De eerste demonstratie

De eerste demonstratie

Foto: Frans van der Vlis

Opeens voelt ze een hand op haar onderrug. Met flinke kracht wordt Anne naar voren geduwd. Om te zien wie dat deed draait ze zich om, maar ze kon het niet achterhalen. Voor haar stonden namelijk een tiental mensen gehuld in zwarte kleren die met elkaar op de vuist gingen. Daaromheen stormde de rest van de betogers, als schapen die achternagezeten werden door de hond van de herder, alle kanten op. Anne draaide zich weer om en maakte dat ze weg was. Ze klapte tegen een aantal mensen op en voor ze het wist stond ze tegen het zijhek van de brug. Ze kon geen kant meer op. Om haar heen waren alleen maar rennende mensen en een aantal politiebusjes te zien. Haar hart slaat op hol en het zweet breekt uit. Waar is Britte eigenlijk gebleven?

Met een frisse herfst bries door de haren komt Anne aangefietst bij Leuvenhaven. Het is, zoals altijd, druk bij het kruispunt dat grenst aan de Erasmusbrug. Aan de overkant is nog een paaltje vrij waar ze haar fiets kan aan vastmaken. Hoewel de temperatuur rond de veertien graden hangt en de hemel met grijze wolken bedekt is, druipen kleine zweetdruppeltjes over haar gezicht. Anne besluit haar trui uit te doen en stopt ‘m in haar flets zilveren tas. Op nieuwe witte gympen begint ze haar wandeling richting het Afrikaanderplein. Dit wordt haar eerste demonstratie. Niet voor zichzelf, want welke alleenstaande dertiger kan zeggen dat ze een koopwoning in Noord heeft? Nee, vandaag loopt ze voor de toekomst. Voor iedereen die geen huis kan vinden, omdat investeerders altijd meer kunnen overbieden en de regering daar niks aandoet.

Het Afrikaanderplein staat vol met mensen, meer dan ze had verwacht. Aan de linkerkant van het terrein is een podium neergezet. Daaromheen staan tal van mensen te luisteren naar een vrouw. “Woningen voor mensen!” schreeuwt ze, waarop het publiek eromheen “Niet voor de winst!” terugroept. Het is een wonderlijk tafereel, maar dat geschreeuw is niks voor haar. Ze loopt verder, naar de achterkant van het terrein. Hier zijn minder mensen, voelt ze zich vrijer en de sfeer is gemoedelijker. Tegelijkertijd stinkt het hier ook meer dan vooraan. De ganzen hebben hun sporen goed achtergelaten voordat de demonstranten hun terrein betraden.

Anne voelt zich een beetje als outsider. In tegenstelling tot het gros van de demonstranten heeft zijn geen protestbord gemaakt. De leuzen die sommige protesteerders hebben opgeschreven vindt ze ontzettend leuk. Wie bedenkt nou ‘Ik ben vegan, dus ik hoef geen huisjesmelker’ of ‘Melken doe je in de wei, beleggen doe je op je boterham’. Ze is blij om bij deze mensen te staan. Zij kunnen met een vleugje humor de problematiek van de huizenmarkt weergeven. Dat heeft ze liever dan de bozige en schreeuwerige mensen vooraan bij het podium. Haar telefoon gaat af, het is Britte. “Yo, waar ben jij.”

Vanaf de linkerkant van het park ziet ze haar vriendin aankomen lopen. Al meer dan een jaar werken ze samen en sinds een aantal maanden spreken ze ook buiten werktijden af. “Holy shit, wat een mensen” zegt Britte. Anne geeft haar een knuffel “Ja, gaaf hè!”. Ze is blij dat haar vriendin hier ook is, in haar eentje had ze vandaag best eng gevonden. Ze pakt Britte bij d’r hand en samen lopen ze naar het midden van het terrein. Ze gaan achter het publiek staan dat steeds harder aan het scanderen is. “Deed jij dit net ook?” Britte kijkt Anne nieuwsgierig aan. “Nee, dit is niet echt mijn ding. Maar hoort bij de ervaring toch!”

Lang kunnen ze niet blijven staan. Het publiek is door de organisatie in beweging gezet. Iedereen moet zich verzamelen bij de ingang van het park. Anne voelt de spanning in haar lichaam stijgen, nu gaat het leukste gedeelte van de demonstratie beginnen. Terwijl ze met Britte richting de ingang loopt, wordt haar beweegruimte steeds smaller. De lichaamswarmte van anderen, verschillende kleuren van de kleding en grote kartonnen protestborden die het zicht versperren, ze vindt het maar niks. Het gevoel van vrijheid dat ze net had is weg en heeft plaats gemaakt voor angst. In de verte ziet ze een boom met daaromheen een verhoging. “Kom.” Ze pakt Britte bij de hand en trekt haar mee door de menigte heen. Ze duwt, met hier een verontschuldiging, een aantal betogers aan de kant. Ze moet naar de verhoging, daar is overzicht, daar voelt het vrij.

