klaslokalen wordt Spannenburg luidkeels begroet door de kinderen die allemaal nieuwsgierigheid kijken naar het onverwachte bezoek. Tot de verbazing van Spannenburg wijst de docent Engels in elke klas een leerling aan die zich vervolgens in goed Engels voorstelt en vrolijk een gesprek begint. “De kinderen spreken echt verassend goed Engels, maar sommige leerlingen zelfs met een vol Brits accent.”, fluistert hij terwijl een andere student door de docent wordt aangewezen. Dat ze zo goed Engels spreken komt volgens de docent doordat de leerlingen zodra ze op de basisschool zitten al vroeg beginnen met het leren van de taal.
1999/2022 – Destijds waren de klaslokalen onbruikbaar door de oorlog, tegenwoordig zijn ze goed onderhouden met kunststof kozijnen.
De kinderen zelf vertellen aan Spannenburg dat ze Engels mede leren doordat ze veel op YouTube filmpjes kijken. Dit tot lichte teleurstelling van de docent Engels, die afkeurend aangeeft dat hij maar niks snapt van al het internet gedoe.
2022 – We werden warm onthaald, waren overal welkom en de kinderen waren super leergierig.
Nadat Spannenburg in ongeveer alle klassen is geweest, daar de vele vragen van de kinderen vol enthousiasme heeft beantwoord en ze de foto’s uit zijn fotoboek hebben bekeken, wordt het tijd om te gaan. De leerlingen bedanken Spannenburg voor zijn dienst in het leger en zwaaien hem uit. “Het is bijna ongemakkelijk hoe dankbaar de mensen nog steeds zijn voor de hulp die we destijds geleverd hebben.”, verteld hij terwijl we de school uitlopen. Dit is niet alleen terug te zien aan de leerlingen maar ook aan de directeur die ons de rondleiding gaf. “Los van de vele keren dat ik werd bedankt voor wat ik gedaan heb destijds, is ook de hoeveelheid tijd die ze voor ons hebben vrijgemaakt naar Nederlandse standaarden absurd te noemen.”, concludeert Spannenburg. Na het maken van verschillende foto’s van de buitenkant van de school, zit de dag er alweer op en lopen we richting de auto.
1999/2022 – Destijds was de school onbruikbaar, tegenwoordig is er modern onderwijs voor de kinderen.
Op de terugweg concludeert Spannenburg dat de hulp die Defensie heeft geleverd wellicht klein lijkt, maar op de lange termijn grote effecten heeft gehad. “Je ziet aan de mensen en hoort aan hun verhalen dat onze hulp het duwtje in de rug is geweest om toch door te kunnen gaan.” zegt hij. De algemene conclusie die hij trekt in het vliegtuig op weg naar Nederland is dan ook dat de ontwikkeling in Kosovo in een hoog tempo vooruit is gegaan, maar dat ze nog wel verschillende uitdagingen moeten overwinnen zoals bijvoorbeeld de corruptie in het land. Toch antwoord Spannenburg met een enthousiaste “Ja!”, op de vraag of zijn missie in Kosovo voor zijn gevoel nut heeft gehad. “Ik denk dat we een groot verschil hebben kunnen maken voor de mensen”.