De kunst van racisme

De kunst van racisme

“Het kolonialisme, wat is het ook alweer?”, waren mijn gedachten bij het lezen van het NRC. Na verder scrollen zag ik een foto van halfnaakte zwarte man en schoot het antwoord mij te binnen. De donkere pagina’s van de wereldgeschiedenis, maar de details zijn mij vergaan. De slavernij kwam langzaam, maar constant, terug in mijn hoofd. Jezelf beter zien dan een ander mens, diegene te dehumaniseren en daarna zo te mishandelen, dat kan ik persoonlijk niet snel voorstellen. Ligt het aan de tijd of aan mijn persoonlijke ervaringen dat ik mezelf niet kan verplaatsen in de geschiedenis.

Met de tentoonstelling van de Duitse expressionistische kunstenaars Kirchner en Nolde wil ik mijzelf aan het denken zetten. De tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam is anders dan de tentoonstellingen waar ik eerder ben geweest. Ik loop niet langs een paar vergeetachtige kunstwerken waar een paar rijkelui miljoenen voor zouden betalen, maar langs een tentoonstelling dat een kritische blik werpt op het beeld van diverse volkeren die in die tijd werden geprotesteerd. Zónder die vergeetachtige kunstwerken na.

De vrijdagmiddag was grauw met enorm veel regen. Ik heb een gekleurde vrouw uitgenodigd om mee te gaan naar het museum om haar observaties te beschrijven. Eenmaal aangekomen, kreeg ik het appje dat ze wat later zou zijn, waarna ze later te nerveus was om mee te gaan en onze afspraak heeft geannuleerd.

Na een korte brainstorm besluit ik om mijn eigen observaties te gebruiken en met verschillende bezoekers te praten. Eenmaal binnen, viel er niet veel meer te zien dan het zwartwitte pallet van de ingang hal voor de tentoonstelling, met daarop heel groot de namen Kirchner en Nolde en de titel van de tentoonstelling Expressionisme Kolonialisme. Ik begin te twijfelen of het niet meer is alleen een kunstvertoning van deze twee heren.

Ik wil een kijkje nemen naar vroeger. Hoe blanken mensen kijken naar mensen met een andere kleur of uiterlijk, maar dat is niet alleen een probleem van vroeger. Ook nu is er nog steeds een verschil tussen rassen. Ik ben geboren en getogen in Nederland, maar ik ben ook Turks.

Al snel zie ik een schermpje met een zwarte man erop. De man op het scherm – Wayne Modest, inhoudelijk directeur bij het Nationaal Museum van Wereldculturen – vertelt in het Engels waarom de tentoonstelling zo belangrijk is: “Om de tijd waarin wij leven beter te begrijpen, moeten wij meer leren uit de geschiedenis. Met de tentoonstelling willen wij de bezoekers meer leren over de geschiedenis uit die tijd, maar ook laten zien dat de geschiedenis voortleeft in het heden. Dat de hiërarchische relaties en de raciale relaties die de ontmoeting tussen de twee kunstenaars en de mensen in Oceanië karakteriseren, doorgaan in de wereld waar we vandaag in leven.”

De moderne wereld is volgens mij nog steeds niet zo modern als de meeste mensen denken. Ik solliciteerde op de middelbare school samen met een vriend naar een baan bij een supermarkt. Mijn vriend vroeg mij of ik mijn motivatiebrief met hem wilde delen, want hij had er nog nooit een gemaakt. Hij stuurde uiteindelijk bijna dezelfde brief als ik, maar alleen hij werd uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Na vele andere sollicitaties word ik bij twee andere supermarkten uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.

In mijn geboortestad Almelo ben ik in bijna in elke supermarkt geweest met mijn vader. Ik merkte toen dat waar ik wél werd uitgenodigd, ook jongeren met een diverse achtergrond werkten, terwijl bij de rest vrijwel alleen de witte Nederlanders rondliepen. Ik leerde toen dat de wereld anders is voor mij. Ik wist het al van mijn vader, maar op vijftienjarige leeftijd werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt. Hij zet vaak alleen een voorletter, in plaats van voornaam op zijn. Ik weiger dat te doen.

Het verhaal van Wayne ging een beetje langs mij heen Ik heb heel lang geen aandacht besteed aan de kunstwereld, maar wel aan racisme en discriminatie. Net als mijn ouders, ik en vele andere miljoenen mensen op de wereld. Op de muur staat een stuk tekst: “Deze tentoonstelling biedt een kritische blik op het werk van twee bekende protagonisten van het Duits expressionisme. Door het werk van Krichner en Nolde in maatschappelijke context van het kolonialisme te plaatsen en kritische vragen te stellen, wil het museum bijdragen aan inhoudelijke verdieping.”

Het is me nu een stuk duidelijker: met een dosis interesse en kennis loop ik verder, om de kunstwerken te bekijken. Wat mij gelijk opvalt, is een tekening van twee naakte zwarte figuren. Het moeten volgens mij humanoïden voorstellen, maar ik zie het niet zo snel. De geslachtskenmerken laten zien dat het om een man en een vrouw zou gaan, maar de gezichten en figuren van de “mensen” lijken zover van de werkelijkheid dat het nauwelijks mens te noemen is: een groot hoofd met een prismavormige mond en jukbeenderen. De mond van de man zit vol met misplaatste tanden. De vrouw lijkt daarentegen meer op een robot dan een mens. Haar puntige borsten lijken op de punt van de Big Ben met haar hoofd uitgebeeld als een rechthoek met een uitstekende kin.

