Nog nooit geschaatst

Nog nooit geschaatst

Longread 

Een verhaal over mijn oma, Emmy Verhey. Een wonderkind dat door haar talent nooit heeft mogen schaatsen, tot nu…

De klanken van een viool zoekend naar heldere, vloeiende en rustgevende noten, hoor ik nog als de dag van gisteren. Op dinsdag na school gingen mijn broertje en ik naar oma Emmy, door ons liefkozend ‘Bem’ genoemd. We werden in de watten gelegd met Rivella uit Jip en Janneke glaasjes en een zogeheten Bemmelet. Een naar haar vernoemde versie van een omelet met aardappel, courgette en geraspte kaas. Zo kregen we zonder het echt door te hebben toch een flinke portie van de door ons bestempelde ‘vieze’ groenten binnen. We luisterden tijdens het eten naar een door haar voorgelezen verhaal. Uiteindelijk werd er verwacht dat we verzadigd van de Bemmelet inclusief uit de hand gelopen bergen geraspte kaas, gehuld in het te hoge koolzuurgehalte van de Rivella, ons eigen ding gingen doen. Wij vermaakten onszelf zodat mijn oma kon studeren. Voor ons een gewichtig maar compleet genormaliseerd begrip waarbij wij wisten dat we, als kleinkinderen, niet inbegrepen waren.

Violiste Emmy Verhey was 7 jaar oud toen haar vader besloot dat het moment voor haar was aangebroken een instrument aan te raken. Haar eerste ontmoeting met de viool was volgens haar vader, violist en tweede concertmeester van het Frysk Orkest een groot succes. Hij besloot haar onder zijn hoede te nemen en te ondersteunen bij het begin van haar carrière. Een carrière van een door de media benoemd ‘wonderkind’ tot een van ‘s werelds beroemdste violisten. Dit talent ging gepaard met een strak regime van jongs af aan. Veel ruimte voor viool en weinig tijd voor leuke dingen. Tijden van met vriendinnetjes buiten spelen werden schaarser en bij een opgroeiend kind horende activiteiten als fietsen, skeeleren en schaatsen waren niet meer voor haar weggelegd; te veel risico.

Een meisje van acht met dikke blonde lokken en een blik waar een bepaald verlangen van afdruipt staat aan de rand van de schaatsbaan, in Leeuwarden. Alleen. Op een zeldzame vrije middag na school heeft ze besloten vervuld van nieuwsgierigheid langs de schaatsbaan te lopen. Gewoon om even te kijken. Ze is onder de indruk van de hoeveelheid voorbij razende mensen die de ijzers onder hun voeten dusdanig beheersen dat ze in staat zijn zich er met volle vaart en souplesse op voort te bewegen. De schaatsers genieten van de vrijheid die voortkomt uit hun bereikte snelheid en het plezier dat ze met elkaar delen tijdens het uitoefenen van hun schaatskunsten. Het meisje van acht staat er nog steeds. Dagdromend verplaatst ze zichzelf in een van de schaatsers. Ze sluit haar ogen en voelt de snelheid van de denkbeeldige wind langs haar gezicht. Haar wangen kleuren blossen van de kou. Dan draait zich om naar huis, ze moet nog studeren.

Een aantal jaren terug liet mijn oma weleens vallen dat het haar heerlijk leek om te kunnen schaatsen. Snelheid maken met het onderliggende gevoel van stabiliteit, de kracht van je eigen beweging ervaren terwijl je over het ijs glijdt, begeleid door een koele wind in je haren. Voor haar was schaatsen altijd een bepaald verlangen dat ze vanaf jonge leeftijd al niet meer in haar hoofd haalde om daadwerkelijk in gang te zetten. Toen ze in 2015 met pensioen ging nam met haar vrije tijd ook haar nieuwsgierigheid naar risicovolle activiteiten toe, toch is het er nog nooit van gekomen.

“Dan zul je dus net zien dat ik m’n heup breek”, zegt mijn oma lachend en met sarcastische ondertoon aan de telefoon. Ik vroeg haar of ze het leuk zou vinden om dat verlangen naar een eerste ervaring op het ijs onder begeleiding van haar kleinkinderen waar te gaan maken. “Eerst kon het überhaupt niet omdat ik nog speelde maar toen dat geen reden meer was, dreef er een andere risicofactor boven. Uiteindelijk ben je oud en bang om iets te breken.” Ze denkt even na; “Leuk idee, ga maar regelen” zegt ze dan met enige onzekerheid in haar stem.

