Poppodium Paradox: Grote stad Den Haag bijzonder slecht vertegenwoordigd door poppodia

Poppodium Paradox: Grote stad Den Haag bijzonder slecht vertegenwoordigd door poppodia

De Ziggo Dome tijdens een concert van Pearl Jam.

In de schijnwerpers van de Nederlandse muziekscene staan meestal de grote concertzalen, zoals de Ziggo Dome en AFAS Live. Deze muziekhallen ontvangen vaak de grote namen, maar zijn voor de minder bekende artiesten veel te groot. Die kleinere artiesten kunnen zich melden bij Doornroosje, Melkweg of Hedon, maar daar houdt het wat betreft bekende poppodia wel op.

Het deed een vraag oprijzen: in welke Nederlandse steden kun je een poppodium vinden. Dat Amsterdam en Rotterdam in het lijstje staan zal niemand verbazen, maar Den Haag, de derde stad van Nederland, heeft met ruim een half miljoen inwoners slechts één poppodium binnen de stadsgrenzen. Tijd voor onderzoek.

Van de drie grootste steden van elke Nederlandse provincie zijn twee getallen uitgezocht: het inwonersaantal en het aantal plaatsen in de poppodia. Voor het laatstgenoemde cijfer worden alle poppodia in één stad bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt het aantal beschikbare stoelen per honderd inwoners berekend. Stadions worden niet meegerekend.

De tekst gaat verder onder de grafiek.

Wat misschien wel verrassend is, is dat Groningen de lijst aanvoert en Amsterdam daarmee achter zich laat. Sterker nog, Amsterdam staat derde in de lijst, achter Rotterdam. Koploper Groningen is de enige stad die meer dan vier stoeltjes kan bieden per honderd inwoners. Ook het Groningse Hoogezand verrast, met meer dan twee beschikbare stoeltjes. Verrassend, omdat het nog geen 22.000 inwoners heeft.

Toch moet de grootste verrassing nog komen, verder onderaan de lijst. Den Haag, de op twee na grootste stad van Nederland, kan slechts 0,20 stoelen bieden per honderd inwoners. Het enige échte poppodium in de stad is ’t Paard, dat elfhonderd toeschouwers plaats kan bieden.

“Om wereldwijd bekende artiesten een plek te geven in Den Haag, heeft de gemeente geen poppodium nodig”

Waarom dat zo is, vroegen we aan cultureel journalist Rob Vlastuin van Omroep West. ‘Er is gewoon geen ruimte om een groot poppodium neer te zetten in Den Haag. Daarnaast is de Ziggo Dome goed bereikbaar vanaf het centraal station, dus is het ook niet per se nodig.’

‘Grote concerten en festivals worden in Den Haag op het Malieveld georganiseerd’, vervolgt Vlastuin. ‘Om wereldwijd bekende artiesten een plek te geven in Den Haag, hoeft de gemeente dus geen poppodium neer te zetten.’ Het probleem zit hem vooral in het kansen bieden aan kleinere artiesten. ‘Die kunnen eigenlijk alleen naar Paard, of kleinere cafés en kroegjes in de stad.’

Volgens Vlastuin zullen gemeenten altijd als eerst bezuinigen op de cultuursector. ‘De verwachting is dat poppodia hun eigen inkomsten kunnen verwerven, met als gevolg dat de gemeentes de waarde van poppodia niet inzien. Als de inkomsten tegenvallen, wordt er al snel gezegd dat het bier dan maar wat duurder wordt. Maar de kaartjes worden dat ook al.’

Toch is de journalist ervan overtuigd dat Den Haag nog altijd goed vertegenwoordigd is bij de internationale artiesten. ‘Denk bijvoorbeeld aan Muse, dat hier afgelopen jaar nog op het Malieveld stond. En in het verleden zijn er ook zo veel artiesten geweest, zo hebbend de Rolling Stones ooit een legendarisch concert gegeven in de regen.’ Den Haag wordt dus gered door het Malieveld.

Verantwoording: Het aantal inwoners per stad is overgenomen uit de meest recente update van het CBS en is in de dataset afgerond naar duizendtallen. De capaciteit van de poppodia is afkomstig van de eigen websites. In het geval dat een poppodium meerdere zalen heeft, wordt uitgegaan van de grootste zaal en de bijbehorende capaciteit. Zoals in het artikel is benoemd, zijn stadions niet meegenomen in de cijfers. Alleen de poppodia die op de website van MOJO te vinden zijn, zijn meegenomen in dit onderzoek.

Over de auteur

Gert Barnhoorn

Gert Barnhoorn is een 21-jarige freelance-journalist uit Katwijk aan Zee. Voor Omroep West is hij actief als voetbalcommentator en voor het Leidsch Dagblad schrijft hij regelmatig wedstrijdverslagen.