‘Zet het maar in gang’. Aartje barst in tranen uit. Ze wist dat Jos deze woorden vroeg of laat zou uitspreken, maar toch schrikt ze. Tot nu toe was het abstract gebleven. Ze kijkt naar haar echtgenoot. Hij zit naast haar, op zijn vaste plek op hun donkerblauwe bank. Zijn hand speelt wat met de door de kat afgekrabte bekleding. Als ze de afgelopen maanden niet continu bij hem was geweest zou ze hem amper herkennen. De eens ietwat gezette man (Jos is een echte bourgondiër) is nu mager en zijn helderblauwe ogen staan triest. Opvallend genoeg is zijn gebruinde huid nog even mooi als altijd.
‘Ik had al weken geleden verwacht dat je het zou opgeven’, zegt dokter Vons die tegenover Jos in een grote stoel zit. Ze is ontzettend betrokken geweest de afgelopen maanden en komt regelmatig op bezoek. Ze buigt voorover en kijkt meelevend. ‘Maar je bent ook zò ziek’. En dat is hij. Enkele jaren daarvoor kreeg Jos voor het eerst de diagnose kanker. De behandeling was ontzettend zwaar en hij was zo dapper geweest. Dit werd beloond, maar niet voor lang. Inmiddels was de ziekte terug en was hij een verwijderd strottenhoofd en een hartinfarct verder. En toch had hij nooit geklaagd.
Het was pas enkele maanden geleden dat Jos aangaf niet meer behandeld te willen worden. Het was te zwaar. Hierop had de huisarts gezegd dat het dan een eindig verhaal zou zijn. Aartje was ontzettend geschrokken. ‘Bedoel je nu dat hij gaat overlijden?’ had ze geroepen. Hierop had de dokter enkel geknikt. Of ze toen had gehuild, wist Aartje niet meer. Ze herinnerde zich enkel nog de woorden van haar Jos: ‘Geen Eriba, hè?’ De opmerking was hartverscheurend geweest. Het was hun droom geweest zo’n caravan te kopen wanneer Jos met pensioen kon en daarmee rond te reizen. Hun dromen samen zouden niet meer uitkomen.
Aartje sluit de donkergroene voordeur en strijkt haar bruine pony uit haar gezicht. Ze zucht diep. ‘Hij is opgelucht, dat kon ik zien’, had dokter Vons tegen haar gezegd. Aartje hoopte maar dat dit klopte. Haar olijfgroene ogen glijden over de foto’s die aan de verder kale, witte muur hangen. Foto’s van het gezin op de kermis, foto’s van Jos die gelukkig de lens in kijkt.. Dit waren de laatste dagen die Aartje met Jos zou doorbrengen. Met haar Jos. De man waarmee ze samen was sinds 1984.
Ze kende hem al langere tijd van het uitgaan maar de vonk was definitief overgesprongen toen ze samen bij een jongerencentrum werkten. Maandenlang was Aartje heimelijk verliefd op de gebruinde man met lang donker haar en grote snor. Ze zag hem nog zo voor zich in zijn lange leren jas. Hij werd door sommigen IndianenJos genoemd. Een spannende verschijning die haar niet onberoerd liet. Ze had destijds nog een vriend en moest haar gevoelens onderdrukken. Pagina’s vol schreef ze in haar dagboek over haar verwarrende gevoelens. De spanning van verliefdheid gemixt met schuldgevoelens. Uiteindelijk was er geen houden meer aan. ‘Ga je mee de hond uitlaten?’, vroeg Jos op een avond uit. Ze stemde toe en gearmd liepen ze met dalmatiër Ronja onder de lantaarns. Die nacht hadden ze voor de kachel voor het eerst gekust. Het was romantisch en Aartje voelde zich meteen thuis bij Jos. Hoewel ze inmiddels vele jaren en drie dochters verder waren, hadden deze herinneringen nog steeds hetzelfde effect: vlinders in haar buik.
‘Hij is overleden’, fluistert Aartje terwijl ze Esthers slaapkamerdeur zachtjes open duwt. Ze loopt op haar jongste dochter af en omhelst haar. ‘Hij heeft nu eindelijk rust’. Samen huilen ze. Van verdriet en van opluchting. Jos is er niet meer. Na een langdurige diepe slaap was hij nu definitief weg. Tien dagen geleden kuste Aartje hem voor het laatst. ‘Ik heb het ontzettend fijn met je gehad’, had ze hem verteld voordat hij in slaap werd gebracht. Hij had instemmend geknikt en zijn hand op haar zij gelegd. Die grote, beschermende handen die zich zo vaak als warme kommen om de hare sloten. Wat zou ze die missen.
