Van student tot chef verslaggeving: wat je van oud SvJ’er Olof van Joolen kunt leren
‘Ik wist al snel: ik word journalist
‘Wiskunde was ik niet goed in, maar ik kon wel verhalen vertellen,’ zegt Olof van Joolen met een brede grijns. Al op jonge leeftijd wist hij wat hij wilde worden: journalist. Zijn vader, die als grafisch vormgever werkte, nam hem regelmatig mee naar redacties. ‘Dat voelde als thuiskomen. De dynamiek, het rumoer, de mensen, ik vond het geweldig.’ Zijn liefde voor taal, zijn interesse in geschiedenis en zijn natuurlijke nieuwsgierigheid vormden al snel de bouwstenen voor zijn toekomst. ‘Dankzij mijn vader kende ik die wereld al een beetje. Ik had eigenlijk vrij snel in mijn hoofd: ik wil bij een blad werken.’
In 1994 zette hij de eerste stap richting die droom en begon hij aan de School voor Journalistiek in Utrecht. ‘Destijds moest je nog worden ingeloot, dat was echt spannend,’ vertelt hij. ‘Gelukkig werd ik ingeloot.’ Maar het liep anders dan verwacht. Al binnen drie maanden begon hij in de praktijk en belandde hij bij Radio Haarlem 105. ‘Ik was helemaal niet bezig met nieuwsverslaggeving op de radio. Ik was geen nieuwsdier. Maar ik was meteen verkocht.’
Bij Haarlem 105 ontmoette hij iemand die eerder had gefreelancet bij Haarlems Dagblad. Dat wekte zijn interesse. ‘Je kon een centje bijverdienen en op jonge leeftijd al echt in de journalistiek werken, dat is natuurlijk fantastisch.’ Hij belde Haarlems Dagblad, mocht langskomen, en werd aangenomen. ‘Ze konden wel iemand gebruiken.’ Vanaf dat moment ging het snel. Hij werkte vervolgens voor het AD, de NOS, en uiteindelijk belandde hij bij De Telegraaf. Inmiddels schrijft hij al dertig jaar voor kranten. ‘Met een kleine tussenstop bij de NOS,’ zegt hij nuchter.
Journalistiek is geen trucje, het is een vak
Inmiddels is Olof al drie jaar chef algemene verslaggeving bij De Telegraaf. Hij stuurt een team aan van verslaggevers die al het binnenlandse nieuws verslaan, van moordzaken tot maatschappelijke thema’s. ‘Dat begint met basisvaardigheden,’ zegt hij. ‘Snel kunnen schakelen. Helder kunnen schrijven. En vooral: weten wat een goed verhaal is.’ Zelf probeert hij ook regelmatig nog verslag te doen. ‘Ik schrijf nu weer twee dagen in de week, omdat ik dat miste. Als chef wil ik betrokken blijven bij het vak.’
De rol als chef past hem goed, juist omdat het veel verder gaat dan alleen de dagplanning. ‘Je helpt dagelijks een krant samen te stellen, van titel tot tekst. Maar je denkt ook vooruit: wat willen we eigenlijk de komende maanden? Wat worden de focuspunten? Welke verhalen willen we brengen?’ Zijn jarenlange ervaring helpt hem daarin. ‘Ik loop al dertig jaar mee. En ik heb veel leidinggevenden meegemaakt, goede en minder goede. Dat vormt je. Zelf ben ik geen bullebak, dat past ook niet bij mij. Ik geloof in vertrouwen geven, mensen coachen en samen iets moois neerzetten.’
Gefascineerd door de Telegraaf
Olof was altijd al gefascineerd door De Telegraaf. ‘Het is een interessant bedrijf. We zijn nog steeds een grote, sterke titel, maar eind vorige eeuw was de macht van het bedrijf echt ongelooflijk. Er waren eigen vrachtwagens, eigen auto’s, een eigen garage, er stond zelfs een benzinepomp op het terrein. You name it, of ze deden het.’ Wat hem vooral aantrok, was de uitgesproken koers van de krant. ‘De Telegraaf maakt zijn eigen keuzes. Wij brengen de verhalen waarvan wij weten dat onze lezers ze belangrijk vinden.’
Die duidelijke identiteit is volgens hem essentieel. ‘Het draait om keuzes maken. Je kunt proberen iedereen tevreden te stellen, maar dan word je een soort kleurloze krant. Van alles een beetje, maar nergens goed in.’ Volgens Olof is het juist krachtig dat verschillende titels in Nederland hun eigen profiel hebben. ‘Ben je sportliefhebber? Dan zit je bij De Telegraaf goed. Wil je alles weten over duurzaamheid en stikstof? Dan doet Trouw weer uitstekend. Goede journalistiek heeft vele vormen. Ik geloof niet in één juiste manier, maar wél in trouw zijn aan je lezer en je identiteit.’
‘Doe, doe, doe, daar leer je écht van’
Wat Olof zich vooral herinnert van zijn tijd aan de SvJ, is dat je het vak niet alleen uit boeken leert. ‘Theorie is belangrijk, maar journalistiek leer je door te doen. Je moet je 10.000 uur maken. Journalistiek leer je niet uit een boek, maar in het veld.’ Zijn advies aan studenten is dan ook glashelder: begin zo vroeg mogelijk met schrijven. ‘Ga freelancen, doe stages, zoek klussen. Alles wat je maakt, telt mee.’
Tijdens zijn opleiding bleef hij constant werken: van lokale radio tot regionale kranten. ‘Ik verdiende mijn eerste geld met stukken schrijven. Veel leuker dan werken achter de bar,’ lacht hij. Op zijn 22e kreeg hij zijn eerste contract. ‘Ik ben er eigenlijk gewoon in blijven hangen.’ En ook al waren niet alle klussen even spannend, hij vond ze cruciaal. ‘Wees niet bang om de minder sexy dingen te doen. Straatinterviews, verkeersberichten, dáár train je je vakmanschap.’
Wat de SVJ volgens Olof zo bijzonder maakt, is de praktijkgerichte omgeving. ‘Als je het gebouw binnenloopt, voelt het als een redactie. Er worden artikelen geschreven, er wordt radio en tv gemaakt, het is rumoerig. Je komt meteen in een beroepsomgeving terecht.’ Daarnaast is het ook de plek waar je begint met netwerken. ‘Je leert mensen kennen, je krijgt gevoel bij het vak, je ziet hoe het er echt aan toegaat. Dat vond ik heel waardevol. Daar leg je de basis.’
Blijf nieuwsgierig
Wat hij leerde aan de SVJ neemt hij nog steeds mee: ‘Zelf initiatief tonen, jezelf blijven ontwikkelen, niet bang zijn om fouten te maken. Voor huidige studenten heeft hij een duidelijke boodschap: ‘Ga niet wachten tot iemand je belt. Bel zelf. Maak zelf verhalen. Niemand wordt een goede journalist door alleen in de collegezaal te zitten.’ Of, zoals hij het zelf kernachtig zegt: ‘Begin vandaag. Niet als je afgestudeerd bent.’
Tot slot een laatste tip die hij iedereen meegeeft: ‘Wees nieuwsgierig en stel vragen omdat je écht iets wil weten, niet omdat je iets wil bewijzen. Dan kom je het verst.’