Twintig dönerkegels
Illustratie: Pepijn van der Putten
Het is soms een ware worsteling, die roostertijden. Voor studenten, maar zeker ook voor docenten. Ik had dit jaar een eerstejaars klas voor wie elk tijdstip in de week problematisch was. Op maandag kwamen ze niet naar de les, omdat het vlak na het weekend was (‘Even bijkomen, mevrouw!). Op dinsdag ging het wel, maar niet om half negen ’s ochtends (‘veel te vroeg, ik moet een uur reizen en dus om zes uur op!’) en zeker niet na drie uur ’s middags (‘dan ben ik pas om zes uur thuis en ik moet ook nog werken hè? Die studie betaalt zich niet vanzelf!’). Dat gold ook voor woensdag. Donderdagochtend les tussen tien en twaalf, prima, maar na een uur moest het wel zo’n beetje klaar zijn (‘We gaan vanavond uit mevrouw! Voorbereiden, uweettoch?’) En dan was het weer vrijdag. Standaard een leeg lokaal in de ochtend, en meestal ook ’s middags. Want zo’n weekend, daar moet je tenslotte rustig in kunnen rollen.
Natuurlijk snap ik mijn studenten. Om zes uur opstaan ís niet leuk, en werk van medestudenten feedbacken met koppijn en een weeë maag, bepaald geen pretje. Maar is het ook niet wat een leven tot een studentenleven maakt? Ik zat twintig jaar geleden gewoon om negen uur in de collegebanken na een lange nacht ‘Diep in de Groef’. Met een (oké, twee) ibuprofen achter de kiezen en een sigaret vooraf ging dat prima. Voor een nachtje doorhalen, na een broodje döner bij wijze van ontbijt, draaide ik mijn hand ook niet om. Slapen kon ook ’s middags. Ik wilde mijn bul halen en het kwam niet in mijn hoofd op een college te missen.
Ik heb daarom weleens geschreeuwd, naar de vier keurige studenten die wél naar mijn les kwamen. Uit pure frustratie. Over hun klasgenoten die blijkbaar niks willen leren. Die geen journalist willen worden. Of daar ook maar iets voor willen doen. Arme kinderen. Wél in de klas om half negen en dan als dank een docent die totaal onterecht tegen ze tekeer gaat.
Want het is natuurlijk niet zo zwart-wit. Er zijn veel (goede) redenen waarom studenten tegenwoordig minder gemotiveerd lijken. De nasleep van corona lijkt me een belangrijke, of de immense keuze in studies waar student Max van den Bogaert onlangs al op wees in een column op deze site. En daarin schreef hij nog iets interessants: ‘Studenten zijn nog altijd even gemotiveerd voor hun studie. Mits ze, net als ik, op de juiste opleiding zitten.’
En daar schort het hem aan in jaar één, denk ik. Veel studenten weten nog helemaal niet of Journalistiek echt wel iets voor hen is, of struikelen over de wekelijkse deadlines in de hyperlocal. Dan elke dag braaf naar de les komen, op tijdstippen dat je liever slaapt, werkt of feest, wordt dan een opgave, dat snap ik best. Daar moet het gesprek over gaan, achter de schermen. En tot die tijd ben ik stiekem toch wel blij dat twintig dönerkegels op vrijdagochtend me bespaard blijven.
Neeltje Huirne
Elke week lees je hier een column van studenten, docenten en managers over het wel en wee op de School voor de Journalistiek en het vak waartoe wordt opgeleid.