Schuilen met blonde krullen, het verhaal van een kleine onderduikster

Schuilen met blonde krullen, het verhaal van een kleine onderduikster

afbeelding is gemaakt met behulp van kunstmatige intelligentie

Het is het jaar 1940 en de schaduw van de oorlog daalt steeds meer over Europa neer. De jonge ouders Louis en Charlotte Kat staan voor een lastige keuze. “Het is hier in Antwerpen niet meer veilig voor ons, joden,” zegt Louis tegen zijn bijna 8 maanden zwangere vrouw. “We moeten naar het zuiden of iets, in ieder geval zo ver mogelijk hier vandaan.”

De dreiging van de oorlog neemt toe wanneer het gezin met hun pas 1 jaar oude dochter Iréne richting Portugal vertrekt. Louis werkt, net als veel andere joodse mannen op de diamantbeurs in Antwerpen, maar ziet geen enkele andere mogelijkheid dan de Belgische diamantstad te verlaten. Het wordt het gezin niet makkelijk gemaakt wanneer Charlotte onverwachts moet bevallen van een jongetje. Met nu 2 jonge kinderen moet het gezin het roer omgooien en besluiten terug te gaan naar Nederland, naar de ouders van Charlotte in Den Haag.

In 1942, als de Duitsers al 2 jaar Nederland in bezit hebben, komt het nieuws dat alle joden naar Amsterdam moeten verhuizen. Eerder in 1941 werd de maatregel ingevoerd dat alle joden zich ook moesten laten registreren; er is nu echt geen ontkomen meer aan. Dus vertrekt de hele familie Kat richting de hoofdstad.

De verhuizing valt zwaar op het jonge gezin. Nu Louis zijn baan op de diamantbeurs al een tijdje kwijt is, komt het gezin maar moeilijk rond. Zijn laatste geld stopt hij in het kopen van een fotocamera. Met zijn nieuwe aankoop verdient hij zijn geld met het maken van portretten op de Dam. Maar dan krijgt hij via-via te horen dat als hij zich meldt op de toenmalige Euterpestraat en hij daar de Duitsers betaalt met wat diamanten, hij een uitweg naar het buitenland zou krijgen.

Hij bespreekt dit thuis met Charlotte. “Misschien kunnen we hier dan eindelijk weg! Ik moet het wel proberen, voor ons, voor de kinderen.” Wat hij niet weet, is dat dit de laatste keer is dat hij zijn vrouw en kinderen ooit zou zien. Op de Euterpestraat wordt hij opgepakt en direct weggevoerd naar Westerbork, om later te worden vermoord in Auschwitz.

Iréne is pas 3 jaar oud wanneer haar vader verdwijnt en heeft dan ook geen tot weinig herinneringen aan haar vader. Ze mag van haar moeder niet meer buitenspelen, dat zou te gevaarlijk zijn. Er heerst namelijk een enorme angst voor een beruchte razzia, waarbij complete joodse straten worden leeggehaald en talloze joden worden opgepakt.

Charlotte vreest voor zichzelf en haar kinderen en neemt een moedig besluit; ze moeten onderduiken. Via het verzet worden er onderduikadressen geregeld en moet Iréne mee met een vrouw die ze nog nooit eerder heeft gezien. Charlotte vlucht zelf met haar zoontje naar een ander adres.

Maar als Iréne met de vrouw van het verzet over straat loopt onderweg naar het onderduikadres, gebeurt er waar Charlotte al die tijd al bang voor was. Ze belanden midden in een razzia en worden gearresteerd en naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Iréne snapt niets van wat er gebeurt en nadat de vrouw hard begint te huilen, begint ze zelf ook.

Voor veel Joden is de Hollandse Schouwburg een plek van angst, verdriet en onzekerheid. Families worden er gescheiden, mensen worden gedwongen om in vaak erbarmelijke omstandigheden te verblijven voordat ze worden gedeporteerd. De dreiging van deportatie hangt constant in de lucht, en velen zijn zich maar al te bewust van de grimmige realiteit van wat hen te wachten staat. Iréne daarentegen heeft nog steeds geen enkel idee wat haar te wachten staat en snapt niet veel van de situatie. Ze zit daar als 3-jarig meisje zonder familie of iemand die ze kent.

Aan de overkant van de schouwburg zit een kinderopvang waar de joodse kinderen verblijven. Iréne speelt daar met de kinderen wanneer er plotseling een politieagent naar haar toe komt. “Kom je even met mij mee?” vraagt de agent. “Gaan we even een plasje doen en even buiten een rondje lopen!”

Eenmaal buiten begint de agent ineens heel snel te lopen; er nadert een tram. Tussen de kinderopvang en de schouwburg loopt een trambaan. Deze trambaan zorgt ervoor dat als er een tram langsrijdt, het zicht voor de Duitsers vanaf de schouwburg wordt belemmerd. Iréne en de agent rennen snel met de tram mee, buiten het bereik van de Duitsers. Ze lopen een groot aantal straten verder, waar twee jonge gasten op hen staan te wachten. Het zullen studenten van een jaar of twintig zijn geweest.

“Kom je met ons mee?” vraagt één van de twee jongens. “We brengen je naar een mevrouw toe en die heeft een hele mooie pop voor jou!” De jongens hoeven niet veel meer te zeggen, want die pop die ze zou krijgen, is een reden genoeg om met de onbekende jongens mee te gaan.