Ook zijn er foto’s uit die tijd in het museum te zien. De foto’s laten zwarte mensen, en witte mensen met een zwart geschminkt gezicht zien, ook wel bekend als black face. De geporteerde mensen zijn geen normale foto’s. Het waren portretten van artiesten, maar het ging niet om hun kunst, maar om hun uiterlijk. De kleur en verschillen met het “arsische” ras was belangrijk bij de voorstellingen en niet als ze mooi kunnen dansen. Afro-Amerikanen traden ook op, maar dan als Zwarte Afrikanen en mensen uit Kameroen traden op als Marokkanen.

De fantasieën van de Duitse kunstenaar Nolde bracht hij voort in zijn werken ‘Noldes Danseressen’. Hierbij zie je twee topless zwarte vrouwen dansen en twee kinderen die aan het spelen zijn op het schoolplein. De korte rokken die weg sluieren en bijna het vaginale gedeelte van de vrouwen laten zien, zal wel komen door de excentrieke dansbewegingen. De lithografie is geïnspireerd op moderne dansvoorstellingen. Mary Wigman, waar Nolde in 1911 mee bevriend raakte, danst blootvoets met losse kleding, maar niet topless of naakt. Dat zou een fantasie-element zijn van Noldes’ kunst om het exotisch te laten lijken.

“Hoe word ik gezien in het journalistieke werkveld?”, Begin ik mijzelf af te vragen. Wordt er gekeken naar mijn CV en ervaringen, of toch vooral naar mijn naam? Dat is immers het eerste dat je ziet en het eerste dat je intikt bij het versturen van een e-mail.

Ik weet het niet. Ik heb nog nooit iemand aangenomen, maar ik merk dat het verschilt in wat ik doe. Voor bijbaantjes was het enorm lastig om überhaupt uitgenodigd te worden voor een gesprek. Voor mijn vader is het vinden van een baan ook enorm moeilijk met zijn achtergrond. Ik heb nu ik in het journalistiek werkveld een stuk meer succes bij het vinden van werkgevers. Ik ben in een week vaker uitgenodigd voor sollicitatiegesprekken, dan ik in drie jaar bij supermarkten.

Na het wandelen langs de werken van Noldes en Krischner en verschillende roofkunst, ga ik zitten op een bankje voor een muur vol met afbeeldingen. Ik heb er geen oog voor. Tijdens een korte blik op de muur zie ik een Ikealogo, ik verwonder me over het feit dit bedrijf voor een nieuwe tafel kan adverteren na een tentoonstelling over kolonialisme. Op het bankje zit een man van rond de zestig die bruin was naast mij.

Ik vraag hem wat hij van de voorstelling vond en hij antwoorde: “Did you see the wall?” Ik antwoorde dat ik dacht dat het een addwall is en dus niet zo interessant. En voordat hij een gesprek met mij wou aangaan moet ik twee minuten naar de muur kijken. Twee minuten stilte van ons, maar in mijn hoofd niet.

Tot mijn verbazing was het niet zomaar een muur met losse advertenties. Het was een protest muur vol met foto’s met tekst over de moderne problemen. De foto waarbij het Ikealogo stond verkocht geen nieuwe tafel of boekenkast, het was totaal wat anders. Het was de binnenkant van een plastic tent met een slaapzak en een plas water. De ironische grafische beelden lieten de prijzen zien zoals de Ikea magazine dat normaal doet.

“Jij hebt dit nu gezien en denkt ook hoe heb ik dit gemist. Je ziet constant mensen hier voorbijlopen die niet eens om kijken na de indrukwekkende werken omdat zij niet verder kijken.” Ik vraagde aan hem als de kunst Nolde en Krischners hier een voorbeeld van is: “Het is niet aan de kunstenaars om de wereld te veranderen. Het ligt aan de tijd, De hele wereld veranderd constant. Twintig jaar geleden was het oké om een zwarte man een neger te noemen, maar nu kan dat niet meer.”

Ik denk terug aan mijn jeugd. Waar zwarte humor de beste humor was. Racistische sleuren, homofobie en nog meer moesten we allemaal om lachen. Ik ben er inmiddels uitgegroeid, op wat Turkse zelfspot na. Laatst stond ik in een klas vol met twaalf en dertienjarige vmbo-leerlingen lessen te geven over mediawijsheid. Op de laatste dag gaat het over hatespeach. In de video vertellen mensen dat ze voor bosaap en kanker pinda zijn uitgescholden. Het was doodstil behalve in een hoekje achterin waar een jonge na elke opmerking moest lachen. Ik voelde frustratie en irritatie in mij opkomen. Ik zie de grap er niet van in. Voor het eind van de video denk ik terug aan mijn eigen jeugd en wat voor groei ik heb ontstaan. In plaats van een grap ervan te maken sta ik stevig in mijn schoenen en vertel de klas over hatespeach.

Ik kijk terug naar de tijden waarvan veel mensen ze eigenlijk vergeten of willen vergeten. De tijden dat wit superieur zou zijn dan de rest. De situaties die ik en mensen om mij heen hebben ervaren en de problematiek in het verleden en het nu. De jeugd die er nog niet mee in aanmerking komt heeft geluk denk ik, maar dat is niet waar. Bij een spel waar de jongeren over de lijn moeten stappen is er een vraag als ze ooit zijn gediscrimineerd. Helaas stappen er een stuk meer over de lijn dat men zou willen. Het is dan ook erg fijn dat de leerlingen zien dat zij niet alleen staan. Na elke, vermoeiende, lesweek kijk ik vol trots terug naar wat ik heb gedaan met de hoop dat ze er meer aan hebben dan scheikunde.

Over de auteur