De witte asbak

De witte asbak

Ze heeft een half uur op het plastic stoeltje onder de warme douchestralen gezeten. De zuster helpt haar in de blauw met wit gestreepte pyjama waarvan de stof voelt als een warme knuffel die ze nodig heeft. Haar moeder heeft deze speciaal voor haar gemaakt. Haar lichaam verplaatst zich horizontaal op het matras en ze trekt de harde dunne stof tot over haar gespannen buik. De wieltjes piepen als ze naar een andere kamer wordt gereden. Linksachter in de hoek is nog een plekje vrij. Rechts en tegenover haar staan vijf andere bedden waarvan ieder bed een klein gevuld bakje naast hun heeft staan. Een vrouw geeft de borst en de ander kijkt in het bakje of ligt te slapen. Naast Denise komt niets te staan. Ze zou morgen de eerste dag van haar verlof krijgen, maar in plaats van dat ze eindelijk rust kan nemen maakt ze zich nu zorgen. Zeven maanden altijd met z’n drieën geweest en nu ieder apart van elkaar. Langzaam om haar heen ziet ze alleen nog de lichtjes van de ziekenhuisapparaten zachtjes knipperen. Haar ogen staren in het donker en soms hoort ze een klein huilgeluid om haar heen of een sussende moeder maar verder stilte. Ze voelt een steek in haar lichaam. ‘Hoe zou het met ze gaan?’, vraagt ze zich af. ‘Wie zorgt er nu voor hen als ze niet kunnen slapen? Hoe gaat het met Ed? Wanneer mag hij morgen langskomen? Waar liggen ze nu?’. Ze probeert zich de dag te herinneren, alles is in een stroomversnelling gegaan en ze kon niets anders doen dan zich er aan overgeven.

 

Vanaf het eerste moment dat Denise samen met Ed door de draaideuren loopt wordt ze meegenomen door de protocollen en gewoontes van het ziekenhuis. Ze lopen een witte jas achterna door een oneindige gang met aan weerzijde dezelfde deuren. Ze krijgt een stoffen doek aangereikt en zonder aanwijzing trekt ze haar kleding uit en glijd ze de doek in. Haar lichaam verplaatst zich horizontaal. Ed neemt plaats op de stoel die naast haar staat. In haar armen voelt ze prikjes en ze wordt verbonden aan een piepend apparaat. De muren zijn oud geel, zoals ze zich had voorgesteld en door het raam kan ze zien dat de zon langzaam is gaan zakken. Tot hier kan ze het voor zich halen, alles daarna is in een roes aan haar voorbijgegaan. Een zuster genaamd Dorien kijkt Denise met kalme ogen aan. ‘Adem maar met mij mee’. Dat is het enige wat ze nog herinnert. Denise ademt mee. Ze mag zich nog niet overgeven aan de sterke stroming, pas als de gynaecoloog aanwezig is. Ze moet tegen de stroming in blijven zwemmen en de honderden kilo’s die in haar buik naar beneden drukken moeten daar blijven. Het voelt als uren lang. Uren alleen het geluid van de uitademing van Dorien die binnendringt. Tot ze het eindelijk mag laten gaan. Gelijk wordt haar eerste dochter in de couveuse gelegd. Ze kan zich niet meer herinneren dat haar tweede dochter op haar borst wordt gelegd en nog voor ze dat bevat wordt ook zij in een couveuse gelegd. Beide alleen en zonder moeder of zusje. Denise kan nog net een korte blik op hen werpen als ze de twee bakjes de hal op ziet rijden. Dorien vestigt zich aan het voeteneinde van het bed en kijkt Denise met dezelfde kalme ogen aan. ‘Ik ga je even hechten’. Denise knikt en blijft in haar ogen kijken. ‘Hoe heten je dochters?’. ‘Robin en Myrthe’, antwoordt Denise. Langzaam begint haar hoofd iets minder mistig te worden. Ze ziet Dorien lachen tussen haar benen door. ‘Pas maar op, als ze 16 zijn pikken ze je lippenstift’. Grinniken doet zeer aan haar buik.