Vanochtend had Aartje hem gevonden met een glimlach op zijn gezicht. En dat terwijl hij al die tijd daarvoor zo gekweld had gekeken. Ze was niet religieus maar snapte opeens waarom mensen in de hemel geloofden. Het was alsof hij was opgewacht door zijn moeder en nu eindelijk rust had gevonden. Het was een prettig moment van kalmte geweest voordat alle familie en het uitvaartpersoneel op de stoep stond.
Inmiddels zit Aartje met haar dochters aan tafel om overlijdensadvertenties uit te zoeken. ‘Kijk, deze is vreselijk’, lacht Sarah terwijl ze het boek omhoog houdt. Haar netjes gelakte nagel wijst naar een plaatje met wild krullende letters en een foto van een zonnebloem op de achtergrond. Isa en Esther schateren het uit. ‘Wie kiest nou zoiets?!’
Aartjes blik valt op de begrafenisondernemer. Hij lijkt wat ongemakkelijk met dit vertoon van vermaak. Enkele meters achter hem ligt ten slotte een overleden man in de kamer. Aartje grinnikt. Het is typerend voor hun gezin. Enkele dagen geleden hadden ze allemaal samen een TV-programma gekeken waarin mensen naakt met elkaar op date gingen. Jos lag op dat moment naast hen in bed, in slaap. Ze hadden gehuild van het lachen om het idee dat mensen langs zouden lopen en het tafereel door het raam zouden aanschouwen. Het was heerlijk om soms te lachen, al was het maar even. ‘Beseffen jullie wel’, zegt Aartje terwijl ze naar haar dochters kijkt, ‘Dat er nu een dode in onze kamer ligt en wij hier gewoon thee zitten te drinken?’ Opnieuw barsten de vier vrouwen in lachen uit. Het is een nodige ontlading na maanden van ellende.
Inmiddels is het vijf geleden dat Jos werd begraven. Aartje zit met haar dochters aan tafel door een fotoalbum te bladeren. Rode kater Thomas ligt spinnend in Isa’s armen. ‘Van wanneer zijn deze foto’s?’, vraagt Sarah terwijl ze een stuk speculaas uit een trommel vist. ‘Van toen we net samen waren. Wat was je vader een wilde verschijning, hè?’
Zwijmelend strijkt Aartje met een vinger over de zwartwitte foto. Het deed haar denken aan het moment toen ze net een relatie met Jos had. Ze zaten samen in de auto en reden door Enschede. Ze had opzij gekeken en de nieuwe man in haar leven bestudeerd. Hij had golvend donker haar, was prachtig gebruind en droeg een mooi leren jack. En hij was zò lief! Ze had zich op dat moment gerealiseerd dat ze nu alles had wat ze ooit wilde. Het was een gevoel van intens geluk. En nu was hij er niet meer.
Ze waren zoveel jaren samen geweest dat ze het als een enorme leegte ervoer dat Jos er niet meer was. ‘Ik mis hem’. Aartjes ogen vullen zich met tranen terwijl haar vingers het fotoalbum steviger vastgrijpen. ‘Ik mis hem elke dag meer. Het is zo lang geleden dat ik hem zag, hem aanraakte, dat ik zijn stem hoorde. Er is steeds meer leven dat ik zonder hem heb geleefd, waarover ik hem wil vertellen’. Haar dochters zwijgen. Zij kennen allen het lege gevoel dat achterblijft als een geliefde overlijdt.
Aartje was dankbaar dat ze hen had om dit mee te delen. Waar anderen vaak schenen te denken dat een verlies je sterker maakt of het na verloop van tijd over is, wisten zij hoe het werkelijk voelt. Ze voelde zich niet sterker. Ze voelde zich als een persoon met bagage, dat je elk moment uit balans kan brengen. Het kan zich altijd openbaren en bij elk moeilijk moment gaat ook dit doosje verdriet weer open. Ze verlangde naar die veilige haven waar ze elke dag naar terugkeerde aan het eind van de dag. De rust die Jos haar en het gezin bracht. Het gevoel van naar huis gaan na een lange winterdag en je warme sokken aantrekken of een gezellige film aan zetten. Het gevoel dat het klaar is voor vandaag, het is goed. Nu voelde ze zich als een schip dat maar doorvaart maar de thuishaven niet kan vinden.
Hoewel Aartje haar leven weer goed had opgepakt en opnieuw had ingericht, zou het nooit meer hetzelfde zijn. Een stukje van haar was voorgoed weg. Ze zou er het beste van maken, maar het was allemaal een stuk minder leuk. Gedwongen moest ze verder in een leven waar ze niet voor had gekozen. Een leven zonder Jos.