In een soort vrachtwagen rijden de studenten met de kleine Iréne richting Haarlem. Het is ondertussen al donker geworden en het is al 8 uur geweest, wat betekent dat er niemand meer op straat mag zijn. Samen met de twee jongens loopt Iréne muisstil over de pikdonkere Schermerstraat waarbij de jongens maar moeite hebben met het vinden van het juiste adres. “Nummer 30 rood moet het zijn,” zegt de ene jongen tegen de ander terwijl hij met een lucifer langs de huisnummers gaat.

Op Schermerstraat 30 rood wonen Helena Bumans en Jan Dekker, een oud ongetrouwd stel. Zelf hebben ze geen kinderen, maar de wens is er wel. Ze zijn dan ook erg blij met de komst van Iréne. Als er door de buren wordt gevraagd naar de komst van Iréne, vertelt Helena dat het kind van haar zus is, die op het moment met longontsteking in het sanatorium ligt.

Iréne heeft van zichzelf altijd mooi zwart krullend haar, maar toen ze in Haarlem kwam kon dat niet meer. Haar haar werd blond geverfd, net zoals haar wenkbrauwen en haar wimpers. Dit deed verschrikkelijk pijn, mede omdat de producten die ervoor werden gebruikt uit die tijd nog niet zo ver ontwikkeld waren als die van nu. Hierdoor kreeg Iréne verschrikkelijk pijnlijke zweren onder haar ogen en in haar gezicht.

Het enige voordeel wat het verven van haar haar wel had, is dat ze weer voor het eerst in tijden rustig buiten kon spelen. Helena en Jan deden alsnog wel heel voorzichtig hiermee en gaven aan Iréne een mutsje die ze op moest doen met het buitenspelen. Het mutsje zorgde er namelijk voor dat de uitgroei van de verf bij de scheiding van haar haar niet te zien was.

Als er een razzia was in Haarlem werd de ondertussen 4 jaar oude Iréne naar een ander onderduikadres gebracht. Ze moest dan het kleine beetje speelgoed wat ze had verstoppen in grote bak met kolen, zodat de Duitsers het niet zouden vinden. Ze werd dan na 8 uur ‘s avonds, tijdens de avondklok ergens anders naartoe gebracht, waar ze soms wel een week moest zitten voordat ze terug kon naar de Schermerstraat.

Iréne vindt het heel fijn bij Helena en Jan en vraagt dan ook na een jaar aan Helena: “Mag ik u mama noemen?”. De herinneringen van haar broertje en eigen moeder zijn door haar jonge leeftijd grotendeels vervaagd. Ze ziet Jan en Helena nu als haar eigen ouders.

Ondertussen zit Charlotte samen met haar zoontje ook nog steeds ondergedoken, ook in Haarlem. Als in februari 1945 het kleine jongetje in de tuin aan het spelen is, wordt hij gezien door de buren. Die hebben de jonge joodse moeder en haar zoontje hoogstwaarschijnlijk verraden. Ze worden opgepakt en naar het Oranje Hotel in Scheveningen gebracht.

Gelukkig komt de bevrijding van Europa steeds dichterbij en vertrekken er geen treinen meer vanuit Nederland naar de vernietigingskampen. Echter is de situatie in het Oranje Hotel niet veel beter. Charlotte is het slachtoffer van onmenselijke ondervragingen, waarbij ze verschrikkelijk mishandeld wordt. De Duitsers willen nog steeds weten waar Iréne is. Alleen heeft Charlotte zelf ook geen idee waar haar dochter is, niet eens of ze nog wel in leven is.

Op 4 mei 1945 wordt Charlotte, samen met haar zoontje vrijgelaten uit het Oranje Hotel, op 5 mei is Nederland officieel bevrijd van de Duitse bezetting. Ze keert terug naar Den Haag op zoek naar overlevende familieleden. Charlotte heette van zichzelf Huisman, maar zowel van de familie Huisman, als de familie Kat is niemand meer teruggevonden.

2 families, meer dan honderd familieleden, allemaal vermoord.

Iréne is in de woonkamer aan het spelen als Helena voorzichtig naar haar toe komt. “Iréne luister eens, vandaag komt je echte moeder je ophalen”. Later die dag staat Charlotte huilend in de deuropening, ze had haar eigen dochter weer teruggevonden. Voor de 6-jarige Iréne is het maar gek, “wat is dit nu weer voor rare vrouw” denkt ze.
Het kleine gezin keert in 1946 weer terug in Amsterdam. De pijn en het verdriet hebben Charlotte kil gemaakt en de band met Iréne is er niet beter op geworden. Ze laat geen woord kwijt over de oorlog tot aan haar laatste jaren. De oorlog heeft voor de rest van haar leven een enorm mentaal litteken achtergelaten.

Iréne logeert elke schoolvakantie bij Helena en Jan in Haarlem, maar nu zonder alle onzekerheid. De buren zullen wel raar hebben gekeken toen ze haar zonder mutsje met een bos zwarte krullen op straat zagen spelen.

Over de auteur

Jens Meester

Hoi, leuk dat je even mijn bio checkt! Mijn naam is Jens Meester, ik ben achttien jaar jong en kom uit het o zo mooie Hoorn. Ik speel basketbal en doe dit in de landelijke u22 competitie. In mijn vrije tijd ben ik vooral veel bezig met muziek en speel ook verschillende instrumenten. In mijn stukken hoop ik altijd het meest interessante nieuws naar voren te brengen en doe dit voornamelijk in de omgeving van Hoorn maar ook zeker over andere steden in de buurt!