Met een flinke sprong staan de twee vriendinnen op de plek van bestemming. Het uitzicht creëert overzicht. Aan het begin van de mensenmassa staat iemand te schreeuwen door een megafoon, wat er gezegd wordt kan ze niet verstaan. Daarachter staat een houten huisje op wielen waarop plakkaten met de eisen van de demonstranten te lezen zijn. Het huisje wordt gevolgd door mensen die vlaggen dragen van werknemersorganisaties en politieke partijen. Terwijl Anne alles op zich laat inwerken wordt vanachter opeens geschreeuwd: “Hoe laat is het!” waarop een groep betogers “Solidariteit!” terugschreeuwen. De groep is in het zwartgekleed en van sommigen is het hoofd bedenkt met een zonnebril, mondkapje en capuchon.

De menigte komt in beweging, tijd om van de vrije en overzichtelijke verhoging af te springen. Terug de menigte in. Waar ze lopen weet Anne niet. De meeste betogers zijn langer en hebben daarbij ook een protestbord waardoor het gezichtsveld geblokkeerd wordt. Uit het niets wordt ze omringd door rook. Een van de betogers met zwarte kleren heeft een fakkel aangestoken. “Ik wil echt weg hier.”  Zegt Britte met een beangstigende blik. “Ja, laten we voor ze uitlopen” stelt Anne.

De mars bevindt zich inmiddels op de Posthumlaan. Dat weet Anne, omdat ze in de verte het vooraanzicht van De Zwaan ziet pronken. Hier wordt de weg breder en ze ziet haar kans schoon. Met een flinke pas loopt ze samen met Britte de groep voorbij. Ze kijkt haar vriendin met een lach aan en Britte lacht terug. “Wat een schijters zijn wij eigenlijk hé.” Anne lacht om haar vriendin, ze heeft een punt. Ze vertragen hun pas. Hier voelt het fijn. Kleine groepjes mensen met hun eigen muziek en hier en daar een spandoek. Hier voelt het niet bedrukt, het gezichtsveld is open. Nog een paar stappen en ze betreden de brug. “Daar gaan we!”

Van links en rechts komen politiebusjes aangereden, mensen rennen door elkaar heen, haar hart heeft nog nooit zo snel geklopt als nu. In de verte staat Britte beduusd te kijken. Ze springt over de verhoging die de autoweg en het fietspad onderscheidt en sprint naar haar vriendin. “Gaat het?” ze pakt Britte bij de handen, ze voelen klam aan. Ze kijkt haar vriendin indringend aan en vraagt nog een keer of het goed gaat. “Nee, ik wil weg hier An. What the Fack gebeurde er joh?” Haar vriendin ziet lijkbleek. “Geen idee, volgens mij gingen die idioten in zwarte kleren met elkaar op de vuist. Laten we naar de zijkant gaan.” Ze kijkt om zich heen en de enige weg uit deze chaos is via de trambaan. Ze trekt haar vriendin mee en springt op de verhoging waar het spoor ligt. Ze strekt haar handen uit naar Britte. Die wil haar handen grijpen, maar trekt ze snel terug. Ze kijkt angstig, haar blik gaat langs die van Anne. “Dames, dit is niet de bedoeling.”

Vier politieagenten kijken Anne aan. “Demostranten moeten op de weg blijven.” zegt een agent met een iets te kleine bril voor zijn grote hoofd. “Ze is niet lekker, kunnen jullie helpen alsjeblieft.” zegt Anne met een lichte tril in haar stem. Alle vier de agenten kijken elkaar met een lichte twijfel aan. Een van de agenten stapt naar voren en strekt zijn handen uit naar Britte. “Kom maar meisie.” Met een flinke ruk trekt hij haar omhoog. “Zo, klamme handjes.” Britte bedankt de agent met een klein lachje op haar mond.

Vanaf een bankje bekijken de twee vriendinnen naar de chaos op de Erasmusbrug. De georganiseerde mars is veranderd in een chaotisch spel tussen politie en betogers. Enkele demonstranten hebben de mars verlaten, anderen zijn omsingeld door de politie en een ander deel staat nog vast op brug. Het voelt als een slagspel uit de negentiende eeuw. Demonstranten rijden met het houtenhuis op wielen de brug op en proberen de omsingeling van de agenten te doorbreken. Ver komen ze niet, de politie slaat met wapenstokken terug en het huisje wordt vanachter aangevallen door de politie te paard. Hiervoor kwam ze echt niet. Ze wilde protesteren tegen het woonbeleid, niet om op de vuist gaan met de politie. “Ik heb het wel een beetje gezien eigenlijk, ik ga naar huis als je het niet erg vindt.” Anne staat op en kijkt haar vriendin aan. Britte heeft inmiddels wat meer kleur op haar gezicht. “Wil je dat ik met je meereis naar huis?” Britte staat op en geeft haar een knuffel. “Dat is niet nodig, ik laat je wel weten als ik thuis ben.” Met een kleine zwaai loopt Britte weg. Anne loopt richting haar fiets. Op dezelfde plek waar ze vandaag haar middag begon sluit ze de middag ook af. “Alsof het zo had moeten zijn.”

Over de auteur