 

De wereld buiten de ziekenhuisdeuren voelt vervreemd en de dagen lijken zich opeenvolgend te herhalen. Ze gaat als vanzelf mee in het ritme van het ziekenhuis. Elke ochtend en middag, om dezelfde tijd, komt een witte jas haar ophalen en rijden ze de gang door. Haar lichaam is nog te broos om zichzelf te verplaatsen. Ze gaan de lift in en de witte jas drukt op nummer zes. Elke etage omhoog voelt ze haar moedergevoel groeien. Nog een gang door en aan het einde de linkerkamer in waar ze in de laatste twee bakjes van de rechter rij liggen. Hun lichamen kleurrijk van alle draden die aangesloten zitten aan piepende kasten. Haar oren kennen de piepjes en haar handen herkennen met warme glas. Ze zou zo graag hun zachte huidjes even willen aanraken om te laten weten dat ze er is. Haar lichaam vult zich met nieuwe kracht om zich door de dag te kunnen begeven. In de ochtend is het moment waar ze de hele nacht over piekert, dus elke keer weer heeft ze haar vingers gekruist en houdt ze haar adem in. Een andere witte jas komt binnen om de twee te wegen. Ze stinkt naar een asbak en Denise kijkt afkeurend als de handen bij het bakje van haar kinderen komen. Elke gram is er een, maar het is nog niet genoeg besluit de witte asbak. Wanneer wordt besloten dat de bezoektijd om is, rijdt de witte jas haar terug naar de tweede etage. Naar de kamer met gevulde bakjes en zorgeloze moeders. In de avond gaat Ed samen met haar naar de zesde etage. Eén keer per dag mag het gezin zich herenigen.

 

Zodra de zon opkomt is Denise wakker en hoopt ze straks te horen dat de meisjes genoeg wegen. Om haar heen beginnen meerdere kleine huilende geluiden te klinken. Ze probeert via haar elleboog haar lichaam een beetje omhoog te bewegen en zwaait haar benen van het matras waarnaar ze haar voeten in de dunne pantoffels stopt die naast haar bed staan. Haar lichaam voelt als een grote blauwe plek bij elke stap richting de deur. Eindelijk heeft ze niemand nodig die haar verplaatst. In de gang is het stil en leeg dus langzaam zet ze de ene voet voor de andere voet. Haar hoofd voelt nog steeds een beetje mistig. Wanneer ze naar links kijkt, knijpt ze haar ogen een beetje samen als het kleurrijke licht weerkaatst in haar gezicht. Ze pakt de klink vast en duwt deze naar beneden. Links en rechts van haar staan rijen houten banken. Ze loopt het middenpad door, naar de vele schitteringen die voor haar staan en voelt de warmte in haar gezicht toenemen. Ze pakt een kaarsje en houdt deze in de vlam van een ander. ‘Ik hoop dat jullie snel naar huis mogen met mij en hier gezond uitkomen’, zegt ze terwijl ze het kaarsje in een lege standaard plaatst.

 

Ze stapt de drempel van de voordeur over. Ed moet naar werk overdag dus hij kan niet thuisblijven dus ze is alleen. Ze loopt zonder gedachten naar boven, de kamer in. Zodra ze de twee wiegjes ziet stokt haar adem en begint haar lichaam te schudden en rollen de tranen van haar wangen. Ze proeft zout in haar mond. Ze mochten nog niet mee van de witte asbak. De paar gram die zich hadden opgeteld, waren weer niet genoeg dus ze kan niets anders doen dan wachten en hopen. Nog steeds onder toezicht van het ziekenhuis vullen haar dagen zich met bezoeken. De witte jas heeft bepaald dat haar kindjes in nieuwe bakjes mogen zonder draden en met extra warmte. Haar handen kunnen eindelijk de zachte huidjes aanraken. Ze voelt zich moeder elke keer als ze haar dochters weer ziet. Wanneer de witte jas zegt dat het tijd is om te gaan, mag ze zich op het bord in de gang intekenen voor de volgende dag. Achter de namen Robin en Myrthe staan drie tijdstippen die zich verspreiden over de dag en in elk van de vakjes zet ze een vinkje. Thuis vullen de lege wiegjes zich weer met hopen en wachten.

 

Het is bijna een maand geleden dat haar leven is overgenomen door het ritme van het ziekenhuis. De dagen rijgen zich aan elkaar van het heen en weer rijden naar ziekenhuis. De zon is pas net op als ze de draaideuren door loopt. In de lift klikt ze op nummer zes en loopt de gang door naar de laatste kamer links. Haar glimlach wordt groter als ze stilstaat bij de laatste twee bakjes. ‘Goedemorgen meisjes’. De witte asbak komt niet veel later de kamer in. Denise kruist haar vingers en haar adem stopt. In plaats van dat de rokerige handen naar het bakje gaan, legt ze een hand op Denise haar schouder. ‘Ze mogen mee naar huis’.

 

Over de auteur