Studentendecaan Michiel van den Anker merkt dat er in de wintermaanden meer studenten naar hem toe komen. ‘Ik heb zeker wel 3 of 4 gesprekken per week in deze maanden met studenten die niet lekker in hun vel zitten. Bij de een is het wel erger en serieuzer dan bij de ander. Soms is er sprake van kenmerken van depressiviteit en soms is het dat iemand zijn motivatie even kwijt is.’

Ook melden meer studenten zich in deze maanden aan bij verschillende hulpprogramma’s van de HU. ‘Ons Student Support Centre krijgt meer aanmeldingen voor trainingen en workshops dan normaal. Ook het platform ondersteuning via HU Wegwijs wordt drukker bezocht in deze maanden,’ vertelt de decaan.

Oorzaak

Volgens Michiel van den Anker kunnen er meer redenen zijn voor zo’n winterdip. ‘Soms zijn studenten net op kamers gegaan en moeten ze daaraan wennen. Het kan ook komen door financiële problemen. Ook bestaat voor 1 februari de mogelijkheid om met minder financiële risico’s te stoppen met de studie. Dit laat sommigen studenten twijfelen of ze wel de juiste richting hebben gekozen.’

Vaak is er echter sprake van een opstapeling van meerdere oorzaken. ‘De redenen die ik net opnoemde kunnen soms ook tegelijkertijd spelen. Als het dan ook winters weer is, kan je daar heel somber van worden. Een beetje de druppel die de emmer laat overlopen,’ aldus Michiel.

Hulp van de HU

Binnen de Hogeschool zijn er veel mensen en kanalen waar je heen kan voor hulp. ‘We hebben het Student Support Centre. Zij organiseren trainingen en workshops waar je met andere studenten dingen kan uitwisselen over je problemen. Daarnaast hebben we ook het platform ondersteuning via HU Wegwijs. Daar kan je veel informatie vinden en altijd terecht met al je vragen en problemen. Uiteraard kan je ook altijd naar een decaan of je SLB’er stappen,’ vertelt Michiel.

Het bespreken van dit onderwerp is heel belangrijk volgens Michiel. ‘Vroeger was praten over bijvoorbeeld een winterdip niet heel gewoon. Dat is gelukkig nu anders. Mijn advies is dan ook vooral er met iemand over te praten. Een decaan, je SLB’er, een docent of mede studenten. Misschien hebben zij wel dezelfde problemen. Het belangrijkste is vooral gewoon dat je er over praat. Als je dan niet doet, kan je daar later in het jaar last van krijgen.’