Emmy groeide op met twee broers in Leeuwarden. ‘Mijn zusje speelt viool en dat doet ze hartstikke goed, zo keek ik er vroeger naar’, vertelt broer Hans. ‘Ze was in die tijd een soort tieneridool. Toen ze op tv kwam was er eerst maar één zender, iedereen kende haar en vooral jonge meisjes waren idolaat. Ik heb er vroeger niet bij stilgestaan dat ze door haar talent niet kon schaatsen. Zelf had ik polio en daardoor waren dat soort activiteiten ook niet voor mij weggelegd. Met die polio was het een kwestie van handhaven, alleen zo kon ik er goed mee omgaan. Ik heb me er echt bij neergelegd. Wel vond ik het jammer dat ze redelijk vaak weg was. Mijn ouders gingen dan met haar mee en dat was niet altijd goed voor de band van het gezin. Door die afwezigheid van mijn ouders was ik op mezelf aangewezen. Af en toe zeggen Emmy en ik tegen elkaar; “We hebben onszelf gered, allebei los van elkaar, op een hele andere manier in een totaal andere wereld.”

Ik bekijk mijn winkelmandje op de website van de schaatsbaan. Drie tickets voor de baan en drie voor de schaatsverhuur. Op woensdag 18 november om ongeveer half drie s’middags zullen we op het ijs staan. Mijn broertje is enthousiast en gaat ook mee. In een appje laat ik weten dat de tickets geboekt zijn, we kunnen niet meer terug. Één uur voor vertrek app ik haar; ‘Ben je er klaar voor Bem?’ De afgelopen dagen hebben we niet veel contact meer gehad en ineens twijfel ik of ze onze wilde plannen nog wel ziet zitten. ‘Ja hoor’ appt ze terug.

Het whatsapp gesprek op woensdag 18 oktober.

“Ik denk dat het erger is als een vader dingen als schaatsen of een potje voetbal niet kan doen dan een moeder. Helemaal vroeger waren sportieve dingen meer iets voor vaders.” Vertelt dochter Mirjam. “We gingen ook gewoon meer alleen op pad. Ouders zijn tegenwoordig overal bij maar dat was toen niet zo. Wat betreft gevaren heb ik niet het idee dat ze vroeger voorzichtiger met ons is geweest dan andere ouders. Voor een kind is het zo dat je niet beter weet dan dat een ouder is wie die is. Ik wist bijvoorbeeld niet beter dan dat mijn moeder s’avonds bijna altijd weg was en dat wanneer wij gingen skiën zij ging langlaufen.”

Ik kijk naar hoe mijn oma zich met een stevige greep vastklampt aan het schaatsrek en haar voeten met de daaraan gebonden lompe blauwe plastic huurschaatsen over de drempel van de baan tilt. Ze staat. Met een vragende blik kijkt ze me aan en ik begin haar maar aanwijzingen te geven. ‘Schuiven, met beide benen en eerst hele kleine stapjes’. Ik weet even niet meer zo goed wat ik moet zeggen. Er is een bepaalde spanning bij me ontstaan vanaf het moment dat ze op het ijs staat. Mijn oma, onzeker wankelend op haar blauwe huurschaatsen oogt ineens heel fragiel. Wanneer ze haar eerste meters aflegt schaats ik vol spanning achter haar. Voor een paar seconden schiet er door mijn hoofd dat het ook echt fout zou kunnen gaan. Een flash forward naar mijn oma op het ijs met een gebroken heup schiet even door mijn hoofd. ‘Niet aan denken, komt goed’, spreek ik mezelf toe. Ik vervolg mijn schaats aanwijzingen terwijl ik nog stevig, een stuk van haar jas in mijn handen klem. Na vier rondjes transformeren de kleine houterige stapjes naar echte glijbewegingen en ontstaat er een lichte ontspanning in haar gezicht. Haar haren bewegen in de wind en haar hele houding is losser. Ook het schaatsrek is inmiddels minder krampachtig vastgeklampt in haar knokige vioolhanden. Langzaam verandert haar blik. Uiteindelijk observeert ze tijdens het vijfde rondje bewust de andere schaatsers om zich heen. Ze moet lachen. ‘Ik vind het nu echt leuk’ zegt ze met rode wangen en een tevreden lach. Ze heeft een lieve sprankeling in haar ogen en oogt minder fragiel. Ik lach terug en ik voel de spanning langzaam uit mijn lijf verdwijnen, het gaat goed.

Na rondje nummer zes word ik vriendelijk verzocht zelf ook écht even te gaan schaatsen, ‘ik red het wel even alleen’, hoor ik haar zelfverzekerd zeggen. Niks ten nadele van mijn oma, maar door haar tempo heb ik het stiekem best koud gekregen. Ik voel de wind in mijn haren en merk dat mijn lichaam weer warmer wordt. Toch lukt het me niet om haar ook maar een seconde uit het oog te verliezen en na mijn derde rondje sluit ik me weer vertrouwd bij haar aan. Na tien rondjes vindt ze het mooi geweest, ‘Ik ben bang dat ik anders fouten ga maken’. We maken samen nog een foto en stappen over de drempel van de ijsbaan op de rubberen anti-slip vloer. Haar schaatsrek laat ze los en het gladde ijs verruild ze voor de stevige ondergrond. Ze is weer stabiel en kijkt me stralend aan; ‘Morgen heb ik spierpijn, maar dit was onvergetelijk. Bedankt!’

Over de auteur