Tijdens het kijken van een politie programma met zijn dochter zet Kees opeens de serie op pauze. Dit gebeurt nadat een van de agenten in het programma het heeft over een trauma die hij heeft opgelopen. Het openhartige gesprek dat de agent heeft, doet wat met Kees. Op het moment dat zijn dochter de serie wil hervatten merkt Kees dat het hem toch niet lekker ligt. Zijn gedachten zijn ergens anders en hij vraagt zich af of hij dit aan zijn dochter wil vertellen. “Is er iets pap?”, ja er is iets. Ook die agenten zijn mensen, ook zij lopen met trauma’s. Ook ik heb een trauma denkt hij, althans hij denkt dat hij het denkt, maar hij zei het hardop. Zo vaak denkt hij niet aan het moment, maar af en toe komt het toch voorbij.
Jaren geleden, toen Kees nog geen kinderen had, werkte hij in een dierenspeciaalzaak. Op een ochtend moest Kees de winkel openen, en dat terwijl hij die avond ervoor de winkel nog had gesloten. Een optie had hij niet echt sinds zijn baas zijn eigen vader is. De wekker gaat om half zes in de ochtend en met enige tegenzin gaat Kees zijn bed uit. Eerst met zijn rechtervoet uit bed en dan zijn linker want dat doet hij elke ochtend dus waarom nu niet. Eerst douchen en dan werk kleding aan en op naar het ontbijt. Een doodnormaal wit broodje met kaas en een glas melk, dat was voor Kees het beste ontbijt om de dag mee te beginnen. Eten is op dus even zijn ontbijt opruimen. Hij kijkt uit zijn keukenraam en is blij dat hij straks lekker binnen zit, hij hoorde gisteren al op de radio, dat het gaat stormen vandaag.
Schoenen aan, dikke werk jas gepakt en hup naar het busje. Eenmaal in het busje doet hij de radio aan en hoort hij ‘The second waltz’ van André Rieu. De route naar werk kent hij uit zijn hoofd dus als hij nu vertrekt is hij er over ongeveer 15 minuten. Sleutel in het contactslot en gaan denkt hij. Op het moment dat hij weg wil rijden gaat het keihard regenen, heeft hij weer. Met de ruitenwissers aan rijdt Kees voorzichtig zijn route. Eerste straat links, daar de helling over en bij het stoplicht rechtdoor.
Het is nog zo vroeg dat de stoplichten nog niet aan staan, bij het kruispunt moet Kees wat alerter zijn dan normaal. De eerste straat links en dan nu de helling over. Op het moment dat hij de helling over gaat ziet hij het oranje knipperlicht al van de stoplichten. Met een kleine snelheid gaat hij de helling af, hij weet immers ook dat niet elke fietser bij dit kruispunt zijn lichten aan doet. Tijdens het wachten bij het kruispunt tikt Kees op het ritme mee van de radio. Dan gebeurt het opeens heel snel.
Er is een enorme klap te horen, een botsing, recht voor zijn ogen. Eén van de betrokken auto’s rolt uit naast het busje van Kees. Binnen 10 seconden gaat er van alles door zijn hoofd: wat moet ik doen? Wat heb ik gezien? Hoe moet ik nu reageren? Het zweet staat nog net niet op zijn voorhoofd en op dat moment gaat alles voor Kees op de automatische piloot. In de auto naast hem zit een man, duidelijk gewond. Kees denkt niet veel na en voordat hij meer na gaat denken duikt hij de auto in naar die man om hem te helpen. Zijn hart bonst en het adrenaline zit hoog. Hij pakt die man en zorgt ervoor dat zijn hoofd recht zit. Kees weet niet wat hem overkomt, in zijn handen een man die net een ongeluk heeft gehad en nu wachten op de hulpdiensten. Hij heeft de gewonde man nog geen twee minuten vast of er komt al medisch hulp. Volgens Kees was de man nog in leven, want hij bewoog en maakte nog geluid. De ambulance broeders bedanken hem voor het helpen en gaan door met het behandelen van de man. Ondertussen komt de politie de kant op van het busje van Kees. Wat heeft hij gezien, wat is er gebeurt? Lang de tijd heeft Kees niet want de dierenspeciaalzaak moet over ongeveer 15 minuten open. Hij laat zijn gegevens achter bij de politie om later zijn verhaal te doen, maar nu moet hij echt weg. Na het achterlaten van zijn gegevens gaat hij er snel van door om de winkel te openen. Nog hoog van de adrenaline komt hij aan bij de winkel. Omschakelen en proberen niet meer te denken aan wat er net is gebeurd. Gelukkig was er nog niemand in de winkel, wat niet heel gek was sinds hij de winkel moest openen. Als je Kees zou zien die dag zou je denken dat er niks geks in gebeurt die ochtend, er ging voor hem een soort knop om, hij staat op automatische piloot.
De dierenspeciaalzaak is een plek waar vaak vaste klanten komen. In de middag komt één van de vaste klanten binnen in de winkel. Kees is niets vermoedend het kattenvoer aan het bijvullen. De vaste klant die binnenkwam is normaal gesproken een vrolijke vrouw die altijd wel een praatje wilt maken met Kees, maar vandaag was de vrouw niet zo vrolijk. Hij komt de vrouw tegen en begint zoals altijd een praatje. Kees vraagt of er iets is haar. Het gaat inderdaad niet zo goed; de zwager van de vrouw is vanochtend overleden, hij had een auto-ongeluk. Kees schrikt, maar voordat hij conclusies wil trekken vraagt hij waar dit ongeluk is gebeurd.
Op het moment dat zij dat hem verteld, wordt alles wazig. De grond onder Kees lijkt te verdwijnen en hij voelt zijn knieën zwak worden. De man die hij vanochtend vast hield, is overleden. En dat weet hij nu zeker. De vrouw weet niet zo goed wat er aan de hand is met Kees. Hij vertelt haar over zijn ochtend, over het ongeluk en over de man die hij in zijn handen had. De man die is overleden, had hij in zijn armen. Voordat de klant weg gaat bedankt ze hem nog even, voor het gelijk te hulp schieten. Hij weet niet wat hij moet zeggen, de juiste woorden kan hij niet vinden. De klant is weg, maar zijn wereld staat nog even op zijn kop.
Hij beseft het nog steeds niet helemaal wat er is gebeurd. De man was al overleden, in de armen van Kees. De naschok was wat hij hoorde, en de bewegingen daarbij waren wat hij voelde. Hij dacht dat de man nog leefde, maar dat was niet het geval. Wat een doodnormale ochtend leek te worden voor Kees, eindigde in een hele rare droom. Een droom wat geen droom was, maar werkelijkheid. En nu? Nu gewoon weer door aan het werk, want de winkel gaat nog niet sluiten en het kattenvoer moet nog steeds bijgevuld worden.
“Pap? Hallo, aarde aan papa?” Zonder dat Kees het doorhad was hij weer helemaal terug bij het ongeluk. Hij zegt dat hij er weer is en dat zijn kind de serie weer door kan spelen. “Weet je zeker dat er niks is?” Hij stelt hen gerust en zet de serie weer aan. “Als jij het zegt!”
Als Kees er nu langs dat ene kruispunt rijdt, terwijl hij Olivia Rodrigo hoort op de radio, denkt hij nog vaak terug aan de vrouw in de winkel en de man in